Een verhalenwedstrijd winnen kan zomaar een wending geven aan je leven. Twee eerdere prijswinnaars, Els Florijn en Christine Stam-van Gent, vertellen over hun ervaringen.
In 2002 won Els Florijn als negentienjarige de wedstrijd die deze krant samen met uitgeverij Kok organiseerde. „Ik was al langer bezig met het idee een roman te schrijven, maar twijfelde eraan of ik het kon. Daarom had ik met mezelf afgesproken dat ik, als ik bij de beste drie inzenders zou horen, verder zou gaan met een roman. Zo niet, dan zou ik voorlopig stoppen met schrijven.”
Dat ze als winnaar van de eerste prijs uit de bus kwam, gaf veel extra stimulans: „Het enthousiasme was –bij mezelf én bij de uitgever– zo groot dat er binnen een jaar een roman klaar was. Met de hand geschreven, op een oude computer in WordPerfect uitgetypt en op diskettes naar de uitgever gestuurd. Nu kan ik me niet meer voorstellen dat ik dat toen zo deed.”
In tamelijk hoog tempo publiceerde Els Florijn drie romans, een novelle en twee kinderboeken en schreef ze bovendien nog verhalen voor diverse bladen en bundels. Haar werk werd goed ontvangen, terwijl ze tegelijkertijd ook een steeds groter publiek bereikte. Vooral ”Het meisje dat verdween” (2010) was een succes: dat boek is inmiddels aan zijn negende druk toe.
Op dit moment werkt ze aan zowel een roman als een jeugdboek. „Voor schrijven moet ik bewust tijd nemen en ik plan er dan ook geregeld een dag vrij voor, ook voor research. Ik geniet van veel onderzoek doen, interessante nieuwe verhalen proberen te ontdekken en van alle verhaallijnen een kloppend geheel te maken. Schrijven blijft mijn hobby, en het is een leuke bijkomstigheid dat ik ook regelmatig word gevraagd om lezingen en workshops te geven. Contacten met middelbareschoolleerlingen en leeskringen zijn waardevol en maken schrijven extra leuk.”
Bij de winnaar van de verhalenwedstrijd die Uitgeverij Mozaïek, Driestar educatief en het Christelijk Literair Overleg in 2008-2009 samen met deze krant organiseerden, ging het anders. Christine Stam-van Gent: „Nog altijd heb ik geen roman geschreven – wat natuurlijk wel de bedoeling was. Toch denk ik aan de wedstrijd terug als een soort kantelpunt in mijn leven.”
Ze was, eerder al, begonnen aan een opleiding aan de kunstacademie, maar had die niet afgemaakt: „Ik stopte daarmee omdat ik –even kort gezegd– heel duidelijk voelde door God weggeroepen te worden van een leven in en voor de kunst. Daarna werd ik in korte tijd moeder van drie kleintjes. Schrijven deed ik altijd al bij vlagen, maar in die turbulente tijd heel weinig meer. Tot die wedstrijd aangekondigd werd.”
Dat ze, destijds 27 jaar oud, de eerste prijs won, „ontroerde” haar. „Ik had het niet verwacht. Daar kwam bij: ik vond ineens een deeltje kunstenaarschap in mezelf terug dat ik verloren had gewaand. De erkenning van een jury is kennelijk erg belangrijk voor zowel het (durven) zien van je gave als het ermee aan de slag (durven) gaan. Ik kreeg een nieuwe richting aangewezen die min of meer te combineren viel met een gezin.”
Sindsdien is Christine Stam zich bewuster op schrijven gaan richten: „Ik las er boeken over, ik schreef artikelen en columns voor het RD, ik ging in korte stukjes mijn eigen leven beschrijven, ik maakte korte verhalen (meest voor mezelf). Het is zelfs mijn manier van verwerken geworden. Dankzij de wedstrijd heb ik ook blijvende contacten opgedaan. Samen met Janne IJmker organiseer ik bijvoorbeeld de Schrijverskeukenbijeenkomsten.”
Het idee voor een roman ligt er nog steeds, „maar constructief schrijven aan een roman lukt me in deze hectische levensfase gewoon niet. Ondertussen gaat het denkproces natuurlijk wél door. Stiekem hoop ik dat het met romans net zo werkt als met relaties: een beetje afstand leert je pas echt wat de waarde ervan is.”
De twee voormalige prijswinnaars hebben volop adviezen voor deelnemers aan een nieuwe verhalenwedstrijd. Els Florijn benadrukt vooral de kunst van het weglaten: „Zorg dat alle tekst naar je plot verwijst en schrap overbodige observaties. Hou het taalgebruik klein en schrap ook zo veel mogelijk bijvoeglijke naamwoorden.” Verder is het voor aspirant-schrijvers volgens haar goed om na te denken over de plot: „Een kort verhaal is geen roman. Is de plot niet te groot en te zwaar?”
Christine Stam vindt loskomen van andermans verwachtingen belangrijk: „Lees je in zo veel als mogelijk is, en laat je inspireren tot en met, maar stop als je daardoor verkrampt raakt. Het belangrijkste voor een goed verhaal is het vinden van je eigen stem, en die vind je door zo spontaan mogelijk te gaan schrijven. Eerst het verhaal opschrijven, en daarna pas je eigen redacteur zijn. Laat die gedachte je ook helpen wanneer je je geremd voelt: niemand ziet mijn eerste ruwe versie, dus die mag net zo slecht zijn als zij maar zijn wil.”
Over één ding zijn de twee voormalige winnaars het eens: het is goed om iemand anders je verhaal te laten meelezen, liefst iemand die eerlijk tegen je durft te zijn. Zo ontdek je hoe een lezer op jouw tekst reageert, misschien krijg je goede tips, en hopelijk voorkom je meteen alle taal- en spelfouten.