Hofman: Christenen kunnen niet geloven in schepping én evolutie
OPHEUSDEN. „Het evolutiedenken in de huidige samenleving typeert de tijdgeest; het biedt geen ruimte aan een andere mening”, constateerde inleider dr. H. A. Hofman zaterdag op het congres ”De waarde van de schepping” in Opheusden. Het congres van Dutch Creation Science trok zo’n honderd belangstellenden.
„De tijdgeest heeft te maken met opvattingen die als waar worden geaccepteerd. Hij is typerend voor een bepaalde periode in de geschiedenis; voor onze tijd is bijvoorbeeld de ik-gerichtheid kenmerkend. Daarnaast heeft de tijdgeest een dominant karakter: je kunt je er nauwelijk aan onttrekken”, aldus Hofman.
De huidige tijdgeest is gestempeld door de verlichting en kenmerkt zich door het evolutiedenken. „De evolutietheorie is inmiddels wel bewezen”, citeerde gepensioneerd historicus Hofman minister Plasterk. „Wat is er dan bewezen? Wetenschappers spreken elkaar tegen; hun opvattingen sluiten elkaar soms uit en de huidige consensus kan over tien jaar een andere zijn.”
Toch wil tweede inleider prof. dr. M. J. de Vries, bijzonder hoogleraar christelijke filosofie aan de TU Delft, de evolutietheorie niet zonder meer als onzin aan de kant schuiven. „De evolutietheorie is als algemeen verklarend principe geaccepteerd binnen de biologie.” Deze valt onder de experimentele wetenschap: verschijnselen zijn waarneembaar en meetbaar.”
Een wetenschappelijke theorie ontstaat stapsgewijs, legt De Vries uit. Het minst betwist zijn feiten; die gaan over iets wat werkelijk is gebeurd. Waarnemingen worden uit de feiten afgeleid; hier zit de wetenschapper tussen. „Het gaat om wat ik zie, en hoe ik het zie.” Om zijn waarnemingen te verklaren, stelt de wetenschapper een hypothese op, een mogelijke verklaring die kan worden getoetst. Wanneer een hypothese zo vaak wordt bevestigd dat deze een bepaalde mate van betrouwbaarheid geniet, kan deze worden geaccepteerd als theorie. Als een theorie alle alternatieve theorieën impopulair heeft gemaakt, is er sprake van een paradigma.
„De wetenschap is echter niet het juiste instrument om waarheid te vinden. Ze kan geen waarheidsuitspraken doen; dat is alsof een chirurg een hartoperatie gaat uitvoeren met een aardappelschilmesje.” Ook de wetenschap kent haar beperkingen, stelt De Vries. „Als Richard Dawkins zegt: „De evolutie is een feit”, dan kraamt hij onzin uit. De evolutietheorie is wél het huidige paradigma binnen de wetenschap.”
Door de invloed van het evolutiedenken in de samenleving is een andere mening echter wel bij voorbaat verdacht of achterlijk. Hofman citeert Trouwcolumnist Willem Breedveld, die zich afvroeg „hoe orthodoxe christenen het voor elkaar krijgen hun verstand op nul te zetten door de Bijbel letterlijk te verstaan. Kortom, zijn antidarwinisten wel in staat om de Bijbel goed te lezen?”
Volgens Hofman valt dat wel mee. „De Bijbel leert een schepping in zes dagen van 24 uur. Het vierde gebod spreekt duidelijk van zes gewone werkdagen in relatie tot de schepping. Daarnaast betekent het gebruikte Hebreeuwse woord ”yôm” in Genesis 1 en in het vierde gebod een gewone dag van 24 uur.”
In de opsomming van de dagelijkse offers in Numeri 7 is volgens Hofman sprake van een vergelijkbare opsomming van de dagen. „Voor de vertaling ”eerste dag” staat in het Hebreeuws ”dag één” met een hoofdtelwoord; de andere dagen volgen met een rangtelwoord. De scheppingsdagen opvatten als dagen van 24 uur is dus niet ongerijmd; ons verstand staat niet op nul als we de Bijbel nauwkeurig lezen.”
Hij adviseert de tijdgeest kritisch tegemoet te treden. Hoe? „Doe aan regelmatige en nauwgezette Bijbelstudie. De Bijbel staat haaks op ons denken. Paulus zegt: „Wordt dezer wereld niet gelijkvormig.” Eigenlijk staat er: „Neem het denkkader van de wereld niet klakkeloos over, want deze ligt in de zonde.” Schepping en evolutie sluiten elkaar uit, concludeert Hofman. „Ze zijn elkaars tegenpolen: christenen kunnen niet geloven in schepping én evolutie.”