Literair talent ontstaat niet zonder goede en veilige kweekvijvers, zo klonk het donderdag in Apeldoorn tijdens een informatiebijeenkomst met deelnemers aan de verhalenwedstrijd rond het thema ”Vrij!” die uitgeverij De Banier organiseert in samenwerking met het Reformatorisch Dagblad. Juist zo’n wedstrijd kan potentiële auteurs een zetje geven.
Alsnog meedoen? Op deze pagina een selectie van de tips die Froukje ten Hove (De Banier) en Mariëlle Oussoren (RD) tijdens de bijeenkomst gaven.
- Wees creatief bij de invulling van het thema. Vrijheid is meer dan de afwezigheid van oorlog.
- De laptop openklappen en achter elkaar een verhaal typen werkt doorgaans niet. Denk vooraf na over de opbouw. Teken een spanningsboog van het verhaal uit op papier, die laat zien waar spannende elementen zitten. Zo ontdek je waar het hoogtepunt ligt (als het goed is vlak voor het einde), en zo zie je meteen of er saaie delen in je verhaal zitten.
- Probeer het thema van het verhaal in één zin samen te vatten. Schrijf dit op een post-it en plak het op je laptop. Het helpt bij doelgericht schrijven.
- Denk na over de normen en waarden die in het verhaal moeten doorklinken. En besef dat het nuttig kan zijn om vaststaande grenspaaltjes van wat wel en niet zou kunnen iets te verzetten. De warmte van een christelijk gezin kan bijvoorbeeld extra stralen als die in contrast staat met het realistisch beschreven, rauwe leven in een achterbuurt – terwijl dat laatste in eerste instantie misschien niet zo’n geschikt onderwerp voor een kinderverhaal lijkt.
- Zorg voor een mooie openingszin, die de aandacht van de lezer trekt. Beginnen met een stukje dialoog werkt vaak goed. Zorg ook dat de slotzin er één is die nog lang blijft hangen.
- Denk vooraf na over het uiterlijk en de karaktereigenschappen van de hoofdpersoon. Dat voorkomt dat Piets blauwe ogen een paar pagina’s later zijn veranderd in bruine. Of dat hij in het begin van het verhaal verlegen is en later dingen doet die daar helemaal niet bij passen.
- Sluit aan bij de leefwereld van het kind, maar verwar dat niet met het een-op-een kopiëren van de realiteit. Het is goed als een kinderverhaal een kind verder brengt, wijzer maakt. Herkenning en veiligheid kunnen zinvol zijn, maar een verhaal biedt ook een prachtige kans om een kind buiten zijn eigen wereld te laten kijken.
- Bedenk dat iets wat voor volwassenen cliché is, dat voor een kind niet hoeft te zijn.
- Een lezer moet in het verhaal geloven. Een auteur mag het zo bont maken als hij of zij wil, maar geloofwaardigheid is een vereiste. De schrijver is degene die de lezer als het ware dwingt te geloven dat het wáár is wat hij schrijft.
- Schrijven is schilderen met woorden, dus vraag je af of de lezer zich een beeld kan vormen van de situatie die je beschrijft. Kan hij meeruiken, meevoelen, meehoren en meekijken met de hoofdpersoon?
- Ga daarbij zorgvuldig om met details. Die maken een verhaal levendig en extra interessant. Maar bedenk dat details ook verwachtingen kunnen scheppen die niet worden waargemaakt in het verhaal. Als een jongen op de eerste bladzijde een fluitje en een stuk touw in zijn rugtas stopt, moeten die voorwerpen wel een functie hebben in het vervolg, anders zijn ze –zowel voor de jongen als voor het verhaal– volstrekt overbodig.
- Laat dingen zien in plaats van ze alleen te vertellen. ”Het regende” kan, maar ”Regendruppels maakten kringetjes in de plassen” schept een concreter plaatje.
- Wanhoop niet als er veel tijd op gaat aan kleine dingen die de lezer niet zullen opvallen. Want sommige elementen moeten juist niet in het oog springen. Niemand ziet misschien dat de steeds terugkerende toevoeging ”zei Jan” zorgvuldig zo veel mogelijk is weggewerkt – het maakt een boek wel beter.
- Stuur het verhaal niet meteen op nadat het af is, maar lees het nog eens rustig door, lees het hardop voor aan een kind, of vraag feedback van iemand die er verstand van heeft.
Insturen voor de schrijfwedstrijd kan tot uiterlijk 15 maart, naar redactie@debanier.nl. Kijk op www.debanier.nl voor meer informatie.
Fijne uitlaatklep
Gerbrand Mulder (33) uit Barneveld is boekhouder en hovenier
Inspiratie opgedaan?
„Eh, ja. Maar tegelijkertijd besef ik dat er voor een goed verhaal meer komt kijken dan even spontaan wat schrijven. Ik dacht wel even: Oei, zou ik dat wel kunnen? Je moet wel goed het een en ander overwegen voordat je aan een verhaal begint voor zo’n schrijfwedstrijd.”
Ga u wat insturen?
„Dat weet ik nog niet. Het ligt eraan of ik inspiratie heb. Ik ga er wel over nadenken en ik hoop dat er spontaan een idee naar boven komt, waar een goed verhaal uit komt rollen. Schrijven is een fijne uitlaatklep.”
Wat vond u de beste tip?
„Dat je vooraf een probleemstelling voor jezelf moet formuleren, waar je hele verhaal om gaat. En dat daardoor het verhaal vaart krijgt en als het ware vanzelf gaat lopen.”
Durven beginnen
Margriet Paans (32) uit Nijkerk, werkt één ochtend per week voor een gastouderbureau
Inspiratie opgedaan?
„Ja, echt. Ik dacht: Ik geloof niet dat ik het kan, maar dankzij veel waardevolle tips en aanmoedigingen ga ik het denk ik toch maar proberen.”
Waarom kwam u naar deze bijeenkomst?
„Vroeger schreef ik verhalen. Ook heb ik acht jaar voor de klas gestaan. Toen vertelde ik veel verhalen. Nu hebben we drie kinderen, aan wie we veel voorlezen. Het lijkt me echt leuk als ik hun mijn eigen verhaal kan voorlezen. Toen ik mijn dochter van 8 vertelde dat ik naar deze bijeenkomst ging, zei ze tegen mijn zoontje van 5: „Dat zou leuk zijn hè, Daan, als mama in de krant komt!”
Wat vond u de beste tip?
„Stap uit je comfortzone. Dat is het: je moet durven beginnen te schrijven. Een andere belangrijke tip vond ik: probeer het karakter van jouw hoofdpersoon je helemaal eigen te maken. Pas dan kun je het goed overbrengen aan de lezer.”