„Als het nodig is, geef ik mijn werk op”
Zojuist heeft ze andere kleren aangetrokken. Haar uniform hangt in de kast. Dineke van Vreeswijk is terug van haar werk.
„Gedurende vijf nachten per maand werk ik in een verpleeghuis in Woudenberg. Daar gaat zo’n veertig uur in zitten”, licht ze toe. „Daarnaast werk ik dertig tot veertig uur per maand in de thuiszorg, in een instelling in Driebergen. Tenminste, volgens mijn contract. Omdat ik de gaten invul die bijvoorbeeld door vakantie vallen, kan dat nog wel eens oplopen.”
Alles bij elkaar lijkt dat stevig aanpakken voor een moeder van tien kinderen in de leeftijd van 7 tot 22 jaar. Eén dochter is getrouwd, een andere dochter staat op het punt op kamers te gaan. En een van de zoons is vaak weg, vult Dineke het beeld van de gezinssituatie in. De overige kinderen zijn nog in de schoolgaande leeftijd.
Ook de heer des huizes is vaak op stap. Bert van Vreeswijk is voor een halve weektaak docent scheikunde aan het Van Lodesteincollege. Voor driekwart week is de SGP’er wethouder in de gemeente Scherpenzeel. Opgeteld zijn deze werkzaamheden goed voor 125 procent. Alleen al op papier.
„In 1979 ben ik gestopt met werken. Na ons trouwen verhuisden we van Gouda naar Leusden. Eigenlijk ben ik toen automatisch thuis gebleven. Over solliciteren heb ik nooit bewust nagedacht”, zegt Dineke. „Ik was jarenlang druk met de kinderen. Dat slokte mij helemaal op, het was prima zo.”
Zolang het duurde, want na verloop van tijd kwam er meer ruimte om eens vaker buiten de deur te kijken. Een keertje ergens koffiedrinken was best gezellig. Een tweede keer ook nog wel. Maar niet als permanente vulling van de dag. „Dan ging ik liever werken.” Eerst in de sfeer van vrijwilligerswerk, sinds enkele jaren in regulier dienstverband. „Ik wilde mensen ook echt verzorgen in plaats van ze alleen bezig te houden.”
Met een zweempje schroom, zegt Dineke dat ze wát blij is met haar betaalde baan. „Natuurlijk geeft het ook wel eens twijfels. Ons gezin mag er niet veel aan tekortkomen. Toch heb ik nooit spijt gehad van die stap. Ik wil het niet verhelen, het geeft een stuk voldoening. Bovendien vinden onze kinderen het prima.” Waarop ze stelt dat een „eigen centje” leuk is, maar slechts een bijkomstigheid vormt.
Bert valt haar heel beslist bij. „Haar inkomen moet van de ene op de andere dag kunnen wegvallen. Het werk is er niet om de hypotheek te financieren, maar om balans te brengen in het leven dat is gericht op het gezin. Ik snap ook niet dat er vrouwen zijn die 24 uur per dag thuiszitten. Heb je nu echt al die tijd nodig voor het huishouden?”
„Ik kan best begrijpen dat niet iedere vrouw de zorg voor haar gezin met een betaalde baan kan combineren”, relativeert Dineke. „Werken moet voor een moeder geen moeten worden. Ik kan me goed voorstellen dat er reserves zijn tegen deze combinatie. Ik heb ook een soort ingeworteld gevoel van: mis ik nu een stuk roeping als moeder en huisvrouw? Aan de andere kant, als ik me in staat voel dingen te combineren, waarom zou ik dat niet doen?”
Een groot voordeel is dat in de agenda van Van Vreeswijk, die voor de komende maanden in grote lijnen is volgeboekt, blanco regels staan die ruimte bieden voor wendbaarheid. Als zijn vrouw werkt en hij thuis moet zijn om de kinderen op te vangen als ze van school komen, gebeurt dat. „Dan gaat die stapel stukken zo, hupsakee, de tas in.” Want als er één vaste regel is aan de Rembrandtlaan, dan is het dat er altijd iemand thuis is op de pieken van de dag.
Boodschappen doen, kinderen naar bed brengen, koken - Bert draait er zijn hand niet voor om. Wat allesbehalve betekent dat de taken in het huishouden op emancipatorische grondslag zijn verdeeld. „Als man, vind ik, moet je een aantal basisvaardigheden beheersen. Maar ik heb een gruwelijke hekel aan stofzuigen. Aardappels schillen? Brrr… Stop ik een keer de was in de machine - grote kans dat er iets grondig fout gaat.”
Dineke: „Het doen van het huishouden druist naar mijn gevoel in tegen de roeping van de man. Als dat het gevolg zou zijn van mijn werken, zou ik ermee stoppen. Er kan een tijd komen dat ik wat gas moet terugnemen. Als dat het geval is, hoop ik dat ik het ook gemakkelijk kan doen. Als het nodig is, zal ik mijn werk opgeven. Het is niet mijn eerste taak.”
Bert: „Zo gauw er kinderen komen, stopt de vrouw met werken.” Wat onverlet laat dat hij hamert op het grote belang van een goede opleiding voor meisjes. „De trend is dat de maatschappij steeds hogere eisen stelt. Op zeker ogenblik zal een beroep worden gedaan op de bekwaamheden. Maar een volledige combinatie van gezin en werk? Nee. Nee.”
Dat de buitenwacht de situatie in huize Van Vreeswijk desondanks als verschuiving ziet ten opzichte van de klassieke situatie waarin de man werkt en de vrouw thuis is, beseft Dineke goed. „Toch heeft die lijn mijn voorkeur. Mijn dochter bijvoorbeeld, die heeft kleine kinderen. Ik vind het goed dat ze thuis is. Het geeft een stuk rust in die periode van je leven. Daarna kun je alsnog weer werk oppakken.
Wel zou ik graag eens positieve reacties krijgen uit mijn omgeving. Soms krijg je het gevoel dat je jezelf alsmaar moet verontschuldigen. Ons huis is geen showroom waarin altijd alles is opgeruimd. Ik zou willen dat mensen eens zeiden: Wat leuk dat je dat werk doet! Dat klinkt zoveel anders dan: Werk je? En kan dat zomaar?”
Dit is het zesde deel van een serie portretten over de veranderende positie van de vrouw in de gereformeerde gezindte. Volgende week woensdag op deze pagina deel zeven.