Nieuwe gevaren dragen geen SS-uniform
”Wir haben es nicht gewusst” en ”Befehl ist Befehl”. Twee uitdrukkingen die vanwege hun oorlogsverleden af en toe opduiken in het alledaagse spraakgebruik. Ondanks groeiende verlegenheid met nationale herdenkingen, blijven zulke beladen verwijzingen naar de oorlog populair.
Zwerfkeien die zich hebben losgemaakt van de geschiedenis, noemt dr. H. W. von der Dunk (emeritus hoogleraar nieuwste geschiedenis aan de Universiteit Utrecht) ze, deze suggestieve verwijzingen naar de oorlog. En die typering geldt wat hem betreft ook voor allerlei beschuldigingen van „nazipraktijken” als het gaat om „vreemdelingenhaat” (xenofobie) en populisme van bijvoorbeeld PVV-voorman Wilders aan de kaak te stellen.
Het doel van zulke zwerfkeien is doorgaans de ander zwart te maken, in het verdachtenbankje te zetten, en dat is de kwalijke kant ervan. Daar komt bij dat zulke vergelijkingen met de Tweede Wereldoorlog nooit helemaal opgaan; vrijwel altijd is er sprake van een karikatuur.
De reden dat zwerfkeien populair blijven, houdt volgens Von der Dunk verband met wat hij noemt „de ongekende politisering” van de samenleving. „Of het nu om een taxichauffeur gaat of om een caféhouder, ze worden voortdurend betrokken bij het politieke debat.” En dat maakt polarisering, het bewust creëren van tegenstellingen en van zwart-wittyperingen aantrekkelijk voor politici om langs die weg aanhang te krijgen. Naarmate de oorlog verder af komt te staan van de belevingswereld van huidige generaties, verliezen zwerfkeien steeds meer hun beladen functie. Zo is voor jongeren het fascisme nog nauwelijks een existentieel beleefde dreiging.
Uitkijken
Volgens Von der Dunk heeft het maken van paralellen zeker een waarde, „omdat ze je alert maken, in de zin van: laten we uitkijken, want toen is iets dergelijks ook gebeurd.” Om die reden heeft het volgens hem nut om het populisme van Wilders te vergelijken met dat van het nazisme. Minder gelukkig is Von der Dunk met de koppeling van hedendaagse abortus- en euthanasiepraktijken aan die uit de nazitijd, zoals Bert Dorenbos (van de stichting Schreeuw om Leven) pleegt te doen. „Bij de nationaalsocialisten en fascisten zat daar een volstrekt ander mensbeeld achter en ging het erom een in hun ogen minderwaardig ras uit te roeien.” Von der Dunk erkent overigens wel dat men daar in Duitsland tot op de dag van vandaag anders tegen aankijkt. Duitsers reageren nog altijd overgevoelig op het woord ”euthanasie”.
Er zit ook een ronduit gevaarlijke kant aan dit voortdurende verwijzen naar de oorlog, vindt de emeritus hoogleraar uit Bilthoven. „Als iemand kan zeggen en aantonen dat hij geen fascist is, is hij daarmee nog niet gezuiverd en kan hij nog wel degelijk even verwerpelijk zijn.” Daar raak je „een beetje blind voor” als je alles altijd maar met de oorlog blijft vergelijken. „Blind voor het feit dat de gevaren van de toekomst wel eens geen SS-uniform zouden kunnen dragen.”
Het miskent ook een fundamenteel kenmerk van de geschiedenis, aldus Von der Dunk. „De toekomst staat altijd open, we staan steeds aan de drempel van het onbekende. We denken het eigenlijk allemaal wel te weten –uit het verleden–, ook hoe we op gevaar moeten reageren. Het gevolg is dat we werkelijk nieuwe bedreigingen niet onderkennen, en niet kúnnen onderkennen omdat we nog te veel in de oude kaders denken.”
Chauvinisme
Op de vraag voor welke ontwikkelingen hij zelf beducht is, reageert Von der Dunk resoluut met het noemen van „opkomend chauvinisme”, dat zich uit in de afkeer van Europa. „Geen enkel land kan zich dat om praktische redenen nog permitteren.” Daar komt bij dat het tot grote spanningen en zelfs gewapende conflicten in Europa kan leiden, met name op de Balkan.
Zorgelijk noemt Von der Dunk verder het bezit van atoomwapens door landen als Noord-Korea, Iran en Israël. Dichter bij huis ziet hij het kortetermijndenken in de politiek met lede ogen aan. „Politici lijken enkel nog geïnteresseerd in de vraag of ze de volgende verkiezingen wel goed door zullen komen.” Het is volgens hem een „fataal gevolg” van de televisiecultuur en de invloed van andere media. „Politici willen –ijdel als ze zijn– enkel nog een goed figuur slaan.” Hun gebrek aan visie en aan een vaste moraal als basis voor hun politieke handelen, baart de Bilthovense hoogleraar grote zorgen. Volgens hem is er daardoor onmiskenbaar sprake van „stuurloosheid in de politiek.”
Ten diepste is hier volgens Von der Dunk sprake van barbarisering, van cultuurverval. „Als de massa geen houvast meer vindt in de cultuur of in een traditie, is hij geneigd te vallen voor iedere nieuwe leider die hem aanspreekt.”
Er zijn op dit punt geen parallelen te trekken met het verleden, want hier is sprake van een volstrekt nieuw verschijnsel, voortkomend uit een proces van ongekende emancipatie van burgers. „Vóór de oorlog was de politiek nog in handen van een bovenlaag. Er bestond een zekere culturele en politieke elite, maar die is verdwenen. De massa heeft daardoor grote invloed op de politiek gekregen; tegelijk biedt dat politici kansen om die massa juist te manipuleren.”
Uitingen van machteloze woede
Het is vreemd gesteld met de Tweede Wereldoorlog. „Dat nooit weer”, is de algemene opinie. Maar wie het waagt een vergelijking te trekken tussen de situatie toen en nu, krijgt de wind van voren.
Het overkwam CU-Tweede Kamerlid Huizinga in 2006. Geschokt door het uitzettingsbeleid van toenmalig minister Verdonk ten aanzien van asielzoekers zei ze dat ouderen associaties met de Tweede Wereldoorlog kunnen hebben als blijkt dat hun buren ’s nachts uit huis zijn gehaald. De minister reageerde furieus, gebruikte het woord ”schandalig”.
In december 2010 noemde PvdA-leider Cohen de huidige situatie van moslims in Nederland vergelijkbaar met de situatie van Joden in de beginjaren van de Tweede Wereldoorlog. De politicus stelde dat moslims in Nederland steeds meer worden buitengesloten, vooral door de PVV van Wilders.
Het Amsterdamse PvdA-raadslid Van Velzen vergeleek het inmiddels gevallen kabinet van VVD, CDA met gedoogsteun van de PVV, in september 2010 met nazi’s en NSB’ers. Tot woede van de rechtse oppositie sprak ze in een raadsvergadering van ”kabinet-Bruin I”. De term ”bruin” verwijst naar de bruinhemden, een andere benaming voor de knokploegen van Hitler.
Ook tijdens de verhitte discussie vorig jaar over de toekomst van de uitgeprocedeerde Angolese asielzoeker Mauro is meer dan eens verwezen naar de Tweede Wereldoorlog. De term ”deportatie” viel toen opvallend vaak.
En in september 2010 waagde Eurocommissaris Viviane Reding van Justitie het om de uitzetting van Roma door Frankrijk te vergelijken met „toestanden in de Tweede Wereldoorlog.”
Vergelijkingen met de Tweede Wereldoorlog zijn doorgaans uitingen van machteloze woede. Om lucht te geven aan (vaak oprechte) verontwaardiging, wordt geprobeerd de tegenstanders in het hart te treffen met het zwaarste geschut dat in stelling kan worden gebracht: het verwijt dat ze in hun gedrag lijken op de nazi’s – de ultieme manifestatie van het kwaad. Meestal zijn de vergelijkingen niet het gevolg van een scherpzinnige historische analyse en doorgaans worden de gewraakte woorden weer even snel ingeslikt als ze waren uitgesproken. Zo krabbelde Eurocommissaris Reding al gauw na haar uitlatingen terug: „Ik vind het jammer dat interpretaties de aandacht afleiden van een probleem dat nu moet worden opgelost.”
Opvallend is dat vergelijkingen met de Tweede Wereldoorlog niet alleen worden verafschuwd door degenen die ermee om de oren geslagen worden, maar ook door mensen met een Joodse achtergrond. Voor hen is het leed dat Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog is aangedaan dermate groot geweest dat elke vergelijking het unieke karakter ervan miskent.
Zo noemde rabbijn Soetendorp van de Liberaal Joodse Gemeente in Den Haag de opmerkingen van Huizinga „stuitend.” En het Centrum Informatie en Documentatie Israel kwalificeerde de opmerkingen die Cohen over Wilders maakte als „onverstandig en onbegrijpelijk.”
Om van het verleden te kunnen leren, is het onvermijdelijk dat er parallellen worden getrokken met het hier en nu, dat signalen worden opgevangen waarvan bewezen is dat die tot ontsporingen kunnen leiden. Maar dat moet wel terughoudend, zorgvuldig en weloverwogen gebeuren, anders heeft het een tegengesteld effect.