Ontmoeting-directeur Ed van Hell voelt zich soms zelf een thuisloze
Dak- en thuislozen. Ed van Hell, directeur van stichting Ontmoeting, gaat er intensief mee om. Hij proeft de woorden op de tong: „Dakloos is erg, thuisloos nog veel erger. Thuisloos betekent: ik heb geen mens.” Na een korte stilte: „Niemand, helemaal niemand.”
Het was in Rotterdam. Van Hell liep van het station naar zijn werk aan de ’s-Gravendijkwal. Een agressieve dakloze wachtte hem op achter een boom. „Hij was eerder uit ons dienstencentrum gezet, vanwege bedreigend gedrag. Daarom wilde hij mij in elkaar slaan. Ik dacht: Dat wordt een ziekenhuisopname vandaag. Ik heb mijn hand op z’n schouder gelegd en gevraagd: Hoe gaat het met je? Hij kalmeerde. Het werd geen vechtpartij, maar een goed gesprek.”
Van Hell –hij werkt sinds 1994 bij Ontmoeting– vertelt het voorval zonder opsmuk. Het is een van de vele. Het volgende borrelt al weer op: „Een predikant ging voor in een van onze samenkomsten. Hij zei tegen het gezelschap: Mensen, jullie moeten je bekeren. Prima natuurlijk. Maar hij voegde eraan toe: Anders ga je naar de hel. Toen stond er een prostituee op. Een vrouw met een dramatisch leven. Ze zei: Naar de hel, dat geeft niks, want erger dan nu kan het niet worden.”
Ontmoeting bekommert zich om een bonte verzameling mensen aan de rand van de samenleving. Wat is hun diepste tragiek?
„Ze voelen zich onbegrepen, talloos vaak in de hoek getrapt. Er zit bijna altijd een logisch verhaal achter deze mensen. Ze hebben een slechte jeugd gehad, zijn als kind verwaarloosd, mishandeld of hebben op latere leeftijd een ingrijpende gebeurtenis meegemaakt. Een echtscheiding, een man verloren, een vrouw, een kind. Ze kunnen met dat verlies niet omgaan. Dat komt voor bij armen en rijken, laag en hoog opgeleiden. Ik ontmoet alle beroepen onder dak- en thuislozen, tot directeuren en hoogleraren toe.”
Er schiet Van Hell weer een voorval te binnen. „Ik ontmoette een dakloze die vreselijk stotterde. Hij kon z’n verhaal absoluut niet vertellen. Uit pure onmacht gooide hij serviesgoed kapot tegen de grond. Onmacht. Dát gevoel, dat is tekenend voor deze mensen. Van sommigen is het leven zo verruïneerd dat het bijna onmogelijk is er weer huisje-boompje-beestje van te maken. Vooral bij vrouwen die in de onderlaag van de prostitutie zitten, vaak gekoppeld aan drugsverslaving. Ik moet er soms niet aan denken dat ze ooit weer nuchter worden.”
Kunt u zichzelf als dakloze voorstellen?
Peinzend: „Die momenten zijn er. Dat ik in gedachten door Rotterdam loop als Ed van Hell die niemand heeft. Vanuit m’n ervaring met dak- en thuislozen weet ik dat je dan diepe schaamte voelt waardoor je elk contact gaat mijden. Dat gevoel wordt minder als de situatie langer duurt. Dan wordt het dakloos, het thuisloos zijn een overlevingsstrategie, een nieuwe way of life.”
Zijn er daklozen die er zelf voor kiezen?
„Ik dacht er ooit één ontmoet te hebben. De man zei dat hij bewust koos voor een leven op straat. Hij nam me mee naar zijn slaapplaats en vertelde zijn levensverhaal. Zó dramatisch. Niemand kiest voor een leven als dakloze. Daar ben ik sinds die ervaring diep van overtuigd.”
Wat is Ontmoeting zonder Ed van Hell?
Spontaan: „Gewoon een stichting. Klaar.” Ernstig: „Ontmoeting is niet van mij. Echt niet. Er staat er Eén boven deze stichting: de Grote Baas. Wij zeggen dat meestal niet zo in reformatorische kring, maar ik meen het. De Grote Baas is de Kapitein van dit schip. Hij staat aan het roer. Eigenlijk vind ik zo’n interview ook niks. Maar mijn collega’s zeggen dat ik vaker naar buiten moet treden. In het belang van Ontmoeting.” Berustend: „Ze zullen wel gelijk hebben.”
Van Hell tekent een organogram. Een piramide met bovenin zijn eigen vakje. Hij draait het papier om. „Ik zou het liever zo hebben. Ik ben ooit onderaan begonnen. Toen ik hier kwam, kende ik de wereld van dak- en thuislozen nauwelijks. Ik heb mezelf erin ondergedompeld.”
Ook onder een brug geslapen?
Hij lacht. „Dat niet, maar verder... Ik ben dagen met ze opgetrokken; sloot vriendschappen. Een dakloze was op een gegeven moment achter mijn privéadres gekomen. Op een zondag zat hij in de tuin. Ik kwam uit de kerk en m’n buurman vroeg: Verwacht je visite? Nee, niet echt. Ik kwam tot de slotsom dat dit te ver ging en heb het de man verteld. Toch, door de vele ontmoetingen heb ik de leefwereld van dak- en thuislozen geproefd. En er veel van geleerd.”
Zoals?
„Een dakloze, een thuisloze zoekt uit zichzelf geen hulp. Dat moeten we ons goed realiseren. Wij zijn direct geneigd te vragen: Zal ik u helpen? Dat deed ik ook, maar ik ben erop stukgelopen. Ik heb moeten leren naast de ander te gaan zitten, een arm om z’n schouder te leggen, niet te veroordelen maar te luisteren, belangstelling te tonen, begrip. Ik moet vaak denken aan de ontmoeting van Jezus met de Samaritaanse vrouw. Hij vroeg niet: Kan ik u helpen? Maar: Heeft u water? Een wonderlijk begin dat tot een diep gesprek leidde.”
Wat is Ed van Hell zonder Ontmoeting?
Een lichte aarzeling. Dan, overtuigd: „Dit werk heeft mij veranderd. Absoluut. Veel zaken in de Bijbel hebben voor mij een andere waarde gekregen. Het geromantiseer is er afgegaan. Laat ik een voorbeeld geven. Simson was een held; zo wordt hij beschreven in de Hebreeënbrief. Maar goed beschouwd was hij –ik aarzel om het te zeggen– ook een hoerenloper. Hij zou in onze kerken geschorst worden. Toch wordt juist hij door God ingezet om het volk Israël te bevrijden. Ontmoeting brengt mij in aanraking met publiek dat door Jezus werd opgezocht. Dat botst met mijn reformatorische wereldje van principes, zekerheden, welvaart, luxe.”
Hoe gaat u met die botsing om?
„Door voor mezelf steeds onderscheid te maken tussen wat de Bijbel ons voorhoudt en wat wij er allemaal bij bedenken. De kern van de Bijbelse boodschap is: Christus navolgen, Zijn voetstappen drukken. Ik hoef niemand te bekeren, maar word geroepen een lichtje te laten schijnen. Al is het maar even. Dan ben ik een bevoorrecht mens. Misschien moet ik het anders zeggen. Op de manier van de officier bij het Leger des Heils die met pensioen ging. Hij zei: Ik ben een gezegend mens. Dat vond ik mooi.”
Van Hell denkt even na. „Weet je”, biecht hij op, „ik vind het soms moeilijk om te blijven participeren in bevindelijke kring. Door mijn werk bij Ontmoeting ben ik zaken gaan relativeren, heb ik soms vragen bij de zondagse prediking. Ik kan boos worden om discussies over middelmatige dingen. Het siert ons niet dat we elkaar soms de tent uitvechten. Tegelijk word ik weleens moe van mijn eigen gerelativeer. Ik weet het: het is hier beneden een zootje, en dat blijft het. Wij maken er op aarde geen paradijs van. ’t Hart omhoog, het oog naar boven, hier beneden is het niet; ’t ware leven, lieven, loven, is maar waar men Jezus ziet, zingt Van Lodenstein. En zo is het.” Beschaamd: „Ik heb moeten afleren naar de preek te luisteren met de oren van een dakloze. Dat is niet goed, niet stichtelijk.”
Hoe vergaat het een dakloze in uw kerk, de gereformeerde gemeente in Woerden?
„O, als het er één is, dan gaat dat wel goed. Dan zeggen de mensen: Die hoort bij Ed. Maar stel je voor dat er zondagmorgen een bus met vijftig daklozen voor de kerk stopt: dat zou een consternatie geven. Dan gaat er een schok door de gemeente, dan ontstaat er grote verlegenheid.”
Omdat refo’s mijlenver bij daklozen vandaan staan?
„Ja. En je kunt het ook omdraaien: omdat daklozen mijlenver bij refo’s vandaan staan. Het zijn twee totaal verschillende werelden. Ik had de ambitie dat Ontmoeting die werelden bij elkaar zou kunnen brengen, maar dat is niet realistisch. Je kunt wel heen en weer pendelen. Dat doen we bij Ontmoeting. Vanuit de Bijbelse gedachte dat dak- en thuislozen in mijn handen Christus’ handen moeten zien en in mijn ogen Christus’ ogen. Dat is de ene kant van de spiegel. De andere kant: dat ik door de bril van Jezus naar mijn naaste kijk. Met bewogenheid.”
Lastig, dat pendelen?
„Ik voel me soms een kameleon; ben zelf ook een beetje een thuisloze. Geworden. Maar ik heb het ervoor over; om anderen te winnen voor Christus. Er is er Eén Die mij daarin begrijpt.”
Welke invloed heeft Ontmoeting op de houding van de reformatorische achterban ten opzichte van daklozen?
„De stichting heeft een groot draagvlak in de achterban. Dat blijkt uit de giften: 1,5 miljoen euro per jaar. En uit de velen die daadwerkelijk meedoen: 180 personeelsleden en 450 vrijwilligers. Er is door Ontmoeting bewustwording op gang gekomen. Dat we als christenen de roeping hebben om om te zien naar dak- en thuislozen. We zijn de luxe van ons eigen zuiltje en het ons opsluiten daarin aan het verliezen. De openheid naar andere mensen, ook die in de goot zijn afgezakt, groeit.
Tegelijk is er nog veel te verbeteren. We hebben op de Wegwijsbeurs een keer een dakloze –geen echte, maar een verklede– laten rondlopen. Dan schaam ik me voor de reacties van sommige bezoekers. De andere kant maak ik soms ook mee. Zoals op een reformatorische vrouwenvereniging. Ik vroeg: Er komt een dakloze prostituee bij u. Wat geeft u haar: een broek of een rok? Een rok natuurlijk, was het antwoord. Dan is die vrouw 25 euro meer waard voor haar klanten, reageerde ik. Doe dan maar een broek, zeiden ze. Op zo’n moment leren refo’s even over hun eigen principes heen te stappen.”
Wat wilt u nog graag realiseren?
Enthousiast: „Ik heb een droom. Dat serieuze christelijke jongeren zich gaan inzetten voor probleemjongeren. Een soort buddyproject. Op Flakkee zijn we erover in gesprek met kerken, ouders en jongeren, nadat de overheid had gevraagd iets voor deze doelgroep te doen. Ik heb het eerst aan de jeugdbonden voorgelegd, maar die zagen er om kerkpolitieke redenen van af. Daarom pakt Ontmoeting het op. Het gaat om jongeren die aan de drank en de drugs zijn. Sommigen leven op straat. Laat die twee werelden, onder goede begeleiding, maar botsen met elkaar. Ook op de Veluwe zou zo’n project nuttig zijn. Denk aan de vele drankketen.”
Welke plaats heeft Ontmoeting tussen andere instellingen voor dak- en thuislozen?
„Tot mijn verwondering gaan er voor ons deuren open die voor anderen gesloten blijven. Niet alleen in Rotterdam, ook in Harderwijk en in Apeldoorn. Dat heeft te maken met onze transparantie. Als we onze afspraken niet meer kunnen nakomen, zeggen we dat eerlijk. Gemeenten waarderen dat. Onze houding is wel veranderd. In het begin gingen we naar de gemeente Rotterdam met het verhaal: Ontmoeting heeft recht op subsidie. Nu vragen we: Kunnen we bijdragen aan de oplossing van maatschappelijke problemen? Dan willen we graag onderhandelen. Op deze manier hebben we in Rotterdam 160 dak- en thuislozen kunnen onderbrengen in een project voor ambulante woonbegeleiding.”
Wat bemoedigt u in het werk voor Ontmoeting?
„Ik denk aan de vrouw die ineens op zondag bij de samenkomst in Rotterdam was. Ik kende haar, maar wist niet waarvan. Na de dienst vroeg ik het. We bleken elkaar wel eens ontmoet te hebben op de Keileweg waar we elke vrijdagavond soep uitdeelden aan prostituees. Ze liep er heel netjes bij. Hoe kan dat? vroeg ik. Ze zei: Dat kan alleen door de Heere Jezus. Hij heeft mij gewassen en Hij doet dat helemaal. Ontroerend. Met menselijke liefde alleen redden we het niet. Christus’ liefde is nodig.”
Dit is het slot van een drieluik over 25 jaar Ontmoeting.
Levensloop Ed van Hell
Ed van Hell (Zeist, 1956) emigreert als jongen van 15 met zijn ouders naar Zuid-Afrika. Daar studeert hij theologie en psychologie aan de universiteit in Pretoria. In 1977 trouwt hij met Anke Dammer, die hij vanaf de kleuterschool kent en die inmiddels ook in Zuid-Afrika woont. Vier jaar later keert het echtpaar terug naar Nederland. Van Hell werkt dertien jaar als jeugdwerkadviseur bij de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten (JBGG). In 1994 treedt hij, als zesde medewerker, in dienst bij de stichting Ontmoeting. In 1995 wordt hij directeur. Van Hell en zijn vrouw hebben drie kinderen en zes kleinkinderen. Het echtpaar woont in Woerden.