Rein Lotterman verzamelt historische kledingstukken
Rein Lotterman uit Nunspeet verzamelt historische kledingstukken en kennis over oude drachten. Er is haast bij, want klederdracht verdwijnt razendsnel uit het straatbeeld. En daarmee uit het collectieve geheugen.
Dozen vol oorhangers en mutsen, kasten vol jakken en rokken, laden vol kralen en kraagjes. Het huis van Rein Lotterman is een gewoon rijtjeshuis, maar blijkt bij nader inzien ook een heus depot te zijn. „Soms staat het hier zo vol dat we niet eens logeerruimte hebben. Een nichtje heeft pas een keer beneden op de bank moeten slapen.” En er is nog meer. „Veel sieraden liggen bij de bank in een kluis. En er zijn ook altijd wel spullen die ergens in een tentoonstelling staan.”
Wie klederdracht verzamelt, is niet zomaar uitverzameld. Al richt de gepensioneerde onderwijzer zich met name op Veluwse drachten, hij heeft ook talloze kledingstukken en sieraden uit andere delen van het land in huis.
In de loop der tijd veranderde de dracht van één bepaalde plaats regelmatig. Ook dat is terug te zien in Lottermans verzameling. Zo heeft hij oorijzers en doeken van de oude Veluwse volksdracht, maar ook de kanten knipmutsen, die later in de mode raakten.
„De bevolking hier was heel arm”, legt hij uit. „Rond 1900 gingen veel jonge meisjes in Kampen werken om wat bij te verdienen. Daar zagen ze de welgestelde vrouwen met lange knipmutsen. Gevolg was dat de jonge meisjes van de Veluwe geen ouderwetse oorijzers meer wilden, maar ook knipmutsen gingen dragen.”
En dan zijn er nog allerlei regels voor verschillende gelegenheden die maken dat Lotterman wel een kledingkast kan vullen met dracht van één bepaalde plaats. „Klederdracht was een sociaal gebeuren. Je kon eraan aflezen of iemand arm was of rijk, of hij in de rouw was of niet.” Op zondag kwamen de beste kleren en de mooiste sieraden uit de kast. „Je zondagse pak droeg je zelfs niet tijdens een weekdienst. Dan golden weer andere kledingregels.”
Mannenbijbel
De verzameling van Lotterman begint al in zijn woonkamer. In een grote dekenkist liggen kledingstukken en in vitrinekasten staan allerlei snuisterijen opgesteld. „Kijk, dit is een Bijbel uit Staphorst”, vertelt hij. „Die neem ik zondags altijd mee naar de kerk. Deze heeft één slot, dus het is een mannenbijbel. Vrouwen hadden een Bijbel met dubbele sluiting.”
Het zilveren slot heeft een schelpmotief. Daaruit is af te leiden dat de Bijbel uit Staphorst komt, aldus Lotterman. „Hier op de Veluwe –en ook in andere delen van ons land– kom je op de sloten meestal figuren uit het Oude en het Nieuwe Testament tegen. Kijk maar eens naar deze Bijbel. Op het ene slot zie je Mozes, op het andere Aäron, en op de zijkanten staan de vier evangelisten afgebeeld. Maar in Staphorst hadden ze daar bezwaar tegen. Geen gesneden beelden.”
De versierde Bijbel was een belangrijk onderdeel van de zondagse dracht. „Het was vaak een geschenk bij het belijdenis doen. Bij die gelegenheid kregen ze ook hun zondagse pak. Met zo’n stel kleren kon je dan de rest van je leven doen. Alleen als je bemiddeld was, kocht je bijvoorbeeld bij het trouwen van een van de kinderen nog eens iets nieuws.”
In Hierden gebeurde het zelfs een keer dat de belijdenisdienst werd uitgesteld omdat de kleermaker niet alle pakken op tijd klaar had, weet Lotterman. „Kun je zien hoe belangrijk nette kleding toen was. Tegenwoordig komen mensen de kerk binnenlopen alsof ze net van de camping komen. En doordeweeks lopen ze in het zwart omdat dat mode is. We leven in een gekke wereld.”
Alhoewel, de klederdrachten waren ook niet altijd even netjes. „In Staphorst zitten ze ’s zomers met een blote rug in de kerk. En in Zeeland is er ook een tijd geweest dat vrouwen met ontblote armen naar de kerk gingen. Toen Jean de Labadie predikant werd in Middelburg, vond hij het maar niks, al die „ halfnaakte” vrouwen onder zijn gehoor. Zo kwam het in de mode om voor de zondag armstukken te breien. Die losse mouwen heten nog altijd labedisjes. Hier op de Veluwe werden ze op een gegeven moment zelfs gedragen. Bij de vroegere meisjesdracht van Spakenburg kom je ze ook tegen.”
Vrouw
Lottermans belangstelling voor Veluwse klederdrachten begon toen hij 35 jaar geleden samen met zijn vrouw in Nunspeet kwam wonen. „Mijn vrouw komt uit Staphorst en liep toen ik haar leerde kennen nog in dracht. Ik wilde daar graag meer over weten. Toen we hier kwamen wonen, merkte ik dat er over de Veluwse dracht heel weinig is opgeschreven. Daar wilde ik verandering in brengen.” En hij moest snel zijn, want op de Veluwe waren toen al veel minder mensen die nog in klederdracht liepen dan in Staphorst.
Inmiddels loopt ook Lottermans vrouw al jaren in gewone kleding. „Veel fijner”, zegt ze. „Als kind had ik al een hekel aan klederdracht.” Ze lacht. „En dan krijg je een man die er gek van is. Het kan verkeren.”
Lotterman is adviseur van verschillende musea en geeft met de klederdrachtgroep van Oldebroek regelmatig presentaties over klederdrachten. Sinds een aantal jaar komt er ook jaarlijks een groep studenten van een mode-opleiding uit Amsterdam naar Nunspeet. „Dan haal ik jakken uit verschillende perioden tevoorschijn. De studenten kiezen er allemaal een uit en moeten dan als eindwerkstuk een kostuum ontwerpen dat geïnspireerd is op dat jak. Altijd weer heel leuk om te doen.”
Documenteren
Ondertussen doet Lotterman er alles aan om zo veel mogelijk informatie over klederdracht te documenteren. „Het aantal mensen dat er nog iets van weet, neemt snel af. Er zijn op de Veluwe nog hooguit vijftien vrouwen die in dracht lopen. De jongste van hen is 78. Ik heb in de afgelopen jaren tientallen ouderen geïnterviewd. En dan denk ik nog weleens: Had ik dit of dat nog maar gevraagd. Vrouwen van wie de moeders nog in dracht liepen, weten er vaak al heel weinig meer van.”
Die drang om kennis te behouden voor toekomstige generaties is voor Lotterman ook een belangrijke reden om zijn collectie te blijven uitbreiden. Boven, in een kamer vol kasten en dozen, haalt hij voorzichtig een gebloemde mannenjas uit een la. „Dit is een heel zeldzame hemdrok uit de achttiende eeuw. Kun je zien hoe kleurrijk de klederdracht voor mannen toen was. Het is toch jammer als zoiets in een verkleedkist van een toneelvereniging verdwijnt. Dan kan ik het beter kopen.” Hetzelfde geldt voor een doos met oorijzers uit 1600. „Die heb ik gekocht om ze veilig te stellen. Moet je kijken hoe mooi! En deze kanten mutsen. Mensen moesten er een jaar voor werken om zoiets te kunnen kopen.”
Nog steeds is klederdracht niet goedkoop. Aan een zeldzaam rood jak, een van Lottermans laatste aanwinsten, hing bijvoorbeeld een prijskaartje van 1000 euro, zegt hij desgevraagd. „Tja, er zit veel geld in, maar een hobby mag ook wel wat kosten. En ik heb nooit gerookt.”