Ds. J. Mol overleefde bombardement op Rotterdam
RIJSSEN – Dwars door de brandende binnenstad wist hij zijn ouderlijk huis te bereiken. Ds. J. Mol overleefde het bombardement op Rotterdam op 14 mei 1940. „Het was een ontzettende toestand. De Heere heeft ons bewaard en omtuind.”
De familie Mol woonde aan de Oostzeedijk, aan de oostkant van de binnenstad. „Op de morgen van 10 mei, toen de oorlog uitbrak, stond ik bij de voordeur. Ik vroeg me af waar het lawaai vandaan kwam dat ik buiten hoorde. Het was het geronk van vliegtuigen boven de Nieuwe Maas. Toen hoorden we dat de Duitsers ons land hadden aangevallen.”
Ds. Mol, destijds 18 jaar, werkte bij de Rotterdamsche Melk Inrichting (RMI) aan de Schietbaanlaan, ten westen van de binnenstad. „Tijdens de eerste oorlogsdagen ging ik gewoon naar mijn werk. In de buurt van de Maasbruggen werd gevochten, maar daar merkten wij niet zo veel van.”
Dat veranderde toen Duitse vliegtuigen op dinsdagmiddag 14 mei de binnenstad bombardeerden. „Ik was op mijn werk toen het luchtalarm afging. We gingen naar de kelder. Dat moest de veiligste plaats in het gebouw zijn, maar de muren zwiepten heen en weer en de grond bewoog. Wat een angst hebben we toen uitgestaan. Dan sta je inwendig te zuchten en te roepen om behoud. We wisten niet wat er buiten gebeurde, maar het moest verschrikkelijk zijn.”
Minuten leken uren, maar achteraf gezien duurde het bombardement helemaal niet zo lang, zegt de 90-jarige emeritus predikant van de Gereformeerde Gemeenten. De gevolgen van de luchtaanval waren echter vreselijk. Een groot deel van de binnenstad werd in puin gelegd door bommen of door de branden die uitbraken.
„Ik ben op mijn fiets gesprongen, want ik wilde naar huis. Hoe ik er gekomen ben, weet ik niet. Het ging tussen de brandende gebouwen en vluchtende mensen door. Mijn beide fietsbanden raakten lek door het glas dat op straat lag.”
Toen Mol thuiskwam, stonden de andere gezinsleden op het punt om te vluchten. „Achter ons huis was een bom neergekomen. Gelukkig was hij niet ontploft, maar zo’n blindganger is gevaarlijk. We vluchtten richting Kralingseveer. Toen we ’s avonds richting Rotterdam keken, was de lucht roze door de vuurgloed.
Met een groot aantal mensen sliepen we op de deel van een boerderij. De volgende dag gingen we terug naar ons huis. Dat stond er nog. Twee of drie straten bij ons vandaan lag een groot deel van de bebouwing in puin. De binnenstad mocht je niet in; daar was men nog volop aan het blussen.”
Rhenen
Mevrouw Mol (95) woonde destijds bij haar ouders in Rhenen. Daar moest de bevolking na het uitbreken van de oorlog al snel evacueren, omdat er rond de Grebbelinie hevige gevechten werden verwacht. „In grote schepen voeren we de Rijn af, richting Krimpen aan den IJssel.” In verschillende plaatsen langs de Lek meerden de schepen aan: ze konden niet verder richting Rotterdam, omdat het daar te gevaarlijk was. Toen de strijd voorbij was, konden de evacués weer naar huis.
Rond 1943 verhuisde Mol ook naar Rhenen, waar hij bij zijn grootmoeder ging wonen. „Ik werkte op kunstzijdefabriek Enka in Ede, in ploegendienst. De werknemers van deze fabriek waren vrijgesteld van werk in Duitsland. Daarvoor ben ik dus nooit opgeroepen en ik hoefde ook niet onder te duiken.”
De andere gezinsleden waren in Rotterdam gebleven en maakten daar de Hongerwinter mee. „De Heere heeft ons hele gezin gespaard.”
Herdenking
Het duurde maar zo’n dertien minuten en het is al 72 jaar geleden, maar het stempel dat het bombardement van 14 mei 1940 op de binnenstad van Rotterdam drukte, was ongekend groot. Er vielen ongeveer 900 doden.
Maandag herdenkt de Maasstad de Duitse luchtaanval die het hart van de stad in de as legde. Op het programma staan onder andere herdenkingsbijeenkomsten, de première van een nieuwe film met beeldmateriaal van ooggetuigen, de onthulling van het nieuwe kunstwerk ”13 minuten” van de Rotterdamse kunstenaar Gyz la Rivière in het OorlogsVerzetsMuseum Rotterdam, en de presentatie van de wandelgids ”De Brandgrensroute: Literair-historische wandeling langs de lijn tussen heden en verleden”.
Voorafgaand aan de herdenking verscheen –in een oplage van 20.000 stuks– voor de stadsbewoners het essay ”Het geheugenverlies van Rotterdam”.
brandgrens.nl
Ooggetuige
In mei 1940 was Jacob Kloots conciërge van de Nationale Levensverzekering-Bank in Rotterdam. Het pand bij de Maasbruggen werd bezet en bleef gedurende de vijf dagen van strijd een Duitse voorpost. Kloots zat met zijn gezin al die dagen tussen de soldaten en maakte de gevechten van dichtbij mee.
Zijn relaas staat deze maand in zijn geheel in Terugblik ’40-’45, het tijdschrift van de Nederlandse vereniging voor geïnteresseerden in de Tweede Wereldoorlog, de Documentatiegroep ’40-’45. Kloots schreef zijn verhaal kort na die meidagen op, nadat zijn werkgever hem daar om vroeg.