Na MKZ kon stoere boer Kootwijkerbroek geen vee meer houden
HILVERSUM – Toen Geertjan Lassche aan twaalf directbetrokkenen liet zien hoe de documentaire ”Mannenbroeders van Kootjebroek” was geworden, trof het hem dat er zo’n „intense spanning” in de zaal hing. „Alsof de wond nog steeds open is. En deze film krabt elk dun vliesje er weer af.”
Lassche –regisseur en onderzoeksjournalist– werkte bijna twee jaar aan een documentaire over de gebeurtenissen rond de MKZ-crisis in Kootwijkerbroek, nu tien jaar geleden. „Ik wist dat het niet makkelijk zou worden, en het wás niet makkelijk”, zegt hij. „Het werd zelfs „gruwelijk moeilijk.”
Hij wilde mensen spreken uit een dorp dat „zwaar getraumatiseerd” is door de ruimingen van meer dan 60.000 dieren in 2001. „Daar komt bij dat het een overwegend orthodoxe gemeenschap is waar tv geen gemeengoed is én dat er de laatste tijd documentaires zijn verschenen over reformatorische gemeenschappen die niet goed vielen.”
Hoe was het om hiermee bezig te zijn?
„Ik had niet het idee dat het zó moeilijk zou worden. Het kostte tijd om vertrouwen te winnen. Ik moest mensen ervan overtuigen: ik wil niet over jullie praten, ik wil met jullie praten. Mij gaat het om jullie verhaal; ik wil van binnenuit horen hoe het was.
Veehouder Henk van de Brink zei eens tegen mij: Het interesseert mij niet of je uit Staphorst of Rouveen komt, en of je christen bent, het draait erom of jij achterbaks bent of niet. Daar heeft hij gelijk in, vind ik. Christenen hebben geen patent op integriteit. Betrouwbaarheid moet je bewijzen. En gaandeweg heeft een aantal mensen mij vertrouwd. Het was wel een gevecht. Ik had mijn handen ervoor in het vuur gestoken; dit was een peperduur project. Mentaal werd ik echt op de proef gesteld.
Mensen moeten ook maar geloven dat het goed komt als ze meewerken. Ik kreeg wel telefoontjes: „Waar ben je mee bezig? Kun je garanderen dat het positief wordt?” Dan zei ik: „Ik zou geen knip voor de neus waard zijn als ik de kwetsbare momenten –zoals wat er gebeurde toen de drift in jullie sloeg– ging verhullen.”
Soms was het kielekiele, dan dacht ik: Gaat me dit lukken? Maar het is gelukt. Iemand zei tegen mij: Je ziet oer-emoties terug in deze documentaire. Ik denk dat dat zo is. Het draait om grote verhalen, en ook over religie. Ik heb een boer gesproken die sinds de ruimingen geen vee meer kan houden. Bij hem zijn 3000 varkens weggehaald. Hij zegt: „Ik kan het niet meer. Ik ben een ander persoon geworden, ben onherstelbaar beschadigd.” Dan heb je het over stoere kerels met grote, pezige armen.
Er zijn mensen die zeggen dat tranen de meest intense emoties weergeven, maar dat geloof ik allang niet meer. Intens, dat is als iemand als Henk van de Brink zegt: „Ik zal je iets van mijn innerlijk vertellen”, en hij bekent dat hij een heel eind het weiland is ingerend toen hij hoorde dat zijn koeien moesten worden geruimd. Voor iemand als hij is dat een behoorlijke onthulling. Hij laat daarmee een stuk van zijn ziel zien.”
Waarom wilde u deze film maken?
„Ik meen te weten om wat voor gemeenschap het gaat. Zelf kom ik uit de omgeving van Staphorst en in 2001 dacht ik: Als dit bij ons was gebeurd, was het wellicht ook fout gegaan. Dat denk ik nu trouwens niet meer helemaal. De onverzettelijkheid die Kootwijkerbroekers vertoonden, is wel uitzonderlijk. Verder: in 2001 ging het om een botsing tussen twee beschavingen. De autonome, zelfredzame Kootwijkerbroekers, met een tikje antiautoriteitsgevoel, stuitten op een besluit van seculier, liberaal paars Den Haag dat er niet werd ingeënt maar rigoureus geruimd. Zij kregen opeens de overheid over zich heen. Er was veel ruis in de communicatie; daardoor escaleerde het.
De overheid had in het begin ook geen goed verhaal. Veeartsen spraken elkaar tegen; er moest zo nodig in de kerk een informatiebijeenkomst worden gehouden – dat vormde allemaal het begin voor de opstand. Uitspraken van Brinkhorst hebben benzine –geen olie, maar benzine– op het vuur gegooid. Wat hij zei in de Barneveldse Krant heeft de kudde met buffels echt over de heuvels gejaagd.”
Bent u tevreden over het resultaat?
„We hebben honderd uur film teruggebracht tot een uur; daaraan hebben we zeven weken zitten monteren. Dit is zo’n bestudeerd project; over alles is zo diep nagedacht dat ik er nog niet genoeg boven hang om te zeggen: Ik ben tevreden. Ik denk wel dat hij eerlijk en authentiek is, en dat het evenwichtig en goed is zo. Ik hoop dat het publiek er een diep, gelaagd verhaal in ontdekt.”
Een reactie van het huidige ministerie schittert door afwezigheid...
„We hebben er bewust voor gekozen om het verhaal door Kootwijkerbroek te laten vertellen. Wel heb ik meerdere overheidsmensen gesproken. Ik heb drie gesprekken gevoerd met Brinkhorst, destijds minister van Landbouw, maar hij wilde niet de confrontatie aangaan met Kootwijkerbroek. „Ze vinden me een duivel en ze zullen dat blijven vinden”, zei hij. En: „Ik ben er klaar mee, ik ben verder gegaan met mijn leven. Het ligt achter mij.””
Er zijn RVV’ers –mensen in dienst van de overheid die moesten ruimen– arbeidsongeschikt geraakt door de gebeurtenissen van destijds. Komt die kant genoeg in beeld in de film?
„Je kunt zeker een verhaal vertellen over hoe overheidsfunctionarissen de crisis in Kootwijkerbroek hebben ervaren. Politieagenten en RVV’ers zijn doodsbang geweest. Maar bij het maken van de documentaire heb ik steeds gedacht: First things first. De gebeurtenissen zijn allemaal maar wel op deze Kootwijkerbroekers afgekomen.
Ik vind het legitiem dat ik het bij deze mensen houd en hun verhaal vertel. Het blijft een feit dat de vaststelling van de ziekte dubieus is geweest, dat er fouten zijn gemaakt en ruis op de kabel zat. Hoe is het nu allemaal begonnen, hoe heeft het kunnen gebeuren? Die vraag staat centraal.”
De vraag of er MKZ in Kootwijkerbroek was, wordt nóg gesteld. Komt daar binnen afzienbare tijd een afdoende antwoord op?
„De uiteindelijke beslissing komt niet snel, denk ik. Het ministerie zegt nog steeds: Er was gewoon MKZ. De standpunten van beide partijen zitten muurvast. Kootwijkerbroek probeert met een feitendossier aan te tonen dat er in 2001 op een onjuiste basis is besloten tot ruiming.
Als ik op het ministerie naar dit dossier vraag, worden mensen bijna misselijk van woede. De vasthoudendheid van de initiatiefnemers drijft bewindslieden tot een soort wanhoop en afkeer. Er is totaal geen dialoog meer tussen Den Haag en Kootwijkerbroek.”
Lees hier een reportage uit 2001.