Lange vacante periode riep vragen op in hervormd Genemuiden
GENEMUIDEN – Als een predikant het beroep zou aannemen, zou de koster de klokken luiden. Keer op keer kwam er echter geen geluid uit de toren van de Grote Kerk in Genemuiden. Totdat ds. J. A. C. Olie onlangs liet weten te zullen overkomen. Na 21 beroepen krijgt de vacante hervormde wijkgemeente in het Overijsselse stadje weer een herder en leraar.
In de pastorie schuin tegenover de woning van scriba A. Winter wordt gewerkt. De ambtswoning wordt klaargemaakt voor de overkomst van ds. Olie en zijn gezin. De predikant uit Zuilichem doet op 10 juli intrede. Een vacante periode van ruim vijf jaar loopt ten einde.
„Het samenwerken met een eigen predikant is mij vreemd”, zegt de scriba van de hervormde gemeente (wijk 2). „In januari 2006 ben ik als ouderling bevestigd. Vier maanden later nam ds. M. A. Kuyt afscheid vanwege zijn vertrek naar Huizen.”
Hervormd Genemuiden telt zo’n 3500 leden en doopleden. Winter: „Dat is een hele kudde. Om het wat overzichtelijker te maken, is die verdeeld in twee wijken. Ds. W. G. Hulsman dient sinds 1999 wijkgemeente 1. Hij is onze consulent.”
De preekvoorziening plaatst de scriba niet voor grote problemen, mede doordat ds. Hulsman volgens een vast rooster regelmatig in wijk 2 voorgaat. De middagdiensten van beide wijken worden bovendien gecombineerd. „We hebben nooit een leesdienst gehad.”
Voor crisispastoraat is ds. Hulsman beschikbaar. Kandidaat J. Mulder uit Nijkerkerveen legt eveneens wekelijks pastorale bezoeken af. Voor de catechisatie-uren worden onder anderen de kerkelijk werker en oud-ambtsdragers ingeschakeld.
Voor het oog loopt al het werk in de gemeente redelijk door, zegt Winter. Toch wordt een herder wel degelijk gemist. „Voor het pastoraat is het bijvoorbeeld fijn een eigen predikant te hebben die de mensen kent, een band met hen heeft of opbouwt. Hij kan bij ernstige ziekte eens wat vaker binnen lopen. Een pastoraal werker die op een vaste dag aanwezig is, heeft die mogelijkheid niet.”
Twee maanden na het vertrek van ds. Kuyt bracht de gemeente haar eerste beroep uit. „Dan heb je hoop en verwachting”, zegt Winter. „Maar de dominee bedankte. Het ene na het andere beroep volgde, maar steeds kregen we te horen dat de predikant het niet kon aannemen.”
Het beroepingswerk kostte de kerkenraad –twaalf ouderlingen, vier diakenen en drie kerkrentmeesters– veel tijd. De ambtsdragers beluisterden preken via internet, bespraken die en besloten welke voorganger zou worden beroepen. „Voor elk beroep kwamen we drie keer bij elkaar, vaak naast de reguliere vergaderingen.”
Als scriba kreeg Winter de beslissing als eerste te horen. „Zeker als er goede contacten met een predikant waren geweest en je merkte dat hij best graag zou willen komen, was het een teleurstelling als de weg toch werd afgesloten. Ik heb wel geleerd daar wat nuchter mee om te gaan. Er zijn scriba’s die een predikant nog een uur aan de lijn houden en proberen hem om te praten. Maar als er na een worsteling voor Gods aangezicht een besluit is genomen, moet je dat respecteren.”
Soms kostte het enige moeite het beroepingswerk opnieuw ter hand te nemen, merkte Winter. „In de kerkenraad werd wel eens gezucht. Gelukkig konden we de teleurstelling met elkaar delen. We spraken elkaar dan vanuit het Woord ook weer moed in om verder te gaan.”
Zo memoreert Winter dat hij onlangs Daniël 6:27 las en daardoor werd bemoedigd. „God gaat door met Zijn werk tot het einde der tijden toe. De Eeuwige is niet afhankelijk van mensen, en dat is maar goed ook. Onder Zijn hoede zijn Zijn schapen nooit geheel herderloos.”
In de gemeente riep het verloop van het beroepingswerk op den duur regelmatig vragen op. „Soms hoorde ik: Wat is er mis met Genemuiden? Of zit er iets niet goed in de kerkenraad? Persoonlijk denk ik dat we in het begin te gemakkelijk meenden: Dominees komen hier graag preken, dus we zullen wel weer snel een predikant krijgen.”
Toen er voor het twintigste beroep was bedankt, kwam de gemeente –begin dit jaar– bijeen in een dienst van verootmoediging. „Je kunt denken dat je alles goed voor elkaar hebt –een mooie kerk en pastorie, veel kader in de gemeente–, maar daarmee haal je geen dominee binnen. God heeft het laatste woord. Dat kwam duidelijk naar voren. Het maakte ons klein.”
Kort daarna beriep de gemeente ds. Olie. „Op 4 april belde hij dat hij het aannam. Dat zal ik nooit vergeten. De volgende zondag zongen we in de morgendienst na votum en zegengroet staande Psalm 118:12 en 14. Zo gaven we als gemeente onze blijdschap en dankbaarheid samen een plek.”
Dit is het zevende deel in een serie over vacante gemeenten. Morgen het slot.