„Psalmen berijmen zit dichters in het bloed”
HENDRIK-IDO-AMBACHT - „Mijn God, geeft u mij antwoord op mijn vragen?/ U bent betrouwbaar, en u kunt mijn leven/ als ik ben vastgelopen ruimte geven.” Zo begint Psalm 4 in de versie van Menno van der Beek. Elf teksten van het project Psalmen van Nu zijn dinsdag vrijgegeven. „Als religieuze poëzie interessant, als berijming te veel een interpretatie”, vindt neerlandicus en ouderling C. Bregman.
Wat is uw eerste indruk van deze psalmen in eigentijdse vorm?
„Ik zit nog midden in een verwerkingsproces. Mijn allereerste indruk: als ik de teksten lees, puur op zichzelf, los van de context, dan moet ik zeggen dat ik ze interessant vind. Ze nodigen uit tot verder lezen. Ook al ontdek ik hier en daar een kreupele regel, en al vraag ik me soms af of het met de ritmiek goed zit.”
Kunt u een paar voorbeelden geven?
„Laat ik Psalm 88 nemen, van Rien van den Berg. Daar zitten sterke regels in: „Mijn leven lijkt op dood”, of „Ik zit op slot.” Ja, dat vind ik heel mooi. Maar in diezelfde psalm staat ook: „Op mij komen uw woedebuien neer, en uw geweld slaat mij de lippen dicht.” Daar haak ik af. Ik weet best dat in de oudtestamentische wereld beelden gebruikt worden die er niet om liegen, maar welke woorden gebruik je daarvoor in het Nederlands? „Uw hittige toornigheden gaan over mij, Uw verschrikkingen doen mij vergaan”, staat er in de Statenvertaling, en in de Nieuwe Vertaling: „Uw brandende toorn gaat over mij, Uw verschrikkingen vernietigen mij.” Bij het woord ”woedebuien” kan ik alleen maar aan een razende man denken die niet weet wat hij doet. Dat vind ik niet eerbiedig meer.”
Eerbied is dus een van uw criteria.
„Ja, eerbied is heel wezenlijk. Deze psalmen zijn in hun oorspronkelijke vorm geïnspireerd door de Heilige Geest. Het zijn woorden waaraan ik me in alle klachten en toestanden en narigheden kan vastklemmen. Wil je de boodschap van die psalmen in eigentijdse woorden weergeven, dan moet je zorgen dat de lezer geen verkeerde associaties krijgt. In de nieuwe versie van Psalm 121 staat bijvoorbeeld dat God niet is „ingedut.” Dat is een woord met negatieve associaties: dommelig, suffig. Een woord dat je niet in combinatie met de Naam van God wilt gebruiken.”
U begon met de opmerking dat deze teksten op zichzelf interessant zijn. Zegt u dat ook wanneer u ze als psalmberijming bekijkt?
„Dan gaat er nog een ander criterium meewegen: hoe dicht blijft de berijming bij de oorspronkelijke tekst? In dat opzicht vallen de teksten die ik nu gelezen heb, niet mee. Als ik Ria Borkents nieuwe versie van Psalm 150 bekijk, is dat toch een redelijk vrije bewerking: „Eer God in zijn heilig woonhuis,/ eer hem in zijn sterke koepel,/ overweldigend gewelf,/ eer hem om zijn grootse daden,/ eer hem naar zijn overmaatse/ bovenmenselijke grootheid./ Wat hij zegt dat is hij zelf.” Vooral die laatste regel, waar komt die vandaan? Of die ene regel die Menno van der Beek in Psalm 114 heeft toegevoegd: „Dans maar voor je Heer.” Dat is duidelijk een interpretatie.”
vindt het niet genoeg dat de strekking van de psalm zorgvuldig gehandhaafd blijft?
„Nee, in een psalmberijming moet je ook letterlijk, in de woorden en beelden die je gebruikt, dicht bij de grondtekst blijven. Maar laten we eerlijk toegeven dat de berijming van 1773 op dat punt ook niet zo best is. En ook Datheen -waarmee ik ben opgegroeid- veroorloofde zich soms vrijheden. Natuurlijk, juist die vrij bewerkte versregels bieden vaak doordenkertjes. Je gaat extra opletten. Maar je loopt het risico dat je al te eigentijds gaat interpreteren. Dat kan natuurlijk best in een religieus gedicht, maar niet in een psalmberijming.”
De functie en de bedoeling van de Psalmen van Nu bepalen dus uw waardering.
„Als religieuze verzen die geïnspireerd zijn op de psalmen vind ik ze acceptabel. Dan zou ik zelfs zeggen: Het mag nog wel wat vrijer, maak er maar een persoonlijke impressie van. Maar dan gaat het over eigentijdse, christelijke poëzie; niet over een psalmberijming. Wanneer ik deze teksten als berijmingen bekijk, voldoen ze me niet - nog los van de bijbehorende muziek, die ik niet kan meemaken. Ze geven te veel interpretatie, ze zouden in hun verwoording dichter bij de grondtekst moeten blijven.”
Staat u in het algemeen negatief tegenover een nieuwe psalmberijming?
„De psalmen willen berijmen, dat zit christelijke dichters al eeuwen in het bloed. Kijk maar naar de vele tientallen Nederlandse psalmberijmingen en -bewerkingen sinds de zestiende eeuw. Of je zo’n berijming al dan niet in de eredienst moet invoeren, dat is weer een andere kwestie, waarover ik geen uitspraak hoef te doen. Maar op zichzelf kun je er absoluut geen bezwaar tegen hebben dat er ook vandaag pogingen worden gedaan om de psalmen te berijmen. Dat is psychologisch, sociologisch en literair-historisch volkomen begrijpelijk. Christendichters willen dat doen, dat is een gegeven. Maar de vraag is natuurlijk wat de bedoeling van zo’n dichter is: alleen zijn persoonlijke interpretatie geven, of echt een bruikbare psalmberijming maken. In dat laatste geval gelden er strengere normen.”