De betogers zouden door een cordon van de politie zijn heengebroken, om aan hun demonstratie te kunnen beginnen. De politie zou met knuppels de betoging uiteen hebben geslagen. Onder de betogers waren oppositieleider Saïd Sadi van de partij Herstel van Cultuur en Democratie (RCD) en zijn voormalige aartsrivaal Ali Belhadj, oud-leider van de verboden partij Islamitisch Reddingsfront (FIS). De politie maakte het Sadi onmogelijk om door een megafoon te praten. Voorafgaand aan de betoging waren er ook al gevechten tussen demonstranten en de politie.

De autoriteiten maakten bekend dat veertien mensen zijn opgepakt. De oppositie houdt het op driehonderd.

Volgens lokale berichten waren er ook voorstanders van Bouteflika op straat. Zij werden door de politie met rust gelaten. De aanhangers riepen uitdagende leuzen naar de oppositie. In de namiddag was de groep betogers geslonken tot circa 150 man. Fodil Boumala, een van de oprichters van de Nationale Coördinatie voor Verandering en Democratie (CNCD), noemde de betoging een succes. „We hebben de muur van angst doorbroken, dit is nog maar het begin”, zei hij. „De Algerijnen hebben hun hoofdstad teruggewonnen.”

Ook in het westen in de stad Oran gingen enkele honderden betogers de straat op.

Bouteflika heeft actie ondernomen om prijsstijgingen te beperken en beloofde politieke concessies te doen, zoals het opheffen van een al twee decennia durende noodtoestand. De oppositie vindt dit alles te mager.

Vrijdag legde de Algerijnse overheid het treinverkeer stil, zodat mensen niet naar de hoofdstad konden reizen. Ook werden de toegangswegen geblokkeerd en her en der gepantserde wagens van de veiligheidsdienst geparkeerd.

De onrust in Algerije begon in januari, nadat ook in Tunesië veel mensen de straat op waren gegaan. Mensen waren boos over de hoge voedselprijzen en de werkloosheid. De ordediensten maakten op 22 januari al met geweld een einde aan een grote betoging in Algiers. Daardoor raakten tientallen mensen gewond.