Mobiliteit predikanten PKN stagneert
UTRECHT. Predikanten binnen de Protestantse Kerk in Nederland blijven langer verbonden aan eenzelfde gemeente. Het Mobiliteitsbureau van de kerk publiceerde maandag daarover een notitie.
De notitie ”Roeping & Beweging, gespreksnotitie over de mobiliteit van predikanten in de Protestantse Kerk” moet het gesprek op gang brengen over de mobiliteit van predikanten.
In de jaren ’90 van de twintigste eeuw namen predikanten eerder dan vandaag de dag een beroep aan naar een andere gemeente. Dat is nu anders. Een op de vier predikanten is langer dan tien jaar aan een gemeente verbonden.
De notitie wijst erop dat het tijdig veranderen van gemeente ten goede kan komen aan zowel predikant als gemeente. Er kan „verzadiging” optreden, waardoor de gemeente „uitgekeken” raakt op de predikant. Een nieuwe gemeente betekent voor een predikant de mogelijkheid om met een schone lei te beginnen. Vernieuwing vergroot de ervaring en kan creativiteit losmaken in het maken van preken en andere predikantstaken.
Het vaker afwijzen van een beroep heeft diverse redenen. Zo spelen de baan van de predikantspartner, de school voor de kinderen of de zorg voor de ouders een rol. Door kerkkrimp vrezen predikanten dat met hun vertrek een deeltijdpredikant de leeggevallen plek zal opvullen. Anderen legitimeren het vasthouden aan een standplaats door het streven naar continuïteit.
Het beroepingswerk heeft bovendien een andere lading gekregen. Het roepingsbesef bij predikanten neemt af. Beroepingscommissies benaderen het beroepingswerk zakelijk door nauwkeurig een profiel van de te beroepen predikant op te stellen om tegemoet te komen aan de diversiteit van de gemeente.
In een groot deel van de Protestantse Kerk solliciteert de predikant naar een gemeente. In de rechtervleugel ontvangt de predikant een beroepsbrief. Een aantal predikanten is afgeknapt op de sollicitatieprocedure omdat te vaak een afwijzing volgde.
In de breedte van de kerk kunnen predikanten boven de vijftig jaar moeilijk wisselen van gemeenten. Dat geldt ook voor predikanten met weinig beroepen. „Een grote groep predikanten die relatief onbekend zijn, blijven onbemind. Zij ontvangen bij hoge uitzondering een beroep. En dat zij nooit in de kolommen van de beroepingsberichten staan getuigt dan ook weer tegen hen.”
Lees hier het hele rapport.