Kurkdroog is het op veel plekken. Heidebranden liggen op de loer. Boswachters en brandweerlieden staan op scherp. Natuurbrandenspecialist Willem Wolfswinkel: „Niemand zit te wachten op zwartgeblakerde velden.”
Schokkend en stotend loodst Wolfswinkel deze zonnige dinsdagmiddag zijn brandweer-terreinwagen over de Veluwse hei. Kuil in, kuil uit. Bult op, bult af. Het glooiende heidegebied tussen Hoog Soeren en Assel kent nauwelijks geheimen voor de natuurbrandenspecialist, dit jaar 35 jaar actief als vrijwillig brandweerman.
Deze droge dagen is de brandweerman uit Hoenderloo (gemeente Apeldoorn) gespitst op vuur. „Ik blijf in de buurt. Ik ga nu niet naar een meubelboulevard”, lacht hij.
Pal naast een asfaltweggetje dat door de heidevelden slingert, wijst Wolfswinkel op een geblakerd stuk hei, ter grootte van pakweg enkele voetbalvelden. In dit gebied woedden tijdens de afgelopen paasdagen twee branden. „Kijk”, wijst hij, „hier is het drassig, daar maakte het vuur een omtrekkende beweging.”
Als verkenner heeft Wolfswinkel, in het dagelijks leven leverancier van natuuronderhoudsproducten (zoals grasmaaiers), tot taak zijn collega-brandweerlieden in te lichten over het verloop en de bestrijding van een natuurbrand. „Ik let op zaken als windkracht, windrichting, de vegetatie. Samen met de officier van dienst geef ik adviezen over de manier waar de brand bestreden kan worden.”
Wolfswinkel beschikt onder meer over een windmeter en een vochtmeter. Met dat apparaat kan hij het vochtgehalte van bijvoorbeeld de –brandbare– grove den aflezen.
Van groot belang is dat de verkenner brandweerlieden advies geeft over de begaanbaarheid van paden op de hei en in het bos. Zodat brandweerlieden met hun tankautospuit zo dicht mogelijk bij de vuurzee kunnen komen. „Brandweermensen willen een brand zo snel mogelijk in de kiem smoren. Maar het is niet de bedoeling dat hun voertuigen in drassige grond vast komen te zitten.”
Wolfswinkel wijst naar bandensporen op de heidegrond. Hier reden spuitgasten zich vast. „Achteraf gezien had men beter even om kunnen rijden, om via een hoger gelegen stuk grond de brand te bestrijden. Maar iedereen doet zijn best. Brandweermensen moeten in korte tijd beslissingen nemen. Ze willen zo dicht mogelijk bij het vuur komen.
Geregeld verkent Wolfswinkel de Veluwe; ‘zijn’ terrein bestrijkt een gebied zo’n 15 kilometer ten westen van Apeldoorn en loopt van Hoenderloo tot Uddel. „Ik inspecteer paden en lanen, het voorbereidende werk. Ik kijk waar bijvoorbeeld omgevallen bomen een belemmering voor de brandweer kunnen vormen.”
Nu voor onder meer de Veluwe code rood geldt (zie kader), rukt de brandweer met extra materieel uit. Gaat er in natte tijden één tankautospuit op pad, in kurkdroge periodes zijn dat er vier. Dit jaar ontstonden in een cirkel van zo’n 10 kilometer rond Assel ongeveer twintig heidebranden.
Gevaar op de hei zit in deze kurkdroge dagen in het brandbare pijpenstrootje en buntgras. Dat heeft alles te maken met het relatief geringe vochtgehalte van die grassen. Is het gehalte lager dan 10 procent, zoals bij buntgras, dan ligt brand op de loer. „Buntgras brandt sterk, zeker als het vuur wordt opgezweept door een droge, straffe oostenwind. Vergelijk het met een vloeitje dat je aansteekt. Dat is zo weg.”
Hoewel ook de vliegden (ofwel grove den) vatbaar is voor vlammen, zal deze naaldboom op dit moment niet gauw in lichterlaaie staan, legt Wolfswinkel uit. Dit vanwege het relatief hoge vochtgehalte. „Momenteel zitten bomen en planten vol vocht, bijvoorbeeld 70 procent. Alleen als door een heidebrand het vuur bij een grove den heftig oplaait, zou die nu vlam kunnen vatten.”
Loofbos zal in Nederland „nooit” branden, zegt de natuurbrandenspecialist, terwijl hij tijdens een rit over de hei plekken aanwijst waar korter of langer geleden het vuur woedde. „In Rusland ging ooit loofbos in vlammen op. Dan is er sprake van extreme hitte.”
Verrassend genoeg kan een natuurbrand leiden tot bodemverrijking. Zo nam de variatie in plantengroei na een bosbrand in 1995 in Kootwijk toe, wijst onderzoek uit.
Daarentegen leggen tal van –onderkomens van– dieren bij een natuurbrand het loodje. „Denk aan de hazelworm, adder, ringslang, hagedis en salamander. Ook konijnenholen en dassenburchten kunnen worden verwoest.” Voor de brandweer telt bij een natuurbrand bescherming van „have en goed”, zegt Wolfswinkel. „Niemand zit te wachten op zwartgeblakerde velden.”
Voor de Hoenderloose spuitgast staat vast dat het gros van de natuurbranden („90 procent”) moedwillig is aangestoken. „Het is veelzeggend dat de meeste natuurbranden aan de rand van een weg ontstaan.”
Wolfswinkel somt nog een rijtje oorzaken op. „De hete uitlaat van een auto, een weggegooide sigaret, de holle bodem van een fles die als brandglas werkt, blikseminslag, fosfor in oude munitie die tot ontbranding komt, gloeiende stukjes kool uit de uitlaat van een crossmotor. Denk ook aan argeloze recreanten die een vuurtje stoken om hun koffiepotje te warmen.”
Dat er op de Veluwe tal van campings in of vlak bij bossen liggen, brengt risico’s mee. Eerste prioriteit is dat de brandweer ervoor zorgt dat mensenlevens gespaard blijven, benadrukt Wolfswinkel. „Mensen kunnen ingesloten raken. Wij adviseren altijd onmiddellijk tegen de windrichting in bij de brand weg te vluchten.”
Op hulp van bijvoorbeeld campinggasten bij de brandbestrijding zit de brandweer niet te wachten. „Dan proberen mensen bijvoorbeeld met takken het vuur uit te slaan. Ze zijn niet getraind en niet gekleed op dat werk.” Ontdekken burgers een brand, dan is het van het grootste belang dat ze bij een telefoontje naar 1-1-2 een zo exact mogelijke locatie aangeven, onderstreept Wolfswinkel.
Zelf weet de Hoederloose spuitgast uit ondervinding hoe verraderlijk het vuur kan zijn. In de jaren zeventig kreeg bij een grote natuurbrand bij Arnhem ‘zijn’ brandweerauto averij. „Gelukkig werden we ontzet. Bij die brand waren 200 voertuigen betrokken, waarvan er 2 zijn verbrand.”
Gefascineerd is Wolfswinkel vooral door zogeheten kroonvuur. Daarbij verspreidt het vuur zich via de toppen van naaldbomen. „Zo’n brand is woest en wild, explosief en onbeheersbaar. Zaadjes uit exploderende dennenappels kunnen honderden meters verderop terechtkomen.”
Code rood: brandgevaar
Nederland kampt met droogte. Regen van betekenis wordt vooralsnog niet verwacht. De afgelopen dagen stonden diverse natuurgebieden in lichterlaaie. Het vuur woedde onder meer in het Fochteloërveen bij het Drentse Bovensmilde, bij Roermond en op de Veluwe. Vanmorgen waren er twee branden in het duingebied van Schoorl.
In verschillende veiligheidsregio’s zijn de hulpdiensten en boswachters in de hoogste staat van paraatheid. Zo geldt onder meer op de Veluwe en in (delen van) Utrecht, Brabant en Limburg de code rood. Dat betekent dat er „zeer groot gevaar” is wat betreft een natuurbrand. In die extreem droge gebieden is open vuur verboden.