Als de Franse koning Lodewijk XIV in 1685 het Edict van Nantes herroept, breekt een meedogenloze vervolging van hugenoten los. Velen vluchten naar het buitenland. De achterblijvers moeten hun geloof in het diepste geheim praktiseren. In de Zuid-Franse Cevennen houdt Musée du Désert sinds 1911 de nagedachtenis aan de hugenoten levend. Hun bloedige geloofsstrijd in de ”désert”, in de verlatenheid van de woestijn, mag niet vergeten worden.
In het bosrijke berglandschap van de Cevennen voert een smalle weg met haarspeldbochten omhoog naar Mas Soubeyran, een groepje oude woningen. Bouwvakkers zijn bezig met een verbouwing. Het Musée de Désert van de hugenoten dat dit gehucht domineert, wordt opgeknapt en uitgebreid. Conservator Michel Caby is trots op zijn museum, dat dit jaar zijn honderdjarig bestaan viert. Hij vertelt dat al in 1880 de Societé de l’Histoire du Protestantisme Français (SHPF, Historisch Genootschap van het Franse Protestantisme) het idee had opgevat om de oorspronkelijke boerderij van hugenotenleider Pierre Laporte (bekend onder de verzetsnaam Roland) in Mas Soubeyran te verwerven.
In 1910, na het overlijden van de laatste nazaat van Laporte, besluiten Franck Puaux, voorzitter van de SHPF, en Edmond Hughes (later de eerste conservator van Musée du Désert) om van de Mas Soubeyran een plaats te maken waar de woestijnperiode van de hugenoten zou worden herdacht. Om steun te krijgen bij hun achterban, schrijven zij het volgende: „We kunnen het ons niet veroorloven dat de namen van onze martelaren ondergaan in de nacht van de vergetelheid. Dat zou de ergste vorm van ondankbaarheid zijn. Daar moeten we ons niet aan schuldig maken. In de woestijn hebben zij geworsteld en geleden. De herinnering daaraan moet voor het nageslacht bewaard blijven. Gods Woord beklemtoont: Gedenk uw voorgangers die ons het Woord hebben voorgehouden.”
Gesterkt door de loyale bijval van de Franse Gereformeerde Kerken brengen Puaux en Hughes hun eigen hugenotencollecties onder in het museum, dat op 24 september 1911 plechtig wordt geopend met een assemblée, een vergadering. De bijeenkomst heeft plaats midden in de bossen achter het museum, op dezelfde wijze als de hugenoten dit ooit in de ”désert” deden, compleet met een opklapbare kansel.
Vanaf die tijd wordt de assemblée jaarlijks herhaald op de eerste zondag van september. Dan stromen van heinde en verre (ook uit Nederland) tot wel 20.000 nazaten van de hugenoten toe om naar toespraken te luisteren, het onderlinge contact te versterken en bemoedigd te worden in het geloof. Er worden psalmen en gezangen gezongen, en het heilig avondmaal wordt –eveneens in de openlucht– bediend. Conservator Michel Caby van Musée du Désert, toch wel wat bang dat deze massale trek iets krijgt van een bedevaart, relativeert: „In de protestantse godsdienst kennen we geen heilige plaatsen. Maar er zijn plaatsen waar het geloof wordt belichaamd. Mas Soubeyran is er zonder twijfel één van.”
Bestond het museum aanvankelijk alleen uit de boerderij van Laporte, naarmate de collectie verder werd uitgebreid kwam er behoefte aan meer ruimte. Michel Caby: „Van tijd tot tijd kopen we aangrenzende panden aan om de tentoonstellingsruimte verder uit te breiden. Dit jubileumjaar wordt de entree sterk vergroot, een aantal expositiezalentoegevoegd en meer ruimte gereserveerd voor de bibliotheek. Ook maken we het museum beter geschikt voor bezoekers die slecht ter been zijn.” Niet zonder tros vermeldt hij dat het verhaal van de woestijnreis van de hugenoten in het museum wordt geïllustreerd aan de hand van zo’n 2000 authentieke objecten. „Dit is het grootste museum over de geschiedenis van de Franse hugenoten. We krijgen jaarlijks ongeveer 25.000 bezoekers, onder wie veel nazaten van hugenoten, niet alleen uit Frankrijk maar ook uit Nederland, Duitsland, Zwitserland, Engeland en zelfs uit de Verenigde Staten en uit Zuid-Afrika.”
Het woestijnmuseum beschikt nu over twaalf zalen, elk met een eigen thema. In de zalen ”Roland en Cavalier, de camisardsleiders”, wordt een indruk van het dagelijkse leven in de woestijntijd gegeven; een keuken, de slaapkamer van Roland, zijn wapens en de geheime vluchtplaats onder de beweegbare vloer van zijn klerenkast. De ”Zaal der samenkomsten” herinnert aan de clandestiene hagenpreken. Hier zijn verplaatsbare kansels te zien, die omgevormd kunnen worden tot een onopvallende graanton of een krukje, en een uitneembaar avondmaalsstel. In een vitrine liggen ”mereaux”, fraai vormgegeven avondmaalspenningen, die de deelnemers bij de viering moesten tonen. Dit ook ter ontmaskering van eventuele spionnen.
In de ”Zaal van de predikers” wordt aandacht besteed aan voorgangers uit de woestijn die als martelaren hebben geleden. Er liggen handgeschreven preken naast officiële akten van in het geheim gehouden synodes en gerechtelijke uitspraken met betrekking tot hen die ter dood zijn veroordeeld. Een groot doek van de Franse kunstenaar Max Leenhardt (1853-1941) geeft een indruk van zo’n woestijnvergadering. Indrukwekkend is de wand vol marmeren plaquettes met de namen van predikanten die ter dood zijn veroordeeld, soms door middel van het wrede radbraken.
In de ”Zaal van de galeislaven” wordt het lijden herdacht van ongeveer 5000 protestantse mannen die veroordeeld waren tot het roeien van de koninklijke galeien. Hun namen nemen een hele wand in beslag. De vrouwen werden in gevangenissen –zoals de Tour de Constance in Aigues-Mortes en de Tour de Crest– opgeborgen. Aan deze om hun geloof veroordeelde vrouwen is een aparte zaal gewijd. Een groot schilderij van Jeanne Lombard (1865-1945) toont het interieur van de toren waarin Marie Durand in 1730 op negentienjarige leeftijd werd opgesloten. Ze zat er 38 jaar gevangen en kerfde het beroemde woord ”register” (weersta) in het kalksteen.
www.museeduprotestantismedauphinois.com
www.lebouschetdepranles.free.fr
Het Edict van Nantes
Hendrik IV, de Franse protestantse vorst die in 1593 tot het rooms-katholicisme overging, beëindigde in 1598 de gewapende godsdiensttwisten door de uitvaardiging van het Edict van Nantes, dat de protestanten een beperkte mate van vrijheid en bescherming gaf. Zijn opvolgers holden deze verworven rechten echter steeds meer uit. Protestantse vrijsteden werden ingenomen (zoals de havenstad La Rochelle in 1628), protestantse kerkgebouwen, de zogenoemde ”temples”, werden verwoest en de intimidatie van bekeringen van hugenoten door de ”dragonnades” (inkwartiering van barbaars optredende soldaten in hugenotengezinnen) nam toe.
Lodewijk XIV dacht in 1685 het protestantisme de doodsteek te geven door het Edict van Nantes te herroepen. Protestantse kerkdiensten en godsdienstlessen werden verboden, predikanten moesten binnen twee weken het land verlaten, maar de gewone gemeenteleden werd dit uitdrukkelijk verboden. Desondanks vluchtten er meer dan 300.000 naar het buitenland. De overgebleven protestantse gemeenschappen werden met geweld gedwongen tot het rooms-katholicisme over het gaan. Velen voor wie de druk ondraagbaar werd, besloten terug te keren naar de moederkerk. Deze ”nouveau convertées” (nieuwe bekeerlingen) bleven in hun hart vaak de gereformeerde leer trouw. Dreiging van de doodstraf, terwerkstelling op de galeien en gevangenneming konden niet verhinderen dat op afgelegen plaatsen, in duistere grotten en diepe ravijnen samenkomsten belegd werden. Rondreizende predikanten bedienen in de ”woestijn” het Woord met voortdurend gevaar voor hun leven.
Tussen 1688 en 1715 kwamen in de Cevennen de hugenoten in gewapend verzet tegen het koninklijke gezag dat het hun onmogelijk maakte om als protestanten erediensten te houden. De hugenotenstrijders herkenden elkaar tijdens hun nachtelijk strijd aan hun witte hemden en werden daarom camisards genoemd (”camisa” is in het Zuid-Franse Occitaans het woord voor hemd). Zo’n 1500 tot 2000 camisards, meest eenvoudige boeren, wevers en wolkammers, namen het onder leiding van Roland en Cavalier op tegen de overmacht van goed bewapende en getrainde regeringssoldaten van Lodewijk XIV. Vooral doordat de beide aanvoerders onderling verdeeld raakten, ging het in 1704 mis. Jean Cavalier zocht na onderhandelingen met de maarschalk van Villars een veilig heenkomen in het buitenland en Roland werd gedood.
Nadat de opstand was onderdrukt, leefden de protestanten nog meer dan voorheen als opgejaagde dieren die elk moment door de vijand verrast konden worden. Deze ”woestijnperiode” duurde tot 1787, het jaar waarin Lodewijk XVI door middel van het Edict van Tolerantie de protestanten hun burgerlijke rechten teruggaf. Twee jaar later werd in de aanloop naar de Franse Revolutie ook godsdienstvrijheid geproclameerd.
Meer hugenotenjubilea
Het middeleeuwse stadje Le Poët Laval, goed verdedigbaar gelegen op een heuveltop in het departement Drôme, herbergt een bescheiden hugenotenmuseum dat dit jaar vijftig jaar bestaat. Dit Musée du Protestantisme Dauphinois is gevestigd in een oude hugenotenkerk die in de zestiende eeuw werd gebouwd. De kerk maakt, met haar markante hugenotenpreekstoel, voorzien van een zandloper, deel uit van het museum. Het is een van de twee ”temples” die de afbraakwoede na het opheffen van het Edict van Nantes overleefden. Dit kwam doordat het gebouw toen ook de functie had van gemeenschapshuis voor de lokale bevolking.
Behalve aan de ”woestijnperiode” schenkt het museum aandacht aan het prinsdom Orange, de Hollandse enclave waar tijdens de geloofsvervolgingen veel hugenoten een veilig heenkomen zochten en vonden. Posters tonen beelden van vervolging, van vrijheid en van verzoekingen door de Franse Revolutie. Maar ook van de na 1820 uit Engeland overgewaaide Reveilbewegingen in Drôme, Haute-Alpes en Piemont, van de staatsgreep van 1851 waarbij veel protestantse leiders weer in hechtenis werden genomen en van de ondergrondse Résistancebeweging die in de Tweede Wereldoorlog veel Joden wist te redden van een wisse dood. Een aparte vermelding verdient de verzameling moderne mozaïeken met Bijbelse thema’s die is bijeengebracht in een nieuwe zaal.
Dit jaar wordt ook herdacht dat de geloofsheldin Marie Durand, die 38 jaar gevangenzat in de Tour de Constance van Aigues-Mortes, 300 jaar geleden het levenslicht zag. Haar geboortehuis in Pranles (Ardèche) is nu ingericht als museum. Daar groeide ook haar broer Pierre Durand op, die als predikant werd opgepakt en in 1732 werd opgehangen in Montpellier. Dit Musée du Vivarais Protestant brengt net als het Musée du Désert de turbulente perioden van de 18e-eeuwse godsdienstoorlogen in Frankrijk in beeld en laat iets zien van het dagelijks leven van hen die streden voor de vrijheid van geweten, voor de vrijheid om te kunnen leven vanuit het geopenbaarde Woord.