„Ik draag de Walcherse dracht sinds mijn zesde”
„Het aantrekken van de kleren kost me een halfuur. Ik doe het op m’n gemakje. Alleen de muts kost soms wat moeite, omdat daar al het haar onder moet. Verder gaat het nog best. Tenslotte loop ik al tachtig jaar in boerendracht, zoals wij het hier noemen. Op mijn zesde mocht ik voor het eerst „in de muts”, toen ik naar school ging.
Mijn gouden krullen zijn klein, omdat ik die als kind al van mijn ouders kreeg. Die zijn zo speciaal voor mij dat ik ze altijd ben blijven dragen. Ik ben ook niet zo groot, dus dat past wel bij mij.”
Verschil met doordeweeks
„De zondagse dracht van Walcheren verschilt met de doordeweekse door de zwarte chenille doek: een soort fluweel met sierlusjes. De zogenoemde langettenmuts draag je de hele week, maar om mijn nek draag ik op zondag donkere kralen: gitten noemen we die. Doordeweeks zijn dat rode bloedkoralen. Daaronder heb ik een zwart jak en wat wij een beuk noemen. Deze hier is lichtblauw. Beuken en jakken maak ik zelf.
De zondagse dracht is rijker dan de doordeweekse, maar ik houd het altijd sober. Aan mijn krullen hang ik geen gouden strikken, terwijl die er eigenlijk wel bij horen. Veel vrouwen op Aagtekerke zijn daarmee gestopt toen ds. R. Kok hier in de gereformeerde gemeente stond, begin vorige eeuw. Hij was kritisch over het overdadige gebruik van sieraden. Ik geef sowieso niet om opsmuk, zoals kroonspelden en broches. Mijn beuken maak ik eenvoudig, zonder kraaltjes en versieringen.”
Drijfveer
„De Walcherse dracht is mooi, ik ben er nog steeds tevreden mee. Burgerkleren heb ik nooit gehad; die staan mij denk ik ook niet.”
Zomerserie Zondagse dracht
Steeds minder Nederlanders lopen in klederdracht. In deze serie acht portretten van mensen die nog altijd in zondagse dracht naar de kerk gaan. Deel 1.
Personalia
Naam: Johanna (Jo) Joosse-Minderhoud
Leeftijd: 85
Plaats: Aagtekerke (Zeeland)
Loopt al tachtig jaar dagelijks in Walcherse dracht.