Woedende Nicolaas slaat Arius tijdens concilie van Nicéa
De vierde eeuw is van grote betekenis geweest. Het was de eeuw waarin veel volkeren verhuisden en het Romeinse Rijk voortdurend aan zijn grenzen bedreigden.
Tegelijk was het de eeuw waarin de christelijke kerk zich snel uitbreidde. Uiteindelijk werd het christendom binnen het Romeinse imperium de verplichte staatsgodsdienst. De namen van invloedrijke concilies zoals die van Nicea (325) en Constantinopel (381) zijn bekend.
Aan deze vierde eeuw heeft de historicus Wim Jurg een apart boek gewijd. Voor de belangstellende lezer zet hij op boeiende wijze het gebeuren van die tijd uiteen. Hij beheerst zijn bronnen en weet de lezer mee te slepen. Zo heeft menige anekdote in zijn verhaal een plaats gevonden.
Jurg meldt bijvoorbeeld hoe de als godheid aanbeden keizer Diocletianus toch het liefst zelf zijn moestuinen schoffelde. Ook schrijft hij dat op het concilie van Nicea de bisschop van Myra zich kwaad maakte: de toekomstige Sint-Nicolaas (hij bestond echt) sloeg Arius in het gezicht.
”De vierde eeuw” is een mooie aanvulling op die (kerk)historische boeken die veelal de indruk wekken dat geschiedenis alleen maar uit ideeën bestaat. Er is veel meer en in dit boek worden vooral de politiek-militaire aspecten verteld. Keizers en veldslagen, opstanden en heroveringen volgen elkaar in snel tempo op.
”De vierde eeuw” staat vol namen. Die zijn gelukkig (meestal correct en aardig volledig) in het register aan het eind opgenomen. De lezer die de draad kwijt is, hervindt zo het spoor.
De ondertitel van het boek (”Of hoe het christendom staatsgodsdienst werd”) wekt verwachtingen die niet worden waargemaakt. De auteur beschrijft hooguit de tijd waarin het christendom staatsgodsdienst werd. Diepere redenen van het hoe en waarom blijven onderbelicht.
Drie-eenheid
Juist in de beschrijving van de religieuze verwikkelingen in de vierde eeuw is de auteur zwak. Hij beweert bijvoorbeeld dat we weinig van de verering van de god Mithras weten, maar bijna het tegengestelde is het geval. En wat Jurg over het manicheïsme vertelt, is beslist achterhaald.
Vooral echter wordt, in de werkelijk weinige passages die over de diep ingrijpende theologische kwesties van dit tijd gaan, de plank nogal eens misgeslagen. Triniteit of Drie-eenheid is toch wel wat anders dan de auteur aanduidenderwijs doet voorkomen. Fout is het bijvoorbeeld ook om Arius als leerling van Plotinus te laten optreden: Arius was middenplatoons geschoold, niet neoplatoons.
Het is dus niet op kerkhistorisch of filosofisch vlak dat de auteur (ondanks de ondertitel) zijn boek laat spelen. Zijn aandacht gaat vooral uit naar de staatkundige en de militaire verwikkelingen van het tijdsgewricht. Speciaal de niet-christelijke schrijver Ammianus Marcellinus is zijn bron. Daarmee zet de schrijver geestelijke ontwikkelingen in een waardevolle context.
Een korte opmerking over het taalgebruik van de auteur. Dat is nogal merkwaardig: vele zinnen en zinsdelen worden aaneengeregen door komma’s; werkwoorden en onderwerpen ontbreken dikwijls. Meer dan eens geeft dat aanleiding tot onduidelijkheid en zelfs misverstand.
Wie interesse heeft in de beschreven wereld in een iets latere tijd én taalkundige schoonheid zoekt, kan terecht bij Hella Haasse (”Een nieuwer testament”, Amsterdam, 1966).
Boekgegevens
”De vierde eeuw of hoe het christendom staatsgodsdienst werd”, door Wim Jurg; uitg. Damon, Budel, 2011; ISBN 978 94 6036 016 9; 200 blz.; € 29,90.