Honderdduizend mensen trokken de afgelopen tien jaar weg uit de Siberische industriestad Vorkuta. Degenen die bleven, deden dat vooral vanwege de werkgelegenheid in de kolen- en gasindustrie. Nicolai Gontsjarov bleef er om datgene te doen waartoe hij zich geroepen wist. Als evangelist reist hij over de toendra’s van Noord-Rusland, om de Nentsen, een inheemse bevolkingsgroep, te bereiken met het Evangelie. „Ik probeer dicht bij hen te komen door te vertellen over Abraham, die ook als herder zonder God leefde.”
Dat hij een middel zou worden waardoor honderden mensen op de toendra het Evangelie zouden horen? Daarvan had Nicolai Gontsjarov (52) nog geen flauw idee toen hij in 1977 als dienstplichtig militair vanuit Oekraïne in Vorkuta belandde. Het was in de tijd dat christenen in Rusland vervolgd werden. „In het leger werd er alles aan gedaan om christenen mentaal te breken. Het was niet voor niets dat ik naar Noord-Siberië werd gestuurd.”
Gontsjarov kan zijn avonturen uit het leger nog navertellen. Dat alleen is al een wonder. Samen met een andere christen moest hij van ’s ochtends vijf tot ’s avonds twaalf uur slachtafval opruimen. Bij schoonmaakwerkzaamheden in het slachthuis raakte hij na enkele maanden gewond. Een ziekenhuisopname volgde. „Menselijkerwijs gesproken heb ik het daaraan te danken dat ik nog leef.”
U woont in Vorkuta, een onherbergzame stad waaruit velen wegtrokken. Wat beweegt u om te blijven?
„In de 35 jaar dat ik hier woon, heb ik regelmatig gedacht: Ik ga hier weg en kom nooit meer terug. Het leven is hier niet makkelijk. Tien maanden per jaar ligt de temperatuur hier onder het vriespunt. Toch heeft de Heere me op een aantal momenten in mijn leven laten zien dat Hij hier een taak voor me heeft.”
Waaruit bleek dat?
„Toen ik uit de dienst kwam, heb ik aan de Heere voorgelegd dat ik graag weg wilde, maar zou blijven als dat Zijn wil was. Ik vroeg: Heere, wilt U dan zorgen voor werk en een woning? Dat was in die tijd bijna ondenkbaar. Toch had ik binnen een week werk en een huis. Ik kon aan de slag bij een naaiatelier waar een net aangenomen personeelslid niet was komen opdagen. Dat werk sloot bovendien aan bij het vak dat ik als jongen leerde: kleding snijden. Niet lang daarna verhuisde mijn vrouw vanuit Oekraïne naar Vorkuta. Ons zoontje, dat ik nog nooit had gezien, kwam mee.”
Was het voor u toen al duidelijk dat u geroepen werd om evangelist te worden?
„Nee, ik wilde een christelijk leven proberen te leiden, ondanks alle verdrukkingen. We bezochten kerkdiensten en uiteindelijk werd ik aangezocht om voorganger te worden. Er was hier een jonge gemeente ontstaan, veel leden waren vanuit een werelds leven tot het christendom bekeerd. Let wel: we spreken over de tijd waarin de kerk nog verboden was. Ik zag er de hand van God in dat mij een ambt werd toebetrouwd in deze gemeente, iets anders kan ik er niet van zeggen.”
Gontsjarov werkte een aantal jaren in een confectieatelier, maar de Sovjetplaneconomen wezen de kledingsnijder uiteindelijk een totaal andere werkplek. In de jaren 80 werd hij mijnwerker, in een van de vele steenkolenmijnen in Siberië. Hij ging al in 2003 met pensioen, dankzij een staatsregeling voor mijnwerkers. Sindsdien kan hij zich volledig wijden aan het werk in de niet-geregistreerde baptistengemeente van Vorkuta en onder de Nentsen.
Het was de Russische dictator Stalin die er geheel onbedoeld de oorzaak van was dat het Evangelie het noorden van Siberië bereikte. Gedeporteerde Duitse krijgsgevangenen en verbannen Russische christenen stichtten in de goelags, de gevangenkampen rond Vorkuta, een gemeente. Dat gebeurde in het diepste geheim.
Na de val van het IJzeren Gordijn keerden bijna alle Duitsers terug naar hun vaderland. Gontsjarov: „Er is nu nog één Duitse krijgsgevangene lid van de gemeente. Hij is hoogbejaard en woont in een flat in Vorkuta.”
Tijdens de jaarlijkse conferentie zijn er behalve de 80 leden van uw eigen gemeente zo’n 200 Nentsen aanwezig in uw kerkgebouw die christen zijn geworden. Hoe kwam het werken onder deze groep mensen op uw weg?
„Twintig jaar geleden stond er op een zondag een man met lange haren, gehuld in rendiervellen, achter in de kerk. Ik had juist gepreekt over de neerbuigende liefde van Christus tot zondaren. Deze man stonk en hij zat onder de vlooien. Na de dienst sprak ik hem aan. Mijn vrouw waarschuwde me deze Nents niet mee te nemen naar ons huis. Toch deed ik het. Bij binnenkomst kon ik alleen maar zeggen: Ik heb net gepreekt over de liefde van Christus en zou ik nu een ander mens de deur wijzen?
We deden hem in bad, wasten en knipten zijn haren en gaven hem te eten. Na enkele dagen vertrok hij naar de toendra. Toch bleef hij regelmatig in de kerk komen. Zo’n vijf jaar lang was hij bij mijn vrouw en mij kind aan huis. In 1996 is hij gedoopt. Deze man is broeder Ilja. Hij woont nu in de stad en speelt een belangrijke rol in het zendingswerk onder de Nentsen. Met hem heb ik in 1996 ook de eerste zendingsreis over de toendra ondernomen.”
Hoe bereidde u zich voor op het zendingswerk?
„We gingen gewoon de toendra op, op zoek naar mensen die nog nooit van God gehoord hadden. De liefde van Christus drong ons. De eerste reis verliep echter teleurstellend. We vertrokken met een oud terreinvoertuig en een onchristelijke chauffeur, die bovendien dronken was. Uiteindelijk keerden we terug zonder ooit een tsjoem, een tent waarin de Nentsen leven, te bereiken. Toch bezochten inmiddels meer Nentsen de kerk in Vorkuta. In 1997 heb ik de broer van Ilja, Afanasi, gedoopt.”
De afstanden op de toendra zijn enorm. Hoe kon u zich vrijmaken voor een wekenlange zendingsreis?
„Ik werkte in die tijd nog in de kolenmijn. Daar gold een regeling dat, wanneer je in de zomer geen vakantie nam, je in de winter drie maanden vrij kon nemen. In die periode ging ik met Ilja de toendra op. Vanaf 2000 doen we dat ook in de zomer. Dan is de toendra één groot moeras. Je kunt alleen met een helikopter of met een speciaal voertuig met dikke banden reizen.
Zo’n auto hadden we aanvankelijk niet. Dat vertelde ik eens aan een Duitse broeder die er in 1997 voor gezorgd had dat we twee sneeuwscooters kregen. Hij zei: Vraag het maar aan de Heere. Dat deed ik, maar ik moet bekennen dat mijn gebed na enige tijd verslapte. Totdat nog in datzelfde jaar ik een bericht kreeg: er is geld voor een auto. Ga maar naar Moskou en bestel er een.
In de zomer van 2001 hebben we voor het eerst de heilige doop bediend op de toendra. Dat was een indrukwekkend moment. Ik ging samen met twee andere evangelisten. Hun taak was te beoordelen of de Nentsen die bij mij onderwijs gekregen hadden, de Heere kenden als hun Zaligmaker.”
Wat verandert er in het leven van een Nents nadat hij in aanraking komt met het Evangelie?
„De meeste Nentsen zijn verslaafd aan drank. Degenen die een levensverandering ondergaan, zweren de drank af en gaan de Heere zoeken. Dat is niet alleen maar een uiterlijke zaak. Voor de Nentsen is het een grote verandering, want het hele heidense, zondige leven gaat dan op de helling. Het komt ook nog regelmatig voor dat afgodsbeelden verbrand worden. Of er ook mensen terugvallen in het oude leven? Dat is twee keer gebeurd, maar beide keren hebben ze hun schuld beleden en zijn ze in de gemeente teruggekeerd.”
Hoeveel Nentsen zijn er vanuit Vorkuta bereikt met het Evangelie?
„In de directe omgeving van Vorkuta ongeveer 200. Van hen zijn er ongeveer veertig gedoopt. In verder gelegen gebieden zien we meer vrucht op het werk. In 2002 zijn we naar de Oeralskatoendra getrokken, daar is het werk zeer gezegend. Er zijn ongeveer 140 mensen gedoopt en enkele honderden mensen met het Evangelie bereikt. Dat is alleen genade van God, we kunnen onszelf daarvan niets aanrekenen. We hebben ook geëvangeliseerd onder de Nentsen die wonen op de kolchozen, de vroegere staatsboerderijen rond Vorkuta. Daar zien we echter weinig vruchten. Deze Nentsen zijn door en door beïnvloed met het atheïstische gedachtegoed uit het Sovjettijdperk.”
Hoe gaat u te werk als u voor het eerst in contact komt met heidense Nentsen?
„We zeggen niet meteen: We komen u het Evangelie brengen. Eerst maken we contact en tonen interesse. Vorig jaar hadden we hier een evangelist elders uit Rusland. Hij kwam in een tsjoem en zag een afgodsbeeld. Daar zei hij wat van. Het duurde niet lang of we werden weggestuurd.
We nemen meestal een klein geschenk mee. Bijvoorbeeld een brood. Vaak worden we dan aan tafel genodigd en ontstaat er een gesprek. Daarin proberen we altijd geestelijke zaken aan te snijden en iets te zeggen over Christus. Als we merken dat men geïnteresseerd is, blijven we enkele dagen. Het heeft niet zo veel zin om enkele uren te blijven, dat is te kort.”
Waarover begint u dan in zo’n geestelijk gesprek?
„Over een herkenbaar beeld. Bijvoorbeeld Abraham, een knecht van God die ook herder was. Hij leefde als heiden, totdat God hem opzocht. Dan vertel ik dat die God nog niet veranderd is. Toen Jezus werd geboren, mochten de herders het ook als eerste weten. Nentsen zijn religieuze mensen, ze geloven in het bestaan van een god. Maar ze leven heidens. Ze eten rauw vlees en drinken bloed. Meestal probeer ik dan de Bijbel te openen en aan te geven wat God ons leert. Ik heb meermalen meegemaakt dat wanneer je de Bijbelteksten leest over het niet drinken van bloed, men van schrik geen bloed meer durft te drinken. We zien dat de Heere zulke concrete dingen gebruikt om de vraag te laten opkomen: Heere, wat wilt U dat ik doen zal?”
Welke gevaren heeft het reizen op de toendra?
„Je bent in een afgelegen gebied, soms 1000 kilometer van de bewoonde wereld. Als er iets gebeurt, is er niemand in de buurt die helpt. Vier jaar geleden ben ik bijna in een diepe kuil gereden. Het linkervoorwiel van het sneeuwvoertuig was al over de rand. Een andere keer hadden we brand in de auto. Eenmaal wilde een dronken Nents ons beschieten. Dat is maar net goed afgelopen, doordat we ons uit de voeten maakten.”
Eerst moest u leren in Vorkuta te blijven, later kwamen de Nentsen op uw pad. Wat heeft dit voor u persoonlijk betekend?
„Mijn ogen zijn geopend voor de grote geestelijke nood onder de Nentsen. Er is honger naar het Woord. De oogst is groot, maar de arbeiders zijn weinig. Ik bid om een nieuwe voorganger voor de gemeente in Vorkuta, zodat ik me geheel aan het zendingswerk kan wijden.”
Levensloop Nicolai Gontsjarov
Nicolai Gontsjarov (52) werd geboren in Oekraïne, dat indertijd deel uitmaakte van de Sovjet-Unie. Hij groeide op in een periode dat de niet-geregisteerde baptistengemeenten waarvan zijn ouders lid waren, door de overheid werden onderdrukt. Gontsjarov werd als 18-jarige dienstplichtige militair gestationeerd in de Siberische industriestad Vorkuta. Rond die stad, waar de temperaturen in de winter overdag niet boven de -30 graden Celsius uitkomen, waren indertijd tientallen strafkampen gelegen. Gontsjarov spreekt zaterdag in de Veluwehal in Barneveld tijdens de ontmoetingsdag van de Stichting Friedensstimme.
Evangelist Nicolai Gontsjarov spreekt zaterdag 1 oktober tijdens de ontmoetingsdag van Friedensstimme in Barneveld. Deze dag begint om 10.30 uur en is live te volgen via www.refdag.nl/frs2011. Gontsjarov komt aan het woord in het middagprogramma, dat om 13.40 uur aanvangt.