Dr. Anton van der Lem leest Huizinga’s ”Herfsttij”
Serie gesprekken over klassieke Nederlandse boeken uit de twintigste eeuw, die richtingbepalend zijn geweest voor het denken voor christendom en cultuur. Vandaag: dr. Anton van der Lem leest ”Herfsttij der middeleeuwen” van Johan Huizinga (1919).
Op de middelbare school las Anton van der Lem voor het eerst Huizinga’s ”Herfsttij der middeleeuwen” uit 1919. Veel begreep hij er toen nog niet van, maar dat verhinderde niet dat hij later alsnog in de ban raakte van deze klassieker. „”Herfsttij” wint bij herlezen.”
Als lagereschooljongen was Van der Lem al bijzonder geïnteresseerd in geschiedenis. Hij las het ene boek na het andere over lang vervlogen tijden. Op de middelbare school blonk hij uit in het vak. „Ik meende toen dat ik ook ”Herfsttij der middeleeuwen” van Johan Huizinga moest lezen. Bij de plaatselijke bibliotheek probeerde ik een exemplaar te lenen, maar het boek bleek gereserveerd te zijn door de vader van een vriendje, een docent van school.”
Toen de leesgrage Van der Lem het lijvige boek uiteindelijk te pakken kreeg en erin begon, borrelde hij niet direct over van enthousiasme. „Ik was een jaar of veertien, vijftien en Huizinga veronderstelt in deze studie erg veel voorkennis. Bovendien had hij veel citaten in het Frans opgenomen.”
Toch raakte Van der Lem gefascineerd door de figuur Huizinga. Aan het einde van het tweede jaar van zijn studie geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam kocht hij bij een antiquariaat het verzamelde werk van de vermaarde Leidse historicus. „Dat heb ik die zomer van begin tot eind gelezen.” Zijn afstudeerscriptie schreef Van der Lem over Huizinga’s beeld van de Republiek der Nederlanden. Later werkte hij deze scriptie uit tot een dissertatie met de titel ”Het Eeuwige verbeeld in een afgehaald bed”. De biografische inleiding die Van der Lem bij zijn proefschrift dacht te voegen, gaf hij op advies van zijn uitgever als zelfstandig boek uit, gericht op een breed publiek.
Na zijn promotie in Leiden bood Van der Lem zijn diensten aan de Leidse universiteit aan. Hij stelde voor om een inventarisatie te maken van Huizinga’s archief dat zich in de Leidse universiteitsbibliotheek bevond. „Ik ben toen in dienst van de universiteit gekomen en dat is zo gebleven.” Eind jaren tachtig was Van der Lem betrokken bij de driedelige uitgave van Huizinga’s brieven. Dat gaf kleur en diepte aan het beeld dat hij van de historicus had. „Je leert iemand wel heel grondig kennen als je de brieven leest die hij schreef. En er valt veel aan Huizinga te ontdekken.”
Toch is er één ding dat Van der Lem maar moeilijk van Huizinga kan begrijpen. „Waarom heeft hij er zelf niet voor gezorgd dat er in ”Herfsttij” illustraties werden opgenomen? In deze studie verbindt hij immers literaire bronnen met de beeldende kunst van de late middeleeuwen. Wat is er dan mooier om in de tekst afbeeldingen van de genoemde kunstwerken op te nemen? Als Huizinga college gaf, maakte hij immers ook wel eens gebruik van dia’s, zo blijkt uit zijn aantekeningen.”
U heeft dat verzuim van Huizinga meer dan goed gemaakt…
„Op verzoek van uitgeverij Contact heb ik eind jaren negentig inderdaad een geïllustreerde editie van ”Herfsttij” samengesteld. Het was mooi en dankbaar werk om de afbeeldingen van kunstwerken die Huizinga noemt op te sporen. Tegelijk heb ik de tekst kritisch doorgenomen en alle fouten die er in de loop van de tijd waren ingeslopen gecorrigeerd. Zo stond er bijvoorbeeld dat het Bourgondische hof ”praatziek” was, waar Huizinga ”praalziek” had bedoeld.”
Wat maakte het verschijnen van ”Herfsttij der middeleeuwen” in 1919 zo bijzonder?
„Huizinga probeerde in deze studie de kunst van de Vlaamse schilder Jan van Eyck en van zijn tijdgenoten te begrijpen. In 1902 had hij in Brugge de grootste tentoonstelling over de Vlaamse primitieven bezocht. Deze maakte toen diepe indruk op hem en wekte voorgoed zijn belangstelling voor de Bourgondische cultuur. De ondertitel maakt duidelijk dat ”Herfsttij” gaat over „levens- en gedachtevormen der veertiende en vijftiende eeuw in Frankrijk en Nederland”. Je zou kunnen zeggen dat Huizinga de collectieve mentaliteit, de geestesgesteldheid van een tijdvak probeerde weer te geven. Niet economische en politieke aspecten waren volgens hem van doorslaggevend belang, maar menselijke drijfveren, zoals hoogmoed, wraak en trouw.”
Wat heeft Huizinga met het woord ”Herfsttij” in de titel willen uitdrukken?
„Huizinga heeft lang gezocht naar een passende titel, maar was achteraf toch niet heel gelukkig met deze keuze. Herfsttij suggereert dat de geschiedenis de cyclische loop van de seizoenen heeft. De Franse vertaling had aanvankelijk daarom het woord ”déclin”, neergang, in de titel. Veel later, toen hij al zeventig was, heeft Huizinga geschreven dat rond 1907, tijdens een wandeling langs het Damsterdiep in Groningen, hem opeens het licht was opgegaan. De cultuur van de Bourgondische Nederlanden was volgens hem niet, zoals algemeen werd gedacht, te duiden als ”advent der renaissance”, vergelijkbaar met de ontwikkelingen in Italië in diezelfde periode. Huizinga zag juist neergang, verval en uitbloei – herfsttij dus. Hij schreef in het voorbericht bij de eerste druk dat „in de geschiedenis als in de natuur het sterven en het geboren worden eeuwig gelijke tred houden. Oude beschavingsvormen sterven af terzelfdertijd en op dezelfde bodem, waarin het nieuwe voedsel vindt om op te bloeien.” Juist die constatering maakte het voor hem mogelijk de veertiende en de vijftiende eeuw als zelfstandig tijdvak te belichten, als een tijd waarin het leven „fel” was en de tegenstelling tussen vreugde en verdriet groot.”
Huizinga staat bekend als een cultuurpessimist. Blijkt dat ook uit ”Herfsttij”?
„Zeker niet. Dat er een „schaduw des doods” over het boek hangt, zoals Huizinga in het voorbericht bij de eerste druk suggereert, heeft niet direct te maken met een sombere kijk op de toekomst of met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914. Dat pessimisme kwam pas veel later op bij Huizinga, vanaf de jaren dertig. Een belangrijkere rol speelde waarschijnlijk het overlijden van zijn vrouw Mary in 1914. Huizinga was geen doemdenker, lees bijvoorbeeld zijn biografie van Erasmus of zijn ”Nederland’s beschaving in de zeventiende eeuw”. Over ”Herfsttij” schreef hij in het voorbericht overigens dat hij wellicht „een somberder en minder sereen” beeld had geschetst dan hij van plan was geweest.”
Zijn er parallellen te trekken tussen de tijd die Huizinga beschrijft en onze tijd?
„Ik vind dat we niet moeten proberen om verschillende tijden met elkaar te vergelijken. Wat vandaag geldt, kan morgen immers weer anders zijn. Ik geloof ook niet zo in ondergangsstemmingen, alsof onze westerse cultuur op het punt staat ten onder te gaan. Natuurlijk heb ik wel mijn zorgen over hoe het momenteel in de wereld gaat. De ontwikkelingen voltrekken zich minder geleidelijk dan voorheen. Maar dat is geen reden voor doemdenken.”
Wat maakt ”Herfsttij” tot een klassieker die het nog steeds waard is om te worden gelezen?
„Huizinga heeft er niet voor gekozen om het verhaal te vertellen aan de hand van de levens van de hoofdpersonen. Dan was ”Herfsttij” niet meer geworden dan de zoveelste geschiedenis van de Bourgondische dynastie, die na verloop van tijd weer gedateerd zou raken. Maar omdat hij er in slaagde ”levens- en gedachtevormen” te vatten is deze studie tijdloos. Huizinga wist de Bourgondische cultuur van de veertiende en de vijftiende eeuw los van politieke en religieuze opvattingen te typeren. Dat zorgt ervoor dat steeds weer nieuwe generaties lezers hun eigen levensgevoel kunnen spiegelen aan ”Herfsttij” . De „zucht naar schoner leven”, die Huizinga in het tweede hoofdstuk analyseert, is van alle tijden. De manieren waarop mensen in de veertiende en de vijftiende eeuw aan dat streven vorm gaven komt in allerlei varianten steeds opnieuw terug. De Zwitserse historicus Jacob Burckhardt, voor wie Huizinga veel bewondering had, zei het zo: „Geschiedenis maakt niet slim voor een volgend moment, maar wijs voor altijd.” Zo is het met ”Herfsttij der middeleeuwen” ook. Dat boek gaat over het leven zelf. En het wint bij herlezen.”
Over de lezer
Dr. G. A. C. (Anton) van der Lem (1954) studeerde geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Hij maakte deel uit van de redactie die Johan Huizinga’s ”Briefwisseling” heeft bezorgd (1989-1991). In 1997 promoveerde Van der Lem aan de Universiteit Leiden op een proefschrift over Huizinga’s beeld van de Republiek. Daarnaast maakte hij een inventaris van het archief van Huizinga en stelde hij een bibliografie van diens publicaties samen. In 1998 verscheen van zijn hand een geïllustreerde editie van ”Herfsttij der middeleeuwen”. Tevens bracht hij de tekst ervan in overeenstemming met de laatste uitgave die door Huizinga werd verzorgd. Van der Lems publicaties betreffen vooral de geschiedenis van de Nederlandse Opstand en de beeldvorming daarvan in de geschiedschrijving. Hij is als conservator oude drukken werkzaam bij de Universiteitsbibliotheek Leiden.
Over de schrijver
Johan Huizinga (1872-1945) stamde uit een doopsgezind Gronings predikantengeslacht. Hij geldt als de grootste Nederlandse historicus van de afgelopen eeuw en is de grondlegger van de Nederlandstalige cultuurgeschiedenis en mentaliteitsgeschiedenis. Behalve historicus was hij cultuurfilosoof en antropoloog. Hij studeerde van 1891 tot 1895 Nederlands en oosterse talen en letteren aan de universiteit van Groningen. In 1897 promoveerde hij op ”De Vidûsaka in het Indisch toneel”. In 1915 werd hij hoogleraar algemene geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Leiden. Zijn belangrijkste werken zijn ”Herfsttij der middeleeuwen” (1919), ”Erasmus” (1924), ”In de schaduwen van morgen” (1935) en ”Homo ludens” (1938). Huizinga was lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en bekleedde het voorzitterschap van de afdeling Letterkunde van 1929 tot 1942. De persoonlijke en wetenschappelijke nalatenschap van Huizinga is ondergebracht in de Universiteitsbibliotheek Leiden.
Digibron
Zie ook artikelen in Digibron:
In elf gebeden beleed Johan Huizinga zijn geloof in een persoonlijk God
Recensie Bart Jan Spruyt van Van der Lems editie van ”Herfsttij”.
Bespreking proefschrift dr. W. E. Krul over Huizinga als historicus.
Interview met Willem Otterspeer over Huizinga.
Artikel over Anton van der Lems’ biografie van Huizinga.
Herfsttij der middeleeuwen, Johan Huizinga, bezorging tekst en ill. Anton van der Lem;
uitg. Atlas Contact, Amsterdam, 2008; ISBN 978 90 254 2905 8; 542 blz.; € 59,95.