Op visite in plaats van naar de zondagsschool
De zondagsschool kwijnt. Tientallen zondagsscholen moesten de laatste jaren zelfs noodgedwongen de deuren sluiten. Kan het tij nog keren? „In Gods Koninkrijk groeit er uit een nietig mosterdzaadje een grote boom.”
Toen hij zelf zondagsschoolleider was in Monster, zo’n vijftig jaar geleden, bezochten rond de 400 kinderen de zondagsschool. Inmiddels zijn het er nog maar honderd.
„En zo gaat het in veel gemeenten: Rijssen, Veenendaal, noem maar op”, zegt ds. M. B. van den Akker, voorzitter van de Bond van Hervormde Zondagsscholen op Gereformeerde Grondslag, die uitgaat van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) en de Hersteld Hervormde Kerk (HHK).
De predikant zag het aantal aangesloten zondagsscholen bij de bond de afgelopen tientallen jaren behoorlijk afnemen, hoewel er de laatste jaren sprake is van een stabilisatie.
De voornaamste oorzaak ligt in de toenemende ontkerkelijking, verklaart ds. Van den Akker.
Steeds meer hervormde gemeenten vervangen daarnaast de zondagsschool door een kindernevendienst. Een slechte zaak, vindt ds. Van den Akker. „Er gebeurt hetzelfde, maar zo leren de kinderen niet wat een reguliere kerkdienst inhoudt. Je moet kinderen niet uit de kerk halen, maar hen juist bij de dienst betrekken.” Dat vraagt wel wat van een predikant, erkent ds. Van den Akker. „Een predikant redt het niet door alleen „Jongens en meisjes!” te roepen. Hij moet wel met een aansprekend voorbeeld komen dat de kinderen begrijpen.”
De verminderde belangstelling voor de zondagsschool is volgens de predikant ook een gevolg van het feit dat ouders tegenwoordig een andere invulling aan de zondag geven. „Ze gaan één keer naar de kerk en daarna op visite. Er is geen tijd meer voor de zondagsschool.”
Wanneer een kind van de zondagsschool wordt gehaald, is dat zelden of nooit de wil van het kind, zo is de ervaring van ds. Van den Akker. „Het is meer een probleem van de ouders dan van het kind. Ze vinden bijvoorbeeld dat hun kind wordt overvraagd bij het leren van een psalmversje. Ach, ouders, ga er eens voor, denk ik dan. Kinderen kunnen veel meer dan u denkt.”
Geertje Fokkema, jeugdwerkadviseur van het Landelijk Contact Jeugdwerk (LCJ) van de Christelijke Gereformeerde Kerken, herkent dat ouders minder trouw zijn geworden in het brengen van hun kinderen naar de zondagsschool.
De Christelijke Gereformeerde Kerken zagen het aantal kinderen dat een zondagsschool bezoekt teruglopen van 6700 in 1948 naar de huidige 3100. Enkele gemeenten gingen in de loop der jaren kindernevendiensten houden.
Een aantal zondagsscholen haakte af toen de Bond van Christelijke Gereformeerde Zondagsscholen in juli 2007 fuseerde met het LCJ. Fokkema: „Die scholen waren al langere tijd slapend lid en wilden geen materiaal meer van ons gebruiken vanwege onder andere de kosten die daaraan waren verbonden.”
Zondagsscholen blijven –juist in deze tijd– van groot belang, stelt de jeugdwerkadviseur. „De kerk heeft, naast de ouders, de taak om de kinderen te onderwijzen in de Bijbelse geschiedenis en de toepassing daarvan voor hun eigen leven. Deze functie zal in de toekomst nog belangrijker worden, nu de vrijheid van onderwijs steeds meer onder druk komt te staan.”
Omdat veel kinderen van hervormden huize geen reformatorische basisschool bezoeken, is de zondagsschool vaak de enige plek waar ze gedegen onderwijs uit de Bijbel krijgen, stelt ds. Van den Akker. „Het christelijk gehalte van tal van protestants-christelijke scholen stelt ons teleur.”
Het belangrijkste onderdeel van het zondagsschooluur moet daarom ook de vertelling uit de Bijbel zijn, zegt hij. „Psalm 78 spreekt hier heel helder over. Wij moeten de daden van God doorgeven aan onze kinderen, opdat zij hun hoop op God zouden stellen.” Daarnaast moet ook het catechetische element centraal staan, zoals het uit het hoofd leren van teksten en psalmverzen. Het LCJ heeft samen met de hervormde zondagsscholenbond recent Bijbelleeslessen ontwikkeld voor kinderen van 10 tot 12 jaar. „Hier wordt heel positief op gereageerd. Kinderen kunnen nu zelf ontdekken wat er in de Bijbel staat”, zegt Fokkema.
Dat het zondagsschoolwerk veel vrucht kan dragen, merkt ds. Van den Akker in het bejaardenpastoraat. „Dementerende bejaarden die soms al jaren geen lid meer zijn van een kerk kennen nog wel veel psalmen en liederen. Die hebben ze vroeger op de zondagsschool geleerd.”
Ook weet de predikant van een man uit zijn gemeente die op de zondagsschool in aanraking kwam met het christelijk geloof en op latere leeftijd in de kerk is gedoopt.
Hoewel de zondagsschool oorspronkelijk is opgericht als evangelisatiemiddel voor buitenkerkelijke kinderen, is er van dat doel weinig meer over. Ds. Van den Akker: „Het merendeel van de bezoekende kinderen is kerkelijk. We proberen niet-kerkelijke kinderen er wel bij te betrekken door flyers in scholen op te hangen, maar er komt weinig respons. De secularisatie zet door. Alles wat naar Bijbels onderwijs ruikt, is tegenwoordig verdacht.”
Ook bij het LCJ is het aandeel niet-kerkelijke kinderen op de zondagsschool nihil. „Het gebeurt wel, maar incidenteel.” Hoewel Fokkema het een mooie manier van evangeliseren vindt, ziet ze daarin niet direct een taak voor het LCJ. „Ons hoofddoel is het ondersteunen van het jeugdwerk in onze eigen gemeenten. We kunnen natuurlijk wel meedenken.”
De komende jaren verwacht de jeugdwerkadviseur een verdere stabilisatie van het aantal zondagsscholen. „We hebben een trouwe achterban, ik denk niet dat we op schokkende veranderingen hoeven te rekenen.”
Ds. Van den Akker is eveneens positief. „Ik leef uit de belofte dat het nageslacht Hem zal dienen. Daar geloof ik heilig in. Wij mensen werken graag met aantallen, maar bij God kan een nietig mosterdzaadje uitgroeien tot een grote boom.”
„Grote trouw en betrokkenheid”
De zondagsscholen in de Gereformeerde Gemeenten hebben nog geen last van verminderde belangstelling, stelt de voorzitter van de zondagsscholenbond, ds. A. Schot, vast. „De trouw en betrokkenheid zijn groot.”
Veertig jaar bestaat de bond van zondagsscholen van de Gereformeerde Gemeenten inmiddels – morgen vindt de jubileumbijeenkomst plaats. Grote schommelingen zijn er al die jaren niet geweest. Vier jaar na de oprichting in 1970 hadden 48 zondagsscholen zich aangesloten. Op dit moment telt de bond zo’n 51 zondagsscholen.
Ook over de opkomst hoeft de bond niet te klagen, zegt ds. Schot. „Er is een trouwe kerkgang en dat heeft z’n gevolgen voor de zondagsschool. Die wordt in veel gevallen aansluitend aan de kerkdienst gehouden.” Voor het organiseren van kindernevendiensten is de Nunspeetse predikant huiverig. „We moeten kinderen niet isoleren van de eredienst. Wel is het goed dat er in de preek een woord voor de kinderen bij is.”
Of er vrucht is op het zondagsschoolwerk vindt ds. Schot moeilijk te zeggen. „Vaak hoor je daar veel later pas van. Volwassenen kunnen wel eens vertellen hoe geschiedenissen uit hun kinderjaren tot zegen zijn geweest. Over het algemeen kun je wel zeggen dat God vroeger duidelijker werkte in kinderen. Je hoort in onze tijd niet zo veel getuigenissen van kinderen meer. Maar, zeg ik erbij: Dat geldt ook voor volwassenen.” Het belangrijkste op de zondagsschool vindt de predikant de Bijbelse vertelling en het gesprek daarover. Daarnaast het opdoen van kennis uit de Bijbel, zoals het leren van Bijbelgedeelten of een psalmvers. „De waarde daarvan is niet klein. Sommige volwassenen hoeven geen psalmboek te gebruiken, omdat ze alle psalmverzen uit hun hoofd kennen.” Een eenvoudige verwerking kan goed zijn, maar „de zondagsschool moet geen kinderknutselclub worden”, stelt ds. Schot. De bond geeft al het zondagsschoolmateriaal in eigen beheer uit. „Veel ander materiaal is principieel niet verantwoord, zoals boekjes waarin Jezus staat afgebeeld.”
Ds. Schot hoopt dat de waarde van de zondagsschool de komende jaren zal toenemen. „De druk op het reformatorisch onderwijs is groot. Laten we behouden wat we hebben. In onze ontkerstende samenleving is de zondagsschool hard nodig.”
„We bleven met maar achttien kinderen over”
„In- en intriest”, zo noemt oud-zondagsschoolleider en ouderling K. van Vliet het stoppen van zondagsschool Het Mosterdzaadje van de hervormde gemeente in IJsselstein.
Van Vliet was 51 jaar zondagsschoolleider, eerst in Monster, de laatste 36 jaar in IJsselstein. In 2008 nam hij afscheid.
De jaren 90 van de vorige eeuw waren topjaren voor de zondagsschool, zegt hij. Er werden in de gemeente veel kinderen geboren en op het hoogtepunt kwamen er zo’n 56 kinderen naar de zondagschool.
De jaren daarna begon de daling in te zetten. Veel gemeenteleden trokken weg naar andere plaatsen, vanwege onder andere de geringe werkgelegenheid in IJsselstein. Het geboortecijfer in de gemeente was laag.
Ook werden ouders minder trouw in het sturen van hun kinderen naar de zondagsschool, verklaart Van Vliet. „Ze willen ’s zondags met het gezin op bezoek bij opa en oma. Vroeger gebeurde dat op zaterdagmiddag.”
Toen er begin dit jaar slechts achttien kinderen op de zondagsschool zaten, van wie er zes afscheid zouden nemen, besloten kerkenraad en zondagsschoolleiding er een punt achter te zetten. Van Vliet: „We hebben van alles geprobeerd, zoals het voorstellen van een ander tijdstip en het werven van meer kinderen, maar doorgaan bleek niet mogelijk.”
Intriest, noemt hij het besluit. „Veel kinderen uit onze gemeente zitten op protestants-christelijke scholen. Het Bijbelse onderwijs daar stelt steeds minder voor. Als er dan ook geen zondagsschool meer is, valt er veel voor hen weg.”
Ook missen de kinderen de ontmoeting met elkaar. „Ze zitten op verschillende basisscholen, dus ze zien elkaar doordeweeks niet vaak.”
De kerkenraad en de zondagsschoolleiding hebben inmiddels wel besloten om met de kinderen van 4 tot en met 7 jaar een doorstart te maken. Zij gaan ’s zondags één keer in de veertien dagen voor de preek naar het verenigingsgebouw om daar een Bijbelverhaal te horen, te zingen en er iets over te maken.
Voor de kinderen vanaf 8 jaar blijft er het doordeweekse clubwerk. Voor kinderen van 10 tot 12 jaar start er dit seizoen een catechisatiegroep op maandagavond.
De IJsselsteinse ouderling hoopt dat het vertellen van Bijbelverhalen en het aanleren van psalmen en gezangen aan jongeren door blijft gaan. „Jong geleerd is oud gedaan. Als kinderen jong Bijbels onderwijs krijgen, hebben ze daar later veel profijt van.”
Ondanks de problemen is Van Vliet blij dat de gemeente het jeugdwerk nog kan voortzetten. „In deze tijd staat alles onder druk, zelfs de tweede kerkdienst. Ik hoop en bid dat we voor veel kinderen tot zegen mogen zijn.”