„Schutte wilde weg als GPV’er”
De vroegere GPV-fractievoorzitter Schutte is niet voortijdig uit de Tweede Kamer gegaan omdat hij vond dat de grondslag van de ChristenUnie niet deugde. Hij verliet het parlement omdat hij als GPV’er afscheid wilde nemen.
Dat zei ChristenUnie-fractievoorzitter Rouvoet maandagscentrum Nieuwspoort, waar Schutte het boek ”Altijd de moeite waard” werd aangeboden. Deze bundel is samengesteld uit opstellen van tientallen ministers, kamerleden, journalisten en anderen die bij Schutte betrokken waren. Oud-Tweede-Kamervoorzitter Van Nieuwenhoven (PvdA) overhandigde het boek samen met de redacteuren G. Harinck en M. Niemeijer aan Schutte, die op 14 februari 2001 na twintig jaar kamerwerk de volksvertegenwoordiging verliet.
Schutte toonde zich blij verrast met de inhoud van het boek. Vooraf was hij bang dat het op persoonsverheerlijking zou uitdraaien. „Laat het niet over de persoon maar over het werk gaan”, had hij gezegd. „Want alles wat je doet is een gave van God.”
Over Schutte is gezegd dat hij tegen de fusie van de RPF en het GPV zou zijn, omdat de grondslag van de ChristenUnie hem niet beviel. Rouvoet gelooft niets van deze bewering. Schutte hield weliswaar nauwgezet de vinger aan de pols bij het vaststellen van de grondslag, maar de Zeistenaar verliet de Kamer omdat hij graag als GPV’er afscheid wilde nemen, meent de CU-leider.
Het gewezen kamerlid kwam zelf ook op de kwestie terug in zijn dankwoord: „Het laatste wat mocht gebeuren bij de opheffing van het GPV was een teloorgang van het vrijgemaakte gedachtegoed. Ik wilde zeker weten dat dat gehandhaafd bleef. Toen bleek dat er binnen het GPV een breed draagvlak was voor de fusie ben ik opgestapt. Ik wilde ruimte laten aan mensen zoals Veling en Slob, die al jaren klaarstonden, en niet als oude sok blijven zitten.”
Zijn vertrek uit de Kamer betekende het afscheid van een gewetensvol parlementariër. Redacteur Niemeijer wist hier nog een leuke anekdote van. Zijn moeder durfde in verkiezingstijd, als de poster met Schutte erop voor het raam hing, niet in haar nachtjapon langs die indringende ogen naar de badkamer te lopen, maar sloeg netjes een duster om.
Niemeijer wees er nog op dat Schutte zijn kwalificatie als ”staatsrechtelijk geweten” verfoeide. „Iedereen heeft zijn eigen geweten waarnaar hij of zij moet handelen.” Van Nieuwenhoven sloot zich daarbij aan. „Schutte wilde geen geweten zijn voor een ander.”
Volgens Rouvoet was Schuttes liefde voor het staatsrecht geen persoonlijke hobby, maar gebaseerd op de bijbelse erkenning van autoriteit. „De Grondwet was voor hem niet heilig. Die mag je veranderen, maar zolang dat niet gebeurt, moet je jezelf eraan houden.”
De huidige mediacratie is niet voor Schutte weggelegd, zei Niemeijer. „Doe maar gewoon en degelijk, was zijn motto. Schutte was wars van poppetjesmakerij. De GPV’er had wel een hoog vitamine-C-gehalte: consciëntieus, constitutioneel en correct. Een onkreukbaar, maar veelzeggend parlementariër. Zijn geestelijke wortels en het christelijke gedachtegoed waren de basis voor zijn goede politieke optreden.”
Mederedacteur Harinck memoreerde dat het afscheid van Schutte uit de Kamer niet alleen een persoonlijk moment was, maar ook een belangrijk moment in de partijgeschiedenis van ons land. Met Schutte verdween het GPV. En dat vertegenwoordigde volgens uitgever M. Ros de vrijgemaakten, die altijd werkten, met twee tassen liepen, vier of zes kinderen hadden en om halfelf naar bed gingen.
Ros zag nog wel een zorgelijk punt voor de toekomst: de identiteit van de achterban. „Wie blijven echt trouw, wie willen ervoor blijven staan?”