Na Cyprus is Slovenië mogelijk het volgende land dat een beroep moet doen op het Europese noodfonds. Ook daar ligt de oorzaak vooral bij de financiële sector. In deze fase zijn niet overheden met tekorten en schulden, maar wankelende banken het voornaamste probleem in de eurocrisis.
De redding van Cyprus, die moeizaam verliep, leidde op de markten niet tot veel onrust. Meer ophef ontstond er door uitspraken van voorzitter van de eurogroep Dijsselbloem, die opperde dat aandeelhouders, obligatiebezitters en grote spaarders bij soortgelijke operaties in de toekomst opnieuw niet buiten schot zullen blijven. Waarschijnlijk beschouwden beleggers de eilandstaat als een te kleine speler om de muntzone echt in gevaar te brengen. Het zal anders worden als in Italië de politieke impasse voortduurt en er daardoor van hervormingen en saneringen weinig terechtkomt.
Maar eerst Slovenië. Een natie met slechts 2 miljoen inwoners en een bruto binnenlands product (bbp) van rond de 35 miljard euro, ongeveer tweemaal de omvang van dat van Cyprus. In 2004 trad het toe tot de EU. Het ging de voormalige deelrepubliek van Joegoslavië destijds voor de wind. In 2007 mocht zij aanhaken bij de euro. De kredietcrisis die spoedig daarna uitbrak, zorgde echter voor een kentering.
Vandaag de dag verkeert het land in zwaar weer. De banken kampen met miljarden aan oninbare vorderingen op hun balansen en lijden flinke verliezen. De leeglopende vastgoedbubbel speelt daarbij een belangrijke rol, de aanhoudende recessie niet minder. Vorig jaar vertoonde de economie een krimp van dik 2 procent en dit jaar zal het naar verwachting nauwelijks beter gaan. Tal van bedrijven waaraan de banken middelen hebben verstrekt, kunnen door de malaise niet langer aan hun rente- en aflossingsverplichtingen voldoen.
Het begrotingstekort bedroeg in 2008 minder dan 2 procent van het bbp, de staatsschuld slechts 22 procent. Nu ligt het negatieve saldo rond de 4 procent en stoomt de schuld op in de richting van 60 procent. In juni wordt het spannend. Dan moet de overheid 1 miljard euro ophalen op de kapitaalmarkt om een eerdere obligatielening terug te betalen. De rente klom de afgelopen tijd tot in de buurt van de 7 procent.
In politiek opzicht heerst er eveneens instabiliteit. Recent trad een centrumlinks kabinet aan. Het vorige viel na corruptieschandalen. Inmiddels is er alweer een minister opgestapt. Premier Alenka Bratusek heeft verzekerd dat het land op eigen kracht de moeilijkheden zal overwinnen en dat het niet zal vragen om steun vanuit Europa. Of we aan die belofte veel waarde mogen hechten, valt te betwijfelen.
In Slovenië is primair sprake van een bankencrisis. Daarmee verschilt de situatie met die in Griekenland, dat het vertrouwen van de markten verloor doordat de regering het tekort volledig hadden laten ontsporen en daarover bovendien onjuiste cijfers verspreidde. In Ierland, Spanje, Cyprus en dus ook Slovenië vloeit de financiële nood voort uit de verzwakte positie van banken. Overheden hebben weinig ruimte om hun vermogens te versterken, want dan is er het risico dat ze zelf in de val worden meegesleurd.
De kredietcrisis begon in 2007 en 2008 bij de banken en nog altijd zijn de problemen in die sector groot. In de voorbije dagen klonk tegen die achtergrond een pleidooi van president Klaas Knot van De Nederlandsche Bank om de balansen snel te ontdoen van slechte leningen. Anders dreigt er volgens hem een scenario zoals in Japan. Daar stagneert de economische groei al sinds begin jaren negentig. Zolang banken hun verliesgevende activa niet afwikkelen en er geen herkapitalisatie plaatsvindt, blijven zij terughoudend met kredietverstrekking en remmen zij daarmee de bedrijvigheid af.
Maar wie betaalt die schoonmaakoperatie? Dijsselbloem heeft daar een duidelijke mening over. Zijn openhartigheid ontlokte veel kritiek.
Vorige zomer spraken de regeringsleiders zich uit voor de vorming van een bankenunie, met als onderdeel een gezamenlijk zogeheten resolutiemechanisme. Dat is jargon voor het in Europees verband gecontroleerd ontmantelen of verstevigen van probleembanken, eventueel met inzet van het noodfonds.
Het enthousiasme voor die aanpak taant echter. Duitsland lijkt er niet veel voor te voelen om mee te moeten opdraaien voor het opruimen van de rommel in met name de zuidelijke lidstaten. Voorlopig is de bankenunie nog ver weg. Gaan we dan toch Japan achterna?