DEN HAAG – De ChristenUnie heeft het pluche weer ingeruild voor de oppositiebankjes. Wat kan de achterban nu van de partij verwachten? Hoe moet de fractie zich profileren? „Iets meer werkelijkheidszin zou ons niet misstaan.”
Vanavond start in Zwolle een serie van vier avonden waarin ChristenUnieleden met hun politieke vertegenwoordigers uit de Tweede Kamer in gesprek gaan over de nieuwe rol van de partij. Vicefractievoorzitter Slob hoopt daarbij aanwezig te zijn. Hij is optimistisch gestemd: „We zijn beter dan ooit in staat om politiek te bedrijven. De afgelopen jaren hebben we veel bijgeleerd. We weten nu nog meer hoe de hazen lopen achter de schermen van het kabinet.”
De CU kan weer een vrije rol vervullen, stelt Slob. „Als coalitiepartij ben je toch beperkt in de manier waarop je het kabinet tegemoet treedt. We hoeven ook niet meer voortdurend te overleggen met coalitiegenoten.”
Een ander voordeel is dat partijleider Rouvoet geen kabinetsbesluiten meer hoeft te verdedigen waar de ChristenUnie niet helemaal achter staat, stelt Robert Heij, voorzitter van ChristenUniejongerenorganisatie PerspectieF. „De achterban vond dat soms best lastig.”
Slob heeft in de achterligende weken al een aantal keer gesproken met partijleden. Hij bespeurt bij hen bezorgdheid over de afbraak van zaken die de CU in het kabinet wist te regelen, zoals het kindgebonden budget en handhaving van de algemene heffingskorting.
Vanuit de oppositie is het lastig om zulke ontwikkelingen te corrigeren, weet hij. Maar omdat er nu een minderheidskabinet zit, heeft de oppositie wel weer meer ruimte dan bij een gewoon meerderheidskabinet.
Bewogen partij
Het aantreden van het kabinet biedt de CU een „uitgelezen kans zich opnieuw te positioneren als een bewogen, christelijk-sociale partij”, vindt partijlid Michiel Niemeijer, die in de jaren negentig in Den Haag raadslid was voor de gecombineerde SGP/GPV/RPF-fractie.
Wat hem betreft mag de les van regeringsdeelname zijn dat de partij zich moet hoeden voor maakbaarheidsdenken. „Dat kan voor ons een valkuil zijn. In de achterliggende jaren kwam het beleid dat Rouvoet voerde op Jeugd en Gezin, maar ook wel het optreden van Kamerlid Voordewind, op velen over als betuttelend. Zo zou ik het nooit formuleren, maar ik vind het maakbaarheidsdenken voor onze partij wel een gevaarlijke verleiding.”
Iets meer werkelijkheidszin „zou ons niet misstaan”, zegt Niemeijer, „al blijft tevens gelden dat christelijke politiek zich altijd moet bewegen tussen idealisme –wat ik in mensen als Rouvoet en Voordewind zeer waardeer!– en realisme.”
Spoorboekje
Het verkiezingsprogramma is het spoorboekje voor de komende periode, stelt Slob. Wel bezint de fractie zich permanent op speerpunten waarop ze extra gaat inzetten. Heij doet graag een suggestie: „Het kabinetsbeleid richt zich sterk op de huidige generatie. De ChristenUnie moet opkomen voor solidariteit tussen de generaties.”
De partij dient zich uitgesproken christelijk op te stellen, vindt Heij. „Blijf benoemen waar je vandaan komt.” Als christelijke partij kun je een unieke positie innemen, aldus de PerspectieF-voorzitter: „Los van links en vrij van rechts.”
Tot ergernis van Slob wordt de ChristenUnie soms in het linkse kamp geplaatst. „Ik heb daar niks mee. Wij staan voor ons eigen, christelijk-sociale geluid.”
De ChristenUnie staat volgens Heij anders tegenover het kabinet dan de christelijke concurrenten CDA en SGP. „Bij het CDA zijn de principiële wortels naar de achtergrond verdwenen. En de SGP neigt toch meer naar steun aan het kabinet op bijvoorbeeld het punt van ruimte voor andersgelovigen.”
Slob noch Heij ziet iets in het sluiten van politieke allianties met andere oppositiepartijen om het kabinet de voet dwars te kunnen zetten. Geen oppositie voeren om het oppositie voeren, maar op inhoud coalities vormen met iedere partij die dezelfde doelen nastreeft.
Dat de PVV gedoogsteun verleent aan het kabinet verhindert Slob niet samenwerking te zoeken met de coalitie. Anderzijds moet het kabinet er niet op rekenen selectief bij de CU te kunnen aankloppen om steun. „Als ze vandaag bij ons komen en morgen bij een ander steun vragen voor een plan waar wij tegen zijn, dan zijn ze bij ons aan het verkeerde adres.”