Een van de meest bizarre zaken in deze wereld is dat er zo veel dingen gelijktijdig gebeuren terwijl ze volslagen tegengesteld zijn. Terwijl in Nederland lange rijen mensen voor het loket of de incheckbalie staan om van een riante zomervakantie te gaan genieten, staan in Kenia moeders met kinderen in de rij om hun lege magen gevuld te krijgen. Zo’n schril contrast, dat went nooit.
Of is er wél een verband tussen de ene rij hier en die andere in het noorden van Kenia, waar vanwege de honger op drift geraakte Somaliërs en Kenianen hun toevlucht hebben gezocht? Zeker wel, zeggen sommige klimaatdeskundigen. Als gevolg van de opwarming van de aarde, die weer wordt veroorzaakt door de wereldwijde uitstoot van CO2, is het klimaat van slag en juist in de Hoorn van Afrika wreekt zich dat. Deskundigen noemen het gebied zelfs „het epicentrum van de klimaatverandering.” Langdurige droogtes komen er vaker voor dan voorheen. Hebben de mensen daar schuld aan die opwarming van de aarde? Reizen zij soms meer per vliegtuig of met de auto? Natuurlijk niet. Deze mensen treft geen greintje blaam en toch mogen zíj de zwaarste last van de klimaatgevolgen dragen. Door de aanhoudende droogte is hun veestapel doodgegaan of hun oogst mislukt. En nadat het laatste restje eten in kindermondjes was verdwenen, zat er nog maar één ding op: lopen naar de dichtstbijzijnde voedseluitdelingspost. Wat heet dichtbij? Somalische gezinnen –meestal zijn het moeders met kinderen– hebben vaak weken gelopen voordat ze zo’n plek bereikten. Dagelijks arriveren er zo’n 1500 nieuwe vluchtelingen in het Keniase kamp bij Dadaab, een stad met 70.000 inwoners. In het kamp zitten ruim vijf keer zo veel mensen, 370.000 (ruim vier keer de maximale capaciteit).
Sommige kinderen zijn broodmager, met beentjes als bonenstaken en hun borstkas en schedel zijn nog de enige rondingen aan hun lijfjes. Veel moeders hebben onderweg al een of meer kinderen moeten begraven.
Nog op een andere manier bleek het lot van deze mensen in westerse handen te liggen. „De eerste alarmerende signalen waren er al in januari, toen was duidelijk dat ook 2011 een droog jaar zou worden”, zegt de Nederlander Johan van der Kamp, die voor de Duitse hulporganisatie Welthungerhilfe werkt en vanuit de Keniaanse hoofdstad Nairobi de droogte en het voedseltekort helpt mee bestrijden. In april –doorgaans de meest regenrijke maand van het jaar, viel dit keer slechts 30 millimeter, doorgaans is dat 120 millimeter. Meestal wordt daarop door donoren niet gereageerd, is Van der Kamps ervaring. „Dat doen ze pas als de toestand van de mensen echt verslechtert én: als wereldwijd de media er aandacht aan gaan geven.” En dat heeft even geduurd. „Een dag of tien geleden kwamen Al-Jazeera en de BBC met filmploegen op bezoek en pas daarna begon het echt wereldnieuws te worden.”
Kwetsbaarheid
Natuurlijk is het veel te eenzijdig om de problemen enkel aan droogte toe te schrijven, vindt ook Stephen Devereux, die als onderzoeker is verbonden aan het Institute of Development Studies van de universiteit van Sussex, in de Britse stad Brighton. Devereux is de auteur van de studie ”Vulnerable Livelyhoods in Somali-region, Ethiopia”. „Voedseltekorten als gevolg van droogte komen regelmatig voor in de droge gebieden van de Hoorn van Afrika, en daarom is droogte op zich niet de oorzaak van honger, maar wel kwétsbaarheid voor droogte.”
Het ontstaan van deze kwetsbaarheid is een ingewikkeld verhaal. Devereux: „Klimaatverandering speelt zeker een rol, maar dan niet zozeer vanwege minder regenval, als wel een grilliger verloop ervan. Even belangrijk is falend overheidsbeleid en: conflicten en burgeroorlog.” Dat laatste is natuurlijk het meest zichtbaar in Somalië, waar als gevolg van jarenlang geweld nog nauwelijks een regering functioneert, en waar radicale moslimmilities van Al-Shabaab de dienst uitmaken. Omdat internationale hulporganisaties lange tijd Somalië niet in mochten –ze zouden de bevolking „infecteren” met westerse onzedelijkheden– bleef de burgerbevolking er verstoken van voedselhulp. En dat terwijl in Somalië bijna 3 miljoen mensen om voedsel verlegen zitten, en een kwart van de bevolking op drift is geraakt. Ook minder zichtbaar en niet-escalerend geweld in Zuid-Ethiopië en Noord-Kenia hebben volgens Devereux voor kwetsbare bevolkingsgroepen geleid.
De toestand in het noorden van Kenia is zienderogen aan het verslechteren, weet Van der Kamp. „Daar zijn sowieso al 1,6 miljoen mensen jaar in jaar uit afhankelijk van voedselhulp; nu zijn dat er al meer dan 3 miljoen. De laatste regentijd was erg mager, dus de toestand zal er niet beter op worden.” Daar komt bij dat de voedselmarkt verre van flexibel is: in tijden van schaarste speculeren handelaren erop los, met nóg hogere prijzen als gevolg.
Te lang gewacht
Volgens Van der Kamp hebben de nomadische (rondtrekkende) veehouders te lang gewacht met het verkopen van hun vee toen bleek dat het voedsel schaars en duur werd. „Ik snap dat wel, want vee is hun kapitaal. Ze laten hun koeien en geiten liever van honger doodgaan, dan dat ze het verkopen om met het geld voedsel voor zichzelf te kopen. Nu is hun vee dood, en hebben ze niets meer.”
Ook de landbouwers in het gebied zijn niet alert genoeg, vindt de Nederlander. „Zij zitten te veel vast aan verbouw van mais, terwijl sorghum en millet veel beter bestand zijn tegen droogte.” Er zullen volgens Van der Kamp een paar generaties overheen gaan voordat veehouders en boeren van mentaliteit zijn veranderd. Voor de nomadische veehouders is er sowieso geen toekomst in Kenia, vanwege een tekort aan weidegrond.
De al genoemde kritische klimatologen vinden dat het Westen moreel verplicht is om met name rondtrekkende veehouders aan ander werk te helpen. „Help hen niet alleen op het moment dat ze uitgehongerd aan onze voeten liggen en wij medelijden krijgen, want zodra het weer beter met hen gaat, zijn we ze vergeten”, aldus een Keniaanse zakenman deze week tegenover de nieuwszender Al-Jazeera. „Als we zo te werk gaan, zullen we om de haverklap dit soort onmenselijke toestanden gaan meemaken.” Sommigen bepleiten zelfs het openstellen van „onze” grenzen om zo „klimaatvluchtelingen” te compenseren voor de ellende die „wij” hun met onze milieuvervuiling hebben bezorgd.
Zijn de rijen wachtende moeders en kinderen in de vluchtelingkamp van Dadaab het werkelijke dieptepunt van de voedselcrisis? Van der Kamp weet zeker van niet, want wat hij vorige week in Zuid-Sudan aantrof slaat alles. Daar zitten zo’n 30.000 mensen die uit het noorden zijn weggevlucht en die „he-le-maal niets” hebben. Hun toegekend rantsoen is verbruikt of ze waren er nog niet toen het Wereldvoedselprogramma van de VN (WFP) voedselhulp verleende. Momenteel worden deze mensen „totaal vergeten” door internationale hulpverleners.
Keihard nee
Wat Van der Kamp vooral schokte was dat er zo goed als niets meer te eten was. „In het kamp Mangar Akot zitten zo’n 800 families en bij iedere hut werden we door hen aangeklampt om toch maar méér te geven. Maar dat kon niet, want we wisten dat er nog duizenden andere families op ons zaten te wachten. Zodoende kwam bij iedere hut ons „nee” keihard aan.” „Hartverscheurende dingen” heeft hij er gezien. „Overal uitgemergelde mensen die voor zich uit staarden en maar wat hingen. Veel vrouwen met ingevallen gezichten. De meesten hadden geen kracht om lang te staan. Tal van kinderen waren zichtbaar ondervoed en hadden gezwollen buikjes en ontstoken wonden. En nergens een voorraadschuur met voedsel te zien. Hier en daar zagen we dat mensen hun zaaigoed voor het komende seizoen maar hadden opgegeten.”
Van der Kamp is bezig een projectvoorstel te schrijven om deze vergeten groep zo snel mogelijk van voedsel te voorzien. Vooralsnog moest Welthungerhilfe zich beperken tot het uitdelen van waterzuiveringstabletten en van materiaal voor het maken van hutten. Algauw vormden zich ook daarvoor lange rijen – deze mensen hadden helemaal niets meer en konden álles gebruiken.
Zelfs in het rampgebied is de ene rij de andere niet.