Muziek

Echtpaar op de orgelbank

Het begon vijf jaar geleden bij wijze van vermaak: samen achter de klavieren kruipen en vierhandig iets doen. Inmiddels vormt het quatre-mainsspel voor Susanna Veerman en Wim Does een serieuze tak van hun muzikale bedrijf.

29 July 2011 21:42Gewijzigd op 14 November 2020 16:00
Susanna Veerman en Wim Does vormen sinds 2006 een duo op het orgel. „Het is belangrijk je dienstbaar op te stellen, de ander iets te gunnen, elkaar aan te vullen.” Foto RD, Henk Visscher
Susanna Veerman en Wim Does vormen sinds 2006 een duo op het orgel. „Het is belangrijk je dienstbaar op te stellen, de ander iets te gunnen, elkaar aan te vullen.” Foto RD, Henk Visscher

Ze vullen elkaar goed aan. Hij is wat introvert, spreekt bedachtzaam. Zij is extravert, praat honderduit. Maar als het Apeldoornse echtpaar achter de klavieren gaat zitten, is er van de verschillen niets meer te merken: de twintig vingers en vier voeten brengen de muziek als een eenheid naar voren.

Hoewel beiden ook solistisch blijven concerteren, treden ze steeds vaker samen op. Soms zingt Veerman als sopraan, terwijl Does haar begeleidt. Maar het tweetal zet de kaarten vooral op het vierhandig orgelspel. Bevatte de cd die Veerman drie jaar geleden in Parijs maakte nog slechts één stuk waarbij Does meespeelde, vorig jaar maakten ze in Orléans samen de cd ”Quatre-mains”.

Bijzonder op die cd is het stuk ”Dyptique pour orgue à quatre-mains” van de Parijse organist Daniel Roth. Hij schreef het zeventien minuten durende stuk in 2009 voor een orgelfestival in Luxemburg. Toen Does en Veerman hem vroegen het stuk als eerste te mogen opnemen, was Roth zeer vereerd, maar hij was inmiddels bezig een aantal pagina’s te herzien. „Iedere week lag er weer een envelop uit Parijs op de mat met een gecorrigeerde pagina van het stuk.”

Om te weten hoe de componist de uitvoering van zijn stuk voor zich zag, maakten Veerman en Does in de Saint-Sulpice een afspraak met Roth. „We hadden ons voorbereid op veel kritische opmerkingen, maar dat viel reuze mee. Roth bleek zeer te spreken over onze uitvoering. Hij heeft ons gecoacht en meegedacht over de registraties. Op zijn verzoek speelden wij die zondag de ”audition” na de mis in de Saint-Sulpice. Dat was wel hard werken, om met weinig voorbereiding op het grote Cavaillé-Collorgel uit de voeten te kunnen. Maar het was bijzonder leuk om te doen. Het was een heel inspirerend weekend.”

Veerman en Does hebben een heel verschillende levensgang gehad als ze elkaar in 2005 bij een mannenkoor in Harderwijk tegenkomen. Susanna (1975), geboren en getogen in Amsterdam, heeft een Russische moeder, waardoor ze als kind jaarlijks naar Rusland op vakantie gaat. Als ze 13 is, willen haar ouders dat ze voor haar muzikale ontwikkeling naar Moskou gaat. „Mijn moeder is professioneel koordirigente en had me zelf muzikaal opgeleid. Omdat ik in Amsterdam op m’n 13e nog niet naar het conservatorium kon, kozen ze voor de middelbare muziekschool in Moskou. Die houdt het midden tussen een Nederlandse muziekschool en het conservatorium.” Hoe dat was, in haar eentje naar Moskou? „Ik vond het wel spannend. Ik sprak de taal al wel vloeiend en ik verbleef bij een goede vriendin van mijn oma. Ieder halfjaar reisde ik weer naar Amsterdam. Een bijzonder leuke tijd.”

In Moskou is ze aanvankelijk alleen met piano en koordirectie bezig. Pas als ze aan het Moskouse conservatorium verdergaat, komt het orgel in beeld, eerst als bijvak. Dan is ze al 20. Intussen is Susanna echter in Nederland ook gaan studeren: koordirectie en kerkmuziek bij Jan Pasveer en later bij Joop Schets. Het bijvak orgel wordt echter hoofdvak in 1998. In 2005 studeert ze bij Ben van Oosten af als uitvoerend musicus. „Hoewel ik nog steeds graag piano speel, ligt mijn hart nu toch wel bij het orgel.” Sinds 1999 is ze als cantor-organist verbonden aan de Augustinuskerk in Amsterdam. Ook is ze vaste begeleider van het Amsterdamse Westerkerkkoor en het Bachorkest van die kerk.

Wim Does (1964), die opgroeit in Putten, wil als jongen orgelbouwer worden. Voor orgelles gaat hij naar de muziekschool in Harderwijk. Na de lts-elektrotechniek kiest hij toch voor het conservatorium, in Zwolle, waar hij terechtkomt bij Harm Jansen. Ook bekwaamt Does zich in harmonie- en fanfaredirectie. „Daar heb ik ontzettend veel van geleerd.” Voor het Franse repertoire reist hij geregeld naar Parijs, voor lessen van de assistent-organiste van de Saint-Sulpice, Sophie-Véronique Cauchefer-Choplin.

Hij is tot 1999 orgeldocent, privé en aan de muziekschool, maar kiest dan voor een baan in de salarisadministratie. In 2007 doet zich de mogelijkheid voor om nog een masterstudie orgel bij Ben van Oosten in Rotterdam te volgen. Does studeert er in 2009 af. Sindsdien richt hij zich weer volledig op de muziek. Intussen is Does van 1988 tot 1999 hoofdorganist van de Nieuwe Kerk in Harderwijk. Ook is hij van 2003 tot 2007 vaste begeleider van het Harderwijks mannenkoor De Veluwse Zangers.

En dat koor krijgt in 2005 een nieuwe dirigente: Susanna Veerman. Zij gaat een keer met hem mee naar Parijs. Van het een komt het ander, in november 2006 trouwt het stel. Na een paar jaar in Amsterdam te hebben gewoond, vestigen ze zich in 2008 in Apeldoorn.

Het vierhandig samenspel is voor Veerman een bekend fenomeen. „In Rusland gebeurt het heel veel, maar dan vooral op piano. Op het conservatorium is het zelfs een verplicht vak.” Voordat ze haar man leerde kennen, trad Veerman al met enige regelmaat op met studiegenoot Geraldine van Gelder. Sinds 2005 is Does haar vaste duopartner. „We zijn bezig om te kijken of we voor ons volgende cd-project, in 2012, een orkeststuk voor zes handen kunnen bewerken. Dan kun je nog meer van de oorspronkelijke muziek laten terugkomen.”

Does noemt het een uit de hand gelopen hobby, het bewerken van orkeststukken voor orgel. „Vroeger was ik er al mee bezig. Ik heb in de kast vele transcripties liggen.” Wat de charme is van het bewerken van orkeststukken? „Het is een uitdaging om het originele stuk zo compleet mogelijk om te zetten, óf voor solo, óf voor quatre-mains. Ik vind het enorm zonde als ik een passage van het oorspronkelijke werk moet weglaten. Dus kijk ik altijd of ik zoiets niet ergens een plek kan geven.”

Dat is dan ook het voordeel van vier- of zelfs zeshandig. „Je hebt bijvoorbeeld transcripties voor orgel van de ”Danse macabre” van Saint-Saëns. Maar op het moment dat je met twee handen en twee voeten een heel orkest moet vervangen, blijft er veel liggen. Met vier handen en vier voeten heb je een veel groter bereik. Als je de stemmen goed verdeelt, klinkt het bijna authentiek.”

Het zelf bewerken van stukken voor vierhandig komt ook voort uit een gebrek aan bestaande partituren. „Van Franse componisten is er niet veel. Wél voor piano quatre-mains, dat repertoire is zelfs heel uitgebreid. Maar voor orgel begint het nu pas een beetje te komen met composities van een Roth en een Naji Hakim. In Duitsland is dit genre vooral vanaf de 18e eeuw beter ontwikkeld. Componisten als Albrechtsberger, Hesse en eerder Johann Christian Bach schreven regelmatig voor vierhandig. We laten heel wat komen vanuit Duitsland, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat lang niet alles interessant is.”

Met hun eigen bewerkingen willen Does en Veerman zich ook onderscheiden. „We proberen een eigen gezicht te hebben. We weten bijvoorbeeld wat de broers Euwe en Sybolt de Jong met Bach en Mendelssohn doen. Dat gaan wij dus niet doen. Hoewel we wel van plan zijn de muziek die zij hebben uitgegeven eens op een concert te spelen.”

Hebben Does en Veerman altijd dezelfde plek achter het klavier? „De regel is: wie als eerste begint met studeren, mag kiezen welke partij hij neemt. Dus dat verschilt per keer.” Verder komt het vooral aan op aanvoelen en ingespeeld zijn op elkaar. Susanna: „Als Wim de melodie heeft, moet ik me aan hem aanpassen. Als organist ben je vaak solistisch bezig, waarbij je alles zelf kunt bepalen. Bij quatre-mains is het juist belangrijk je dienstbaar op te stellen, de ander iets te gunnen, elkaar aan te vullen.”

Ook praktisch moet de een de ander wat gunnen. „Op bepaalde orgels moet je helemaal scheef zitten om erbij te kunnen. Niet echt ergonomisch, maar dat hoort erbij. Anders zit je elkaar constant in de weg.”

Sowieso is het orgel in Nederland qua omvang soms een probleem. „Eigenlijk moet je minimaal vijf octaven hebben en liefst drie of vier klavieren.” Voor de orkestmuziek is het ook een pre als een orgel een zwelkast heeft, voor de dynamiek en de balans. „Liefst twee zwelkasten.”

De kathedrale basiliek Sint-Bavo in Haarlem komt in de buurt. „Het Ademaorgel heeft een Setzer, zodat je alles kunt inprogrammeren. Daarnaast de nodige zwelpedalen. Bovendien is het een ideale ruimte voor het vertolken van symfonische muziek.”

Dit is het tweede deel in een serie over vierhandig orgelspel. Over twee weken deel 3.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer