JUBA. De autoriteiten in Zuid-Sudan hebben deze week zeven oppositieleden vrijgelaten die vastzaten op verdenking van het beramen van een coup. De oppositie neemt echter geen genoegen met de handreiking. Veel burgers hebben iedere hoop op een oplossing allang verloren.
Richard Dowden, directeur van de Britse Royal Africa Society, reisde begin jaren negentig vlak na een burgeroorlog naar het huidige Zuid-Sudan. Binnen de Zuid-Sudanese rebellengroep SPLA had toen juist een interne machtsstrijd plaatsgevonden: Riek Machar, een Nuer, had leider John Garang, een Dinka, naar de kroon gestoken.
De couppoging mislukte, maar het gevolg waren hevige gevechten tussen Nuers en Dinka’s. Dowden zag de verschrikkelijke verwoestingen als gevolg van de strijd, maar verbaasde zich het meest over de onverschilligheid waarmee de commandanten en strijders van beide zijden met burgers omgingen, inclusief de leden van hun eigen stam. „Als een noodhulporganisatie voedsel had gedropt voor de burgers, doken ze op en stalen alles voor zichzelf. Nooit heb ik een van hen een vinger zien uitsteken om de burgers te helpen”, blikt Dowden op een recente blog terug.
De huidige burgeroorlog in Zuid-Sudan lijkt een herhaling van zetten. President Salva Kiir, een Dinka, beschuldigt Machar van een couppoging en net als in de jaren negentig klinkt het verwijt dat hij het met Khartoem houdt. Dowden schrijft op zijn blog dat Machar „vrijwel zeker” van wapens wordt voorzien door het noordelijke regime van president Bashir. Machar beschuldigt op zijn beurt het regime van corruptie, wanbeleid en machtsspelletjes.
Het wantrouwen tussen beide partijen zit diep en daar verandert de wapenstilstand van vorige week weinig aan. Machar gaf al aan dat hij geen genoegen neemt met de vrijlating van de zeven verdachten. In december zijn er elf verdachten opgepakt omdat ze Machar aan de macht zouden hebben willen helpen. Machar wil dat het hele stel op vrije voeten komt.
Op het grondvlak blijft de onrust al eveneens bestaan. De Britse omroep BBC reisde na de wapenstilstand naar de noordoostelijke plaats Lankien, waar Machargezinde rebellen („het Witte Leger”) de hakken nog altijd stevig in het zand zetten. Zwaaiend met wapens verklaarden de militieleden dat ze die zouden gebruiken „tot we president Salva Kiir gedood hebben.” „Het Witte Leger is gevormd omdat de president onze leiders, vrouwen en kinderen doodt”, riepen ze.
De werkelijkheid is echter dat de burgers niet zozeer verdedigd worden, maar vooral de dupe zijn van de strijd. Meer dan 750.000 mensen zijn op de vlucht geslagen, onder meer naar het vijandige Sudan. VN-hulpcoördinator Valerie Amos kwam tijdens een reis in Zuid-Sudan veel burgers tegen die „elk geloof” in een oplossing hadden „totaal verloren” hadden.
President Kiir heeft intussen laten weten dat de vier nog overgebleven gevangenen na een rechtszaak mogelijk amnestie krijgen. Maar het lijkt niet aannemelijk dat het gerechtshof de zaak afgehandeld heeft voordat de besprekingen begin februari weer worden hervat. Dat maakt de start van de gesprekken alvast moeizaam.
Afrikaanse Unie praat over geweld
ADDIS ABEBA. Afrikaanse leiders spreken in Ethiopië over de geweldsuitbarstingen in Zuid-Sudan en de Centraal-Afrikaanse Republiek.
De Ethiopische premier Haile Mariam Desalegn zei gisteren bij de opening van de top van de Afrikaanse Unie „zeer verontrust te zijn over het ontstaan van nieuwe conflicten” die de vrede en stabiliteit in Afrika bedreigen.
De AU, die geregeld wordt bekritiseerd vanwege haar trage optreden bij crises, lijkt nu snel actie te willen ondernemen tegen de geweldsuitbarstingen. Er ligt een plan om militairen van de AU paraat te hebben staan om ze snel in te schakelen bij noodsituaties.