Als gereformeerde jongeling in de Sinaïwoestijn
ST.–CATHARINA – Stofwolken maken de ‘volksverhuizing’ van heinde en ver zichtbaar. Overal verschijnen plotseling de karakteristieke pick-uptrucks. Grommend en schuddend begeven de wagens zich naar de dichtstbijzijnde moskee. Tijd voor het vrijdagmiddaggebed.
Zelfs in de woestijn kun je er niet omheen: moskee’s. Ieder gehucht in de oneindige zandbak heeft een gebedshuis. Vaak keurig wit gepleisterd en uiteraard voorzien van minaret met flinke toeters.
Schreeuwen om aandacht hoeven de muezzin niet. Bedoeïenen komen toch wel. Op vrijdagmiddag staakt iedere volwassen man plichtsgetrouw het werk en begeeft zich naar de dichtstbijzijnde moskee. Zoonlief mag mee in de pick-up. Voorin of gewoon achter in de bak. Politie is toch nergens te bekennen.
Door de grote belangstelling voor het vrijdagmiddaggebed, verandert de stoffige woestijnweg aan de voet van het Sinaï-gebergte in een drukke verkeersader. Het doet denken aan een willekeurig refodorp op zondag rond kerktijd. Alleen het publiek is anders.
Welkom
Mijn beide gidsen –Mons en Abdul– bedekken hun religieuze voorkeuren niet onder een dikke laag woestijnzand. Natuurlijk zijn ze er graag bij. Alleen wil ik dat? Gasten zijn welkom, benadrukken ze.
Daar zit je dan: als gereformeerde jongeling midden in Sinaïwoestijn; dubbend over de vraag of je nu wel of niet meegaat naar de moskee. Andersom zou het niet moeilijk zijn. Moslims in de kerk? Hartelijk welkom!
Maar nu, meegaan naar de moskee? Mijn nieuwsgierigheid trekt, de valse godsdienst weerhoudt. Wat zal ik doen?
Het vrijdagmiddaggebed wordt uiteindelijk in de openlucht gehouden. Na rijp beraad –in het Arabisch– krijg ik te horen dat er nog een flinke reis wacht. De zorg voor een toerist is een legitieme reden om het vrijdagmiddaggebed in de moskee te verzuimen. Probleem opgelost.
Later op de middag wordt er alsnog tijd ingeruimd voor het gebed; aan de voet van de Sinaï naast een kolossale palmboom gaat het gebeuren. De matjes worden uitgerold. Na het gezicht, de handen en voeten gewassen te hebben, buigen Mons en Abdul zich diep ter aarde. Ze bidden hardop. “Allah”, die naam komt vaak terug. Een oase wordt moskee.
Ik besluit er ook een kerk van te maken. Ik vlei een oprolbaar matrasje uit op het woestijnzand. Wassen doe ik niet; is lastig met alleen flessenwater. En mogen we niet komen zoals we zijn: vuil en zondig?
Mijn gebedshouding is symbolisch: anti-Mekka. Richting Rome, besef ik. Ach, liever paaps dan Turks. De spanning is voelbaar; twee religies op een plek. Ik vind het moeilijk om me te concentreren.
Abdul en Mons lijken er geen last van te hebben. Vol overgave zeggen ze hun gebeden op. Een glimlach kan ik –hoe oneerbiedig ook– niet onderdrukken. De heftige bewegingen doen me denken aan de warming-up voor de gymles van vroeger.
Izak
Een beetje spannend was het wel de eerste keer. Het gesprek ging over de reis die Mozes zou hebben afgelegd door de Sinaïwoestijn. Ik besloot mijn Engelse Bijbel –inclusief landkaartjes– erbij te pakken. Samen met Mons boog ik me over de Schrift. Zou hij eerder een Bijbel in handen hebben gehad?
Om religie kun je niet heen. Zeker niet als geen van beide ‘partijen’ haar geloofsovertuiging verzwijgt. Botsingen waren er zeker. Abraham moest niet Izak, maar Ismaël offeren, hielden beide gidsen stug vol. Opnieuw haalde ik mijn Bijbel erbij. Ze luisterden.
Op ethisch vlak konden we het overigens goed met elkaar vinden. Popmuziek, seksualiteit, films, we dachten er nagenoeg hetzelfde over. „Je zou een goede moslim zijn”, complimenteerden ze.
Ik probeerde uit te leggen dat een mens juist niet goed hoeft te zijn om toch door God geliefd te worden. Ze begrepen me niet. „Isa, Jezus? Die kennen we ook. Hij was een belangrijk profeet, maar niet de Zoon van God.”
De woestijn: zendingsveld.
Redacteur Albert Groothedde trok een week lang met twee bedoeïenen door de Sinaïwoestijn. Dit is deel 3 van een zesdelige serie over het leven in de woestijn. Maandag volgt deel 4.