Binnenland
Ds. Van Olst en evangelist Bonhof: Christen niet beter af in een dorp

Een warm hart voor de stad. Dat hebben ds. A. Th. van Olst van de christelijke gereformeerde kerk Utrecht-West en evangelist J. Bonhof van ICF Utrecht. Beiden willen niet weten van een tegenstelling tussen dorp en stad.

Reinald Molenaar en Ben Provoost
Ds. A. Th. van Olst (l.) en evangelist J. Bonhof voor de christelijke gereformeerde Matthéüskerk in Utrecht.Foto RD, Anton Dommerholt
Ds. A. Th. van Olst (l.) en evangelist J. Bonhof voor de christelijke gereformeerde Matthéüskerk in Utrecht.Foto RD, Anton Dommerholt

De Matthéüskerk in de Utrechtse wijk Oog in Al. In 1995 is de van oorsprong hervormde kerk overgenomen door de christelijke gereformeerde kerk (cgk). Iedere zondag worden er drie erediensten gehouden. Om 10.00 en 17.00 uur komt de ‘moeder­gemeente’ samen. Vanaf 13.30 uur houdt het team van de Inter­national Christian Fellowship 
(ICF) een bijeenkomst voor mensen met een niet-Nederlandse achtergrond. „Sinds de komst van ds. J. Westerink in 1999 is de ‘gewone’ gemeente sterk gegroeid”, zegt ds. Van Olst. „Meer gezinnen voegden zich bij de gemeente, of bleven in plaats van te vertrekken. Dat riep de vergrijzing destijds een halt toe.”

Ook de toegenomen mobiliteit en de betrokkenheid van gemeente­leden zorgden ervoor dat het aantal kerkleden niet ver­minderde. Voor een groot deel komen de leden uit de nabije omgeving van Utrecht. Ds. Van Olst: „Toch zien we de laatste jaren een tegen­beweging. Met name jongeren kiezen bewust voor de stad.” Bonhof: „Tot tien jaar geleden verlieten velen de stad op het moment dat ze kinderen kregen. Dat proces is inmiddels doorbroken.”

Hoogopgeleid

De jongeren die zich bij de gemeente in Utrecht-West aansluiten, zijn relatief vaak lid van de reformatorische studenten­vereniging CSFR. „Elk jaar leggen er ongeveer vijf mensen geloofs­belijdenis af. Naast jongeren uit de eigen gemeente zijn dat meestal CSFR-studenten. Ook studenten van de vereniging Depositum Custodi weten de weg naar ons te vinden, maar worden meestal geen lid. Regelmatig zijn er doopdiensten. Vooral voor de oudere generatie zijn deze diensten verblijdend. Jarenlang vonden dergelijke samenkomsten nauwelijks plaats”, aldus ds. Van Olst.

De Utrechtse predikant is niet bang dat de eenzijdige aanwas van hoog opgeleiden de verhoudingen in zijn gemeente scheeftrekt. „Om te voorkomen dat dit voor een kloof in de gemeente zorgt, hebben we de benadering in doelgroepen losgelaten. Bijbelkringen worden bijvoorbeeld geografisch bepaald. Op die manier ontmoeten zowel jong en oud als hoog en lager opgeleiden elkaar.”

De vele twintigers en dertigers in de gemeente zijn voor het grootste deel actief in het arbeids­proces. „We zijn een hardwerkende gemeente”, lacht ds. Van Olst. Het valt Bonhof op dat er in veel jonge gezinnen „dubbel gewerkt” wordt. „Vergeleken met de ervaring van ons gezin in gemeenten als Rotterdam en Apeldoorn, waar we eerder woonden, zijn er in Utrecht veel tweeverdieners. Mijn vrouw merkt dat ook. Als zij op een doordeweekse dag bij iemand wil aanwippen, lukt dat niet altijd. Ook afspraken maken voor de ICF valt niet mee. Agenda’s zitten vaak boordevol.” Ds. Van Olst: „Er zijn gemeente­leden die je graag wat meer vrije tijd gunt.”

De predikant vindt het niet per se bezwaarlijk als in zijn gemeente ouders ervoor kiezen hun kroost naar de kinderopvang te sturen. Hoewel hij benadrukt het als een grote zegen te zien dat zijn vrouw „de hoge roeping van het moederschap fulltime vervult”, wil hij dit niet dwingend opleggen aan anderen. „Ik ben wel eens teruggefloten doordat ik te sterk het thuisblijven van moeders propageerde”, bekent de predikant eerlijk. „Gemeenteleden wezen mij erop dat christenen ook hun verantwoordelijkheid hebben voor de samenleving. Terecht. Studeren is meer dan studiefinanciering incasseren. Het is een goede zaak als christenen gestalte geven aan hun maatschappelijke roeping.”

Daarbij neemt hij in ogenschouw dat jonge ouders vaak heel bewust keuzes maken. „Het kan best waar zijn dat tweeverdieners minder tijd voor hun kinderen hebben. Maar de tijd die ze er wél voor uittrekken kan echt ”quality time” zijn. Tijd waarin er aandacht is voor geloofszaken. Ik vraag me weleens af: hoe doen ouders dat in een dorp? Het gevaar ligt op de loer dat zij voor de geloofsopvoeding te veel leunen op de school of de kerk.”

Tegelijkertijd betreurt ds. Van Olst het dat er niet meer tijd is voor vrijwilligerswerk. „Wat zou het fijn zijn als er een dag in de week over zou schieten voor bezoekwerk in de gemeente.” Dat beaamt Bonhof. „In de ICF komen veel asielzoekers die nog maar kortgeleden tot geloof zijn gekomen. Voor hen zijn de christelijke waarden en normen verre van vanzelfsprekend. Zij vragen zich bijvoorbeeld af hoe zij hun kind een christelijke opvoeding kunnen geven. Het zou enorm helpen als mensen uit de moederkerk eens een uurtje met zo iemand gaan wandelen. Zo kan er op een spontane manier overdracht plaatsvinden. Helaas hebben velen hun week volgepland.” „Wij lijden aan ver-druk-king”, zegt ds. Van Olst.

Onderwijs

In Utrecht hebben ouders voldoende mogelijkheden om hun kinderen naar een christelijke school te sturen. Ds. Van Olst woont bijvoorbeeld op loopafstand van de reformatorische basisschool Eben-Haëzer. Had hij, als vader van vier jonge kinderen, in 2008 ook een beroep aangenomen naar Utrecht-West bij afwezigheid van reformatorisch of christelijk basisonderwijs in de buurt? „Een hypothetische vraag”, zegt de predikant. „Ik heb me nooit hoeven bezinnen op een dergelijke keuze. Ik ben van mening dat ouders in zo’n situatie voor Gods aangezicht de afweging moet maken: naar welke school stuur ik mijn kind? Vanuit onze doopbelofte hebben we een grote verantwoordelijk voor onze kinderen. Het is echter te gemakkelijk om alleen vanwege deze reden de stad links te laten liggen.”

Bonhofs kinderen krijgen thuisonderwijs. De evangelist haast zich te zeggen dat dit niets met het in Utrecht aangeboden onderwijs te maken heeft. „Al in onze vorige woonplaats is mijn vrouw hiermee begonnen. Zij is lerares en heeft een sterk verlangen het onderwijs op deze manier in te vullen.”

Als hun kinderen de middelbare-schoolleeftijd bereiken, maken leden van de Matthéüskerk grofweg een keuze tussen het Driestar College in Gouda of de Passie in Utrecht. Dat de laatste school evangelisch is, wordt door gemeenteleden nauwelijks als probleem gezien. „Bij de keuze voor de Passie speelt wellicht mee dat de directeur tot de Gereformeerde Gemeenten behoort en dat een docent uit onze gemeente op deze school lesgeeft”, zegt ds. Van Olst.

„Wat de jongere generatie betreft”, vervolgt ds. Van Olst, „die hebben sowieso minder met kerkmuren dan de ouderen. Jongeren zijn gewend om in de branding te staan. Die halen opgelucht adem als ze op hun werk tussen seculiere of vaagchristelijke collega’s een evangelische christen aantreffen. Dan is er herkenning in de kruisdood van Christus. De scheidslijn is dan niet langer evangelisch–reformatorisch, maar orthodox–niet orthodox. De gure wind drijft christenen in elkaars armen.”

Bonhof: „Hoewel de stad hierin vooroploopt, is deze ontwikkeling in heel Nederland te zien. Christenen die jonger zijn dan 40 hebben weinig meer met kerkmuren. Hoewel ik er geen voorstander van ben om elkaar de tent uit te vechten, heeft dat het gevaar in zich dat door het drijven op gevoel de aandacht voor de leer verdwijnt. Daar moeten we voor waken.”

Tegenstelling

Ds. Van Olst en Bonhof beamen dat het uiteraard verschil maakt of een christen in een stad dan wel op het platteland woont. Niettemin werpen beiden de gedachte dat een christen de stad beter links kan laten liggen, verre van zich. „Ik ben opgegroeid in Lelystad”, zegt Bonhof. „Wij waren het enige orthodox-christelijke gezin in de wijk. Toen ik ooit bij een neefje op de Veluwe ging logeren, viel het mij op dat het daar ook niet allemaal rozengeur en maneschijn was. De reden daarvoor is: het kwaad zit ín de mens, niet alleen erbuiten. Als we denken slechte invloeden buiten de deur te kunnen houden, dan hebben we een verkeerde visie op de zonde.”

Ds. Van Olst: „Ik betreur het gemak waarmee velen van de stad naar een dorp verhuizen. Een dergelijke keuze is vaak ingegeven door het comfort van een ruimere woning en de aanwezigheid van christelijke voorzieningen in een dorp. De keerzijde is dat sommige stadskerken hun deuren moeten sluiten. Ik bepleit geen georganiseerde trek van de biblebelt naar de stad, maar het zou goed zijn als meer christenen in de stad zouden wonen. Laat het zout der aarde niet in een potje zitten.”

Deel 6 in een serie. Het slot.


ICF Utrecht

Iedere zondagmiddag om 13.30 uur komt in de Utrechtse Matthéüskerk de Inter­national Christian Fellowship (ICF) bijeen. Tot zo’n honderd mensen met diverse etnische achtergronden bezoeken wekelijks de diensten, zegt voorganger Joan Bonhof. De vaste kern bestaat uit veertig man. „Velen van hen komen uit Iran en uit Afghanistan.”

De bezoekers variëren van mensen met nauwelijks opleiding tot internationale studenten en wetenschappelijk medewerkers, aldus Bonhof. De gemeente is in 2008 opgericht, vanuit de christelijke gereformeerde Matthéüskerk. Sindsdien is het verloop in de ICF groot geweest. „Sommigen komen maar voor een paar weken bij ons, omdat ze voor een korte periode in de stad zijn. Voordeel is wel dat je bij ons heel snel een netwerk kunt opbouwen. Er is voor en na de dienst voldoende gelegenheid voor ontmoeting.”


UTRECHT

Aantal inwoners: 321.583

Aantal stemmen op christelijke partijen (Tweede Kamerverkiezingen 2012):

CDA: 7537 (4,22 procent)

CU: 3769 (2,11 procent)

SGP: 607 (0,34 procent)

Grootste partij:

PvdA: 53.015 (29,69 procent)

Leden protestantse kerken:

PKN 17.311

CGK 1272

GKV 1609

NGK 505

GG 462

OGGiN 71

GGiN 135

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Meer over
Jong in de stad

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer