Münster werd in 1938 de plek van brekend glas
MÜNSTER – Altijd als er glas breekt, denkt Hans Kaufmann weer aan die vreselijke Kristallnacht in 1938. Vrijwel geen van de Joodse huishoudens kwam er die nacht zonder glasscherven af.
De hele dag hing er al iets in de lucht. Toch was de 13-jarige Hans gaan slapen. Zijn moeder maakte hem wakker toen de geüniformeerde bende om 4.00 uur ’s nachts hun huis in het Duitse Münster binnendrong.
Ze werden allemaal in één kamer gedreven. Niemand wist wat er zou gebeuren. Het huis was vol geluiden, meest van vernielingen. Iemand beukte met een hamer op de vleugelpiano. „Dat gaf een geweldig crescendo. Onbeschrijfelijk”, zo vertelde Kaufmann vrijdag rond de herdenking in Münster.
Hans rook ook ineens ook een ongewone geur. De SA-mannen waren de wijnkelder van Kaufmann binnengedrongen en de flessen kapot gegooid. „Alles dreef in een zee van wijn.”
Door de ramen zag de familie de hemel rood kleuren. Iedereen wist wat het was: de synagoge.
Het Joodse gebedshuis had een monument moeten worden, vertelt voorzitter Sharon Fehr van de Joodse gemeente in de herdenkingsdienst. „Het was een wonderschoon gebouw. Maar het stond slechts 58 jaar.”
Steen
Door recente immigratie van veel Oost-Europese Joden is de gemeente in Münster met 800 leden inmiddels weer groter dan de 700 leden op het hoogtepunt in 1933. Het gebouw werd daarom vorig jaar uitgebreid met een zalencomplex. Fehr: „Daarbij vonden we een gevelsteen van de oude synagoge. Voor velen een voorwerp met pijnlijke herinneringen.” De steen staat inmiddels in een vitrine.
Toen in die ene nacht de bende het huis van de familie Kaufmann weer had verlaten, zette iemand een ketel op de kachel, om nog iets te drinken voor weer verder te slapen. „Maar we vergaten er water in te doen”, glimlacht Kaufmann. „En van slapen kwam natuurlijk ook niets meer. Het bewijst dat we nog in ontkenning leefden.”
Ontkenning van het veel ergere dat zou komen. Want deze nacht was alleen maar een mijlpaal die aangaf dat nu de echte Jodenvervolging zou beginnen.
Kaufmann wist al langer dat het van kwaad tot erger ging. „Die lange hakenkruisvlaggen die langs de huizen hingen – daar hield ik niet van. Die SA-mannen die zongen van het Joodse bloed dat moest vloeien. En de kinderen die je opwachtten en uitscholden.”
Toch was de Kristallnacht –de Duitsers zelf spreken nu van Pogromnacht– wel een keerpunt. „Vanaf toen werd alles erger.”
Achteraf vindt Kaufmann het vreemd dat hij die nacht geen angst voelde. „Vreemd, nietwaar? Een jongen van dertien zou toch bang geweest moeten zijn. Maar ik kan me niets van schrik herinneren.”
In de herdenkingsbijeenkomst trekken diverse sprekers parallellen tussen wat toen gebeurde en de actualiteit. „Vandaag de dag is kritiek op Israël vaak vermengd met antisemitisme”, stelt dr. Ferdinand Schumacher, vertegenwoordiger van de rooms-katholieke domkerk in Münster. Hij ziet het huidige debat over de besnijdenis in datzelfde licht. In Duitsland gaan stemmen op om het besnijden van jongetjes te verbieden.
Dr. Reinhard Klenke, voorzitter van het bestuur van de regio Münster, wijst op de neonazistische NSU, waarvan eerder dit jaar grote misdrijven aan het licht kwamen. „Dat hadden we twee jaar geleden niet kunnen denken. Het boze ligt steeds weer op de loer.”
Kaufmanns vader werd die nacht, net als de meeste Joodse mannen in Münster, meegenomen door de Gestapo. Kort daarna werd hij weer vrijgelaten, maar het signaal was gegeven; Joden waren vogelvrij. Sommige Joden belden die nacht de politie. Maar die hield zich aan de instructie van hogerhand: „Als u Jood bent, kunnen wij niets voor u doen.”
Kaufmann herinnert zich dat de volgende dag ook hun buren niet naar hen omkeken. Enkele Joden hadden wat dat betreft meer geluk. De rooms-katholieke bisschop Clemens von Galen bood rabbijn Steinthal de helpende hand.
De familie Kaufmann was een exponent geweest van de Joodse emancipatie vanaf ongeveer 1850. Vader had zich in de Westfaalse stad gevestigd als advocaat. Hij gaf ook adviezen voor emigratie. „Maar uiteindelijk was hij zelf te laat”, vertelt zijn zoon.
In december 1939 liet vader Kaufmann Hans met een groep kinderen vertrekken naar Denemarken. Toen de jongen op het station afscheid van zijn vader nam, had hij niet het gevoel dat het voorgoed was.
Hans heeft zijn vader daarna nooit meer gezien. In december 1941 werden zijn ouders op transport gezet naar de Letse hoofdstad Riga. Zijn vader is later doorgevoerd naar Auschwitz, waar hij is omgekomen. Zijn moeder overleefde de oorlog en voegde zich bij Hans in het Zweedse Stockholm. „Daar was ik in 1943 naartoe gevlucht toen Denemarken ook ”Judenfrei” moest worden.”
Kaufmann leeft sindsdien nog altijd in Stockholm. Bijkomend voordeel is dat hij het graf van zijn moeder kan bezoeken.
Heimat
Hij vindt het prachtig om weer een paar dagen terug te zijn in Münster. Hij had hier een mooie jeugd. „Maar deze stad is mijn heimat niet. Een heimat is een gevoelsbegrip.”
Als kind kwam hij vrijwel wekelijks in de synagoge, die in 1938 afbrandde. Niet zozeer omdat ze thuis zo orthodox waren –hoewel zijn vader van orthodoxen huize was– maar omdat de school erop aandrong.
Zo deed hij hier in december 1937 bar mitswa. In de herdenkingsdienst vertelt de 87-jarige erover. „Dat was op dezelfde plek als nu. Wel onder een ander dak, maar met hetzelfde keppeltje.”