Nederland krijgt weer oog voor de grutto
Het gaat slecht met de grutto. Hoe meer vogelbuurten er uit de grond worden gestampt, des te minder leefruimte er voor deze weidevogel overblijft. De gruttoboerderij moet een kentering teweegbrengen.
Vraag een willekeurige inwoner van de Gruttoweg hoe deze weidevogel eruitziet. Goede kans dat het juiste antwoord uitblijft. Terwijl het toch om een sierlijk schepsel met een herkenbaar profiel gaat. Opvallend is de lange snavel die aan het eind een tikje omhoog buigt. De grutto staat hoog op de poten en vliegt vanuit stilstand bijna recht omhoog.
In de vlucht, op weg naar vochtige graslanden, duinen of heide, steken de lange poten achter de staart uit. Op de plaats van bestemming zoekt de grutto in de grond naar wormen en larven. Om zijn voedsel op te sporen, gebruikt hij zowel z’n ogen als z’n snavel. Ook aardig om te weten, de grutto roept zijn eigen naam.
Een uitroep die steeds zwakker klinkt, want de gruttostand gaat in vliegende vaart achteruit. In tien jaar tijd is deze gehalveerd tot 45.000 broedparen. „En dan te bedenken dat de stand in de jaren zeventig nog 120.000 paren bedroeg”, trekt Gerrit Gerritsen de dalende lijn verder terug. De medewerker van Landschapsbeheer Nederland, de koepel van de provinciale landschapstichtingen, leidt een project dat de neergang een halt wil toeroepen.
Een samenwerkingsverband van Landschapsbeheer, Vogelbescherming Nederland en BoerenNatuur Nederland, de landelijke koepel van agrarische natuurverenigingen, gaat boeren stimuleren gefaseerd te maaien en te beweiden. Zodoende krijgen grutto’s en andere weidevogels voldoende mogelijkheden om eieren te leggen, deze uit te broeden en hun jongen groot te brengen. Gerritsen: „Boeren kunnen contracten afsluiten, waarvoor ze worden betaald. Twee andere elementen zijn hulp van vrijwilligers en deskundige begeleiding.”
Dat uitgerekend de grutto zo veel aandacht krijgt, valt licht te verklaren. Als geen andere vogel is deze afhankelijk van het Nederlandse landschap. Van ruim driekwart van alle exemplaren in Europa is hier de broedplaats te vinden. „Als je van Moskou naar Amsterdam vliegt, zie je voornamelijk op het laatste stukje van de reis die strook van groene weiden waar de grutto het van moet hebben”, zegt Gerritsen.
Iemand die een aantal van die groene stroken in zijn bezit heeft, is Gerrit Hofstra. De weidse weiden rond zijn boerderij in het Friese Aldeboarn bij Akkrum zijn gruttoland bij uitstek. Tenminste, als hij daarvoor oog heeft. Dat is het geval, want zijn bedrijf is een van de vijftig zogenoemde gruttoboerderijen. Daarop zal de komende drie jaar worden bekeken welke aanpak het beste rendeert om het de grutto naar de zin te maken.
„Zonder boeren geen grutto’s”, verwoordt Hofstra zijn vertrekpunt. „Deze vogels moeten het minder van ruige natuurgebieden hebben dan van gangbare landbouw waarbij rekening wordt gehouden met hun belangen. Weidebeheer met het oog op de vogelstand is in wezen niet moeilijk, maar je moet wel consequent zijn.”
Behalve de oprukkende verstedelijking is een belangrijke oorzaak voor het dalen van de gruttostand het veelvuldige maaien. Ging het gras er vroeger twee keer per jaar af, onder druk van productiviteitsverhoging is dat opgelopen tot soms wel vijf keer per jaar. Voor de grutto een funeste toename, want zodoende ontbeert deze de zeven tot acht weken rust in het voorjaar die nodig zijn voor het leggen van de eieren, het uitbroeden ervan en vervolgens het leren vliegen van de kuikens.
Bovendien, waar vogels zoals de scholekster en de kievit het liefste op kort grasland rondrennen, scharrelt de grutto graag tussen het hoge gras. Wat inhoudt dat de weide goed moet zijn bemest, omdat er anders onvoldoende voedsel te vinden is. De kuikens plukken insecten van het gras. De volwassen vogels wroeten in de grond. Overigens heeft het verlagen van het waterpeil eraan bijgedragen dat ze lastiger bij hun voedsel kunnen komen. De snavel van de grutto is immers niet meegegroeid.
Valt tegen het laatste weinig te ondernemen, aan het maaien valt voldoende te sleutelen. Zo noemt Hofstra het aanpassen van de snelheid waarmee hij rijdt. „Zie ik wat, dan stop ik de tractor, stap eruit en plaats een paaltje. Slechts één, want prooidieren hebben precies door dat ze exact tussen de paaltjes moeten zijn. Bovendien moet je een cirkel met een doorsnede van enkele meters maaien, want de vos en de kraai weten opperbest wat ze binnen in zo’n mooi rondje gras kunnen verwachten.”
Een ander aspect van op de grutto afgestemd boeren is het mozaïekbeheer. Door in een gebied een schakering van gemaaide en ongemaaide percelen te onderhouden, bied je grutto’s altijd voedsel en schuilmogelijkheden in de buurt. Ook ongemaaide slootkanten en stroken op een perceel zijn geschikt als vluchtheuvels.
Over drie jaar zal uit een evaluatie blijken of de aanpak in de zes clusters van in totaal 2000 hectare werkt en moet worden uitgebreid. „Wij zullen moeten bewijzen dat het aanslaat”, zegt Gerritsen. Hofstra: „Voor boeren betekent het een beetje verzwaring van het weidebeheerspakket. Maar wij moeten de grutto koesteren.”