„Het afgelopen jaar was een heel moeilijk jaar voor mij. Het was onveilig en ik was eigenlijk constant bang. Ik zal die bombardementen nooit vergeten, ze waren verschrikkelijk. Alle muren in mijn huis zijn gebarsten en al mijn ramen waren gebroken. Die heb ik kunnen laten maken.” Zuhaira zegt dat het financieel voor haar familie niet haalbaar is om ook de muren binnen afzienbare tijd weer te laten repareren.
De 48-jarige Zuhaira Agoobi Katula werkt als receptioniste in een hotel in Bagdad. „Gevaarlijk en angstig, dat zijn de twee woorden die het afgelopen jaar voor mij beschrijven. En veel te veel Irakezen zijn dit jaar om het leven gekomen. Waarom? vraag ik mezelf telkens weer af. Ik ben ook ontzettend geschrokken van alle dieven die hier de boel kwamen plunderen in de stad. Dat had ik nooit verwacht. De stad wemelt van de leeggeplunderde en kapotgebombardeerde huizen. Er zal hard gewerkt moeten worden om mijn stad weer op te bouwen”, aldus de Iraakse.
Zuhaira’s leven is dit jaar volledig veranderd. „Voor de oorlog kreeg ik mijn salaris van de regering. Ik werkte voor het ministerie van Handel, maar mijn salaris was zo karig dat ik er werkelijk niets van kon kopen. Ik verdiende per maand niet eens genoeg om het kaartje voor de bus te kopen om het geld op te kunnen halen. Irak is een rijk land, maar de Irakezen zien daar helemaal nooit iets van.”
Nu, na de oorlog, verdienen veel mensen een stuk beter. „Hoewel dingen duurder zijn geworden kan ik wel meer kopen. Maar nog steeds heb ik geen behoorlijk meubilair in huis. Ik ben inmiddels twintig jaar getrouwd, heb altijd gewerkt maar ik heb geen kleurentelevisie.”
Dat komt ook doordat haar man geen werk heeft. Zuhaira is kostwinner. „Mijn echtgenoot was soldaat van 1980 tot 1988 en hij heeft daarna geen goede baan meer kunnen vinden. We hebben het dus nooit erg breed gehad. Vaak eten we rijst met bonen of groenten want voor vlees en vis hebben we geen geld.”
Zuhaira maakt zich vooral zorgen om haar negentienjarige dochter. „In eerste instantie wilde ik haar na de oorlog niet meer naar de universiteit sturen. Dat is veel te gevaarlijk voor een jong meisje. Er zijn veel verhalen over verkrachtingen en gijzelingen, hoe kan je een jonge vrouw alleen over straat laten gaan?”
Voor 2004 hoopt ze allereerst dat haar stad weer veilig zal worden, zodat je zonder gevaar voor eigen leven over straat kunt lopen. „Dat is het belangrijkste. En ik denk, eerlijk gezegd, dat het beter is als de Amerikanen in de loop van het volgende jaar weer weggaan uit Irak. En dat is beter voor hen ook. Ze worden hier nu alleen maar om het leven gebracht.”
Maar ze zegt dat ze een slecht voorgevoel heeft over volgend jaar. Als ze aan de toekomst denkt, wordt ze niet vrolijk. „Ik heb geen flauw idee wat ons te wachten staat hier. Met de dag wordt ons leven moeilijker. Na vijf uur ’s middags ben ik thuis, doe ik mijn deur op slot en ga ik niet meer naar buiten. Ik denk dat er niet veel zal veranderen in Bagdad. Ik denk eigenlijk dat we hier het ergste nog niet gehad hebben.”
Zuhaira zou haar land daarom graag verlaten. „Het leven is maar kort. We moeten ervan genieten. Wij hebben hier zo veel oorlogen meegemaakt en we hebben nooit de kans gehad ook maar ergens van te genieten. Veel van mijn familieleden wonen al jaren in het buitenland. Ze vertellen me dat het daar prachtig is en ze verdienen veel geld”, zegt ze.
„Ik heb over de hele wereld familieleden die Irak ontvlucht zijn. Ze vertellen me dat het leven in het buitenland een stuk rustiger is en dat er daar veel geld te verdienen valt. Iedereen wil weg hier, het is niet vol te houden. Na al die oorlogen hebben we nu weer zo veel problemen.”
Zuhaira kan eigenlijk niet veel meer dan dromen, dromen van een betere tijd. „Mijn droom is dat Irak ooit veilig en vrij is. Ik voel me nu niet vrij omdat het hier zo gevaarlijk is. Als ik alleen voor mezelf zou moeten zorgen, had het me allemaal niet zo veel uitgemaakt. Maar ik wil dat mijn dochter een goed leven kan leiden. Dat ze het naar haar zin heeft en dat ze niet alleen maar te maken heeft met geweld en onveiligheid.”