Het ontwikkelen van „een goede muzikale smaak” bij jongeren in de reformatorische achterban. Dat ziet Geraldine van Gelder, muziekdocente op de Goudse Driestarpabo, als haar uitdaging. „Ik zie mijn pabostudenten groeien. Als ze de eerste keer iets van Bach moeten zingen, zeggen sommigen: Hallo, dat is mijn muziek helemaal niet. Maar na verloop van tijd gaan ze de muziek waarderen. Sterker nog: ze komen op den duur zelf met klassieke stukken aandragen. Mogen we dit zingen op het schoolkoor?”
Het aantal lesuren muziek op de pabo is niet meer wat het geweest is, erkent Van Gelder. „De overheid eist dat er meer lessen taal en rekenen worden gegeven. Daarom is het aantal uren bij andere vakken verminderd. Ook bij muziek. Onze pabo’ers krijgen het eerste jaar veertien lessen, het tweede jaar tien. Daarin moeten we aandacht besteden aan persoonlijke muzikale vaardigheden en de didactiek van het vak. Maar ik klaag niet over het aantal uren, want op andere pabo’s zijn het er soms nog minder. Die hebben soms niet eens een muzieklokaal meer.”
In pabo 3 en 4 wordt muziek een keuzevak. Van Gelder: „De studenten krijgen de kans hun eigen vaardigheden op een hoger niveau te brengen, ze volgen een module muziekdidactiek en ze kunnen kiezen uit een module muziekgeschiedenis, koorzang of dirigeertechniek.”
In de eerste twee jaar van de pabo is deelname aan het schoolkoor verplicht. Van Gelder benadrukt de educatieve waarde ervan. „De studenten maken kennis met de breedte van de klassieke koormuziek, van Bach tot John Rutter, van Goudimel tot Daan Manneke. Het koor werkt mee aan vieringen van de hogeschool, zoals de openingsbijeenkomst en de kerstuitvoering, beide in de Sint-Jan.”
Ook pabo 3 en 4 kennen een schoolkoor. „In pabo 3 zijn het alle studenten die muziek hebben gekozen, in pabo 4 alleen nog de liefhebbers. Ze formeren dan zelf een koortje en vragen een van de muziekdocenten om te dirigeren.”
Hoelang de muzikale invloed van de pabo duurt, durft Van Gelder niet te zeggen. „Sommigen zullen na hun opleiding misschien weinig meer met klassieke muziek doen. Anderen zeggen: De pabo was voor mij een eyeopener. Ik heb daar muziek leren waarderen die ik van huis uit niet kende. Deze mensen zie je soms weer terug in het koor van docenten en oud-studenten waar we elk jaar een Bachcantate mee uitvoeren in de Sint-Jan.”
Veel uitleg geven, dat stimuleert waardering voor onbekende muziek, merkt Van Gelder. „Ik heb een keer het kerstoratorium van Saint-Saëns gedaan met het schoolkoor. In het begin dacht ik: Helemaal foute keus. Maar door veel te vertellen over de tekst én de muziek werden de studenten steeds enthousiaster. Je moet een lange adem hebben.”
Van Gelder vindt het heerlijk om les te geven aan pabostudenten. „Ik zie hen uitgroeien van middelbareschoolleerling tot zelfstandige leerkracht. Hun wereld wordt groter, ook hun muzikale. Vooral door het zingen. We hebben daar een Bijbelse opdracht voor. Die realiseren we ons te weinig. Bij de schepping werd gezongen, door de morgensterren. Als straks alles voorbij is, wordt er in de hemel nog gezongen. In Psalm 22 staat: God troont op de lofzangen van Israël. Anders gezegd: als we zingen, zetten we een troon voor God neer. Dat is mijn diepste motivatie om met muziek bezig te zijn.”