RIJSWIJK – Hij is tien, en zijn leven veranderde op 12 mei 2010 compleet toen het vliegtuig waarin hij met zijn ouders en broertje zat, neerstortte in de Libische hoofdstad Tripoli. Reddingswerkers brachten Ruben, die van de 104 inzittenden het ongeluk als enige overleefde, naar het ziekenhuis, waar hij werd gestabiliseerd en geopereerd. Een jaar later ziet Ruben eruit als een gewone jongen, die loopt, fietst en lacht en die zijn plek heeft gevonden in het gezin van zijn tante en oom en hun drie kinderen.
„Hij is dáár gered”, zegt Ingrid, Rubens tante, die al snel na het ongeluk zijn voogd werd. „Zowel van de rampplek als medisch.” Zijn behandeling in Libië is essentieel gebleken voor Rubens herstel. Zijn Nederlandse artsen zeggen het ook: Ruben is nu al verder hersteld dan ze durfden te hopen en dat heeft alles te maken met hoe hij in Libië is geopereerd.
Inmiddels zijn de laatste plaatjes en schroeven uit zijn benen gehaald en loopt hij weer bijna normaal. Dollen met de honden in de tuin of met de andere kinderen buiten in het veld is voor hem geen probleem. Ingrid, de zus van Rubens vader, vloog na het ongeluk direct naar Tripoli, samen met Jeroen, broer van zijn moeder. Zwaargewond lag hun neefje in het el-Khadra ziekenhuis. Net uit shock en met twee verbrijzelde onderbenen. Al met al was hij meer dood dan levend. Een verschil van dag en nacht met het levenslustige gezicht dat Ruben nu weer heeft, dat wordt omlijst door zijn onafscheidelijke lange haar.
Rubens verzorgers mijden publiciteit. Toch willen ze nu één keer hun verhaal vertellen, omdat er veel oprechte belangstelling voor Ruben is. Om zo veel mogelijk mensen te bereiken, vertellen ze hun verhaal aan het ANP. „De boodschap is dat we dit één keer doen en dan nooit meer”, verzucht Ingrid, die om privacyredenen wil dat geen achternamen of woonplaats worden genoemd.
In Nederland lag Ruben nog een maand in het ziekenhuis, waarna hij bij Ingrid en haar man Willyam in huis kwam. Vanaf dat moment kon hij echt gaan herstellen, wat alleen mogelijk was als hij goed ging eten. „Tweeduizend calorieën per dag”, zegt Willyam. „Da’s best hard werken als je negen bent. Net zo veel als een volwassen vent en dan lig je daar maar te liggen.” Als Ruben een boterham wilde, kreeg hij er twee. Met roomboter. Kwam hij tussen de middag uit school, dan deden ze alvast spek in de pan. „En dan riep hij: ik lust wel een eitje!” Ging eten in het ziekenhuis nog moeizaam, de eerste ochtend dat hij thuis was, riep Ruben vanuit zijn bed in de woonkamer dat hij honger had. Bij dat eerste ontbijt zat het hele gezin om hem heen.
Ingrid en Willyam twijfelden er niet aan dat Ruben bij hen in huis zou komen. „Het was zo natuurlijk, vanzelfsprekend”, zegt Ingrid. „Ook voor de rest van Rubens familieleden, van wie we het vertrouwen hebben gekregen.” Hun drie andere kinderen, een zoon en dochter van vijftien en een dochter van negen, ontvingen hem met open armen. Het viertal kende elkaar al goed, omdat de beide gezinnen veel met elkaar optrokken. Hoe het nu is, illustreert Ingrid met een uitspraak van haar oudste dochter. „Die zei al heel snel dat ze zich niet meer kon herinneren hoe het bij ons was zonder Ruben.”
Gekscherend zeggen Ingrid en Willyam dat zij er vooral zijn voor de randvoorwaarden, zoals een dak boven het hoofd en eten en drinken. Als die voorwaarden goed zijn, vullen de kinderen veel in. Af en toe bleek het bijvoorbeeld effectiever om de kinderen maar even met zijn vieren te laten, in plaats van steeds aan Ruben te vragen of ze iets voor hem konden doen. „Dan gingen we koffiedrinken bij de buren en zeiden we: bel maar als er iets is. Soms hoorde je ze dan al schateren als we net het huis uit waren.” Ingrid: „We hebben ze veel ruimte kunnen geven. Er is een evenwicht tussen die vier, dat verder geen ondersteuning nodig heeft.”
Naar de herdenking van de vliegramp nemen ze Ruben niet mee. Ze willen niet dat er foto’s van hem worden genomen. „Om hem te beschermen. We proberen hem een veilige jeugd te geven.”
In februari stond het hele gezin in de startblokken voor een terugkeer naar Tripoli. Ruben, de ‘wonderboy van Tripoli’, wilde zelf terug, „al voordat zijn medische toestand dat toeliet”. Ingrid: „Hij wil weten wat er is gebeurd. En hij wilde de Libiërs laten zien hoe goed het met hem gaat.” Vermoedelijk had Ruben ook pas door die reis met de emotionele verwerking kunnen beginnen, zegt Ingrid. Maar daags nadat alles in kannen en kruiken was, brak in Libië de onrust los die elders in de Arabische wereld omwentelingen teweegbracht, waardoor ze de reis op de lange baan hebben moeten schuiven.
Het is een tegenvaller, maar niet een die het gezin belemmert door te gaan op de ingeslagen weg. Ingrid en Willyam voelen zich niet machteloos. Ingrid: „Machteloosheid is een groot aspect van verdriet, maar wij hebben, dankzij Ruben, ook te maken met nieuw leven.” Er wordt in huis meer gelachen dan gehuild, al hebben ze het dagelijks over Rubens ouders en broertje. „We verzwijgen niets. Heel bewust. Het leven gaat door. Niet gewoon, maar het leven gaat door.”