Verkiezingen zijn spannend ondanks peilingen
DEN HAAG – De enige peiling die telt, zijn de verkiezingen, zeggen politici nogal eens. Tegelijkertijd worden stemmers in de aanloop naar de verkiezingen overspoeld met peilingen. Die vervolgens weer de verkiezingsuitslag beïnvloeden.
„VVD en PvdA samen aan kop”, melden de laatste peilingen. Beide zouden, als er nu verkiezingen zouden zijn, 35 zetels halen. Het beeld rijst op van een razendspannende slotfase van de campagne.
Onderbelicht blijft vaak dat peilingen een foutmarge hebben van 2 zetels omhoog en 2 omlaag. Het zou woensdag dus best zo kunnen uitpakken dat de VVD 37 zetels haalt en de PvdA 33. Een fors verschil van 4 zetels.
Als de verkiezingsuitslag morgen inderdaad zo sterk afwijkt van de peilingen, zou dat bepaald niet voor het eerst zijn. Tussen het virtuele zetelaantal dat partijen vlak voor de vorige verkiezingen haalden en het werkelijke aantal erna zat twee jaar geleden een verschil van meer dan 15.
In 2006 zou er volgens de peilingen sprake zijn van een tweestrijd tussen Balkenende (CDA) en Bos (PvdA), maar haalden de christendemocraten 41 zetels en de sociaaldemocraten 31.
De forse winst van het CDA in 1986 werd door de peilers niet voorspeld en de sterke opkomst van de ouderenpartijen in 1994 zagen ze ook over het hoofd. Verder krijgt PVV-leider Wilders tot nu toe in de peilingen structureel minder zetels dan zijn partij bij de verkiezingen werkelijk haalt.
Kortom: op de feitelijke betrouwbaarheid van peilingen valt gemakkelijk het een en ander af te dingen.
Realiteit
Fundamenteler nog is de kritiek op peilingen dat ze zelf (en de berichtgeving erover) het verkiezingsproces beïnvloeden. Terwijl ze bedoeld zijn om een beeld van de werkelijkheid te schetsen, scheppen ze een eigen realiteit.
Wetenschappelijk onderzoek naar de laatste verkiezingen laat zien dat partijen die het goed doen, aantoonbaar profiteren van verhalen over het succes dat ze in de peilingen halen. Het CDA bijvoorbeeld wist in 2006 door de positieve berichtgeving 4 procent extra kiezers aan zich te binden, ofwel 6 Kamerzetels.
Vooral in het geval van een nek-aan-nekrace in de peilingen zouden veel kiezers geneigd zijn op een andere partij te stemmen dan wat ze eigenlijk van plan waren. In 2003 kostte de strijd tussen Balkenende en Bos zowel ChristenUnie als SGP de nodige kiezers. Zij stemden op het CDA om te voorkomen dat de PvdA groter zou worden.
Ruim 20 procent van de kiezers, schrijft communicatiedeskundige dr. R. Vliegenthart in zijn recente boekje ”U kletst uit uw nek”, denkt door de peilingen te worden beïnvloed. „Onder degenen die pas op het laatste moment een besluit nemen over op wie zij gaan stemmen, is dat zelfs 40 procent.”
Bij een enquête door peilendoejezo.nl gaf 64 procent van de ondervraagden aan dat de peilingen volgens hen effect hebben op de verkiezingsuitslag.
Ruis
SP-leider Roemer opperde om, gegeven de nadelen van peilingen, na de verkiezingen deskundigen te laten nadenken over een tijdelijk verbod erop.
Die suggestie is vaker gedaan, maar de repliek is doorgaans dat het niet de peilingen op zich zijn die voor ruis zorgen, maar de manier waarop de media ermee omgaan en de frequentie waarmee ze erover schrijven.
Feit is, stelt Vliegenthart, dat bijvoorbeeld kranten er steeds meer aandacht aan besteden. In 1998 stonden er in NRC Handelsblad, AD, Trouw en de Volkskrant 626 artikelen over peilingen, in 2006 was dat aantal gestegen naar 1058. Inmiddels zal dat nog hoger liggen.
Als media er terughoudender mee omgaan, zal de invloed van peilingen navenant afnemen.
Hoe dit ook zij, peilingen geven, met een ruime slag om de arm, in elk geval een trend aan. Die behelst dit keer dat de SP zakt en de PvdA evenredig stijgt. Dát de socialisten op zeker moment begonnen te dalen en de sociaaldemocraten begonnen te stijgen, kan de peilingen moeilijk worden verweten. De oorzaak dáárvan moet allereerst worden gezocht in het optreden van de partijleiders.
Verrassing
De verkiezingen van morgen zullen dankzij de peilingen niet uitdraaien op een totale verrassing. De grote lijnen zijn immers wel duidelijk.
Tegelijkertijd maken ze de echte verkiezingen bepaald niet overbodig. Eén zetel meer of minder maakt bijvoorbeeld voor VVD of PvdA een wereld van verschil: wie wordt de grootste en mag dus de formatie leiden? Voor hen blijft het spannend tot de laatste stemmen zijn geteld.