GORINCHEM – Twee jaar na de verwoestende aardbeving in Haïti waarbij meer dan 220.000 doden vielen, is nog lang niet al het hulpgeld besteed. Onder andere ingewikkelde procedures over grond maken wederopbouw een zaak van de lange adem.
Haar wegrestaurantje stelt sinds de aardbeving niet veel meer voor. Onder haar golfplaten dak staat welgeteld nog één stoel. Maar met een klein krediet van 130 euro kan Dieu-est-la Vital haar bedrijfje nieuw leven inblazen. De lening heeft ze al terugbetaald. Haar winst zal ze vanaf nu besteden aan de aanschaf van meer stoelen voor haar restaurant.
Dieu-est-la Vital is een van de mensen die er met Nederlands hulpgeld weer bovenop geholpen zijn. Het samenwerkingsverband van Woord en Daad en ZOA, dat direct na de aardbeving aan de slag ging in Haïti, heeft inmiddels 388 mensen een soortgelijk microkrediet gegeven. Enkele honderden volgen nog.
Het is maar een klein deel van wat Woord en Daad en ZOA in Haïti hebben gedaan. De organisaties hebben verder onder meer zo’n 2300 huizen gebouwd in Leogane, waar het epicentrum van de aardbeving lag, en ze hebben onderwijs voor duizenden kinderen mogelijk gemaakt.
Toch is het eind van het werk daarmee nog niet in zicht. Woord en Daad en ZOA haalden na de start van de noodhulpactie twee jaar geleden ruim 8,5 miljoen euro binnen. Ongeveer 2,3 miljoen daarvan is nog altijd niet besteed, staat in een gisteren gepubliceerde rapportage.
Soortgelijke verhoudingen zijn te zien bij Bijzondere Noden, de diaconalehulpverleningstak van de Gereformeerde Gemeenten. Via dit deputaatschap droegen ook de Gereformeerde Gemeenten in Nederland en de Oud Gereformeerde Gemeenten hun steentje bij. In totaal haalde Bijzondere Noden 2,3 miljoen euro op, waarvan een kleine 70 procent is besteed, aldus algemeen secretaris Leen van der Maas.
Daarmee doen de christelijke samenwerkingsverbanden het overigens een stuk beter dan de Samenwerkende Hulporganisaties (SHO), zo bleek gisteren: van de 111 miljoen euro die zij binnenkregen, is nog maar 68 miljoen besteed – iets meer dan de helft.
Toch gaat de besteding ook bij Woord en Daad en ZOA nog te traag, zegt noodhulpmanager Jaap Noordzij van Woord en Daad. Noordzij was de afgelopen maanden in Haïti en kwam onlangs terug naar Nederland.
Hij heeft wel een verklaring voor de lange duur. „Het meeste geld dat er nu nog is, wordt besteed aan het bouwen van twee dorpen. Daarvoor is echter grond nodig. Steeds weer blijkt dat de verwerving van grond heel moeilijk gaat, omdat er veel onduidelijk is over eigendomsrechten. Dat is een groot probleem.”
Noordzij vindt het niet helemaal reëel dat in de media vooral de vraag wordt opgeworpen waarom er twee jaar na de aardbeving nog steeds 500.000 mensen in tentenkampen wonen. „Vóór de aardbeving woonden veel van die mensen onder niet meer dan golfplaten dakjes. De situatie in de tentenkampen is beter dan in die slums.”
Bovendien lost snelle actie niets op, benadrukt de noodhulpmanager. „Sommige organisaties kiezen ervoor om alleen tijdelijke huisvesting te realiseren. Maar zodra de ngo’s weg zijn, komen de bendes en die nemen daar de macht over. Het is niet zo moeilijk om tenten te vervangen door houten huisjes, maar als je geen strategie hebt voor hoe het daarna verder moet, ben je op de verkeerde weg.”
Leen van der Maas van Bijzondere Noden sluit zich daarbij aan. „Zorgvuldigheid gaat voor snelheid. Bovendien maken we het geld altijd in delen over, zodat we rapportages kunnen afdwingen. In de praktijk komt het erop neer dat je al gauw zo’n drie, vier jaar onder de pannen bent.”