GAZHI – Op het kleine luchtmachtvliegveld Gazhi, nog geen uur rijden van de Pakistaanse hoofdstad Islamabad, staan zestien enorme Amerikaanse helikopters klaar voor een lange dag van hulpvluchten. Ze brengen voedsel en hoop naar de bergbewoners van de Swatvallei. De overstromingen hebben hier de meeste bruggen verwoest en de regio is bijna volledig afgesneden van de rest van de wereld.
„Sinds 5 augustus hebben we 1 miljoen kilo aan hulpgoederen het rampgebied ingevlogen, en 8173 mensen eruit gevlogen”, vertelt luitenant-kolonel Allegretti, de woordvoerder van de Amerikaanse missie op de- ze basis. „De meesten van hen waren volledig geïsoleerd”, voegt hij eraan toe.
Als even later de helikopters in teams van twee het getroffen gebied binnen vliegen, wordt het probleem van de inwoners van deze regio onmiddellijk duidelijk. Bijna overal zijn de bruggen over de talloze rivieren volledig vernield.
„Van de 53 bruggen in onze regio”, zegt een Pakistaanse officier, „staan er nog maar 3.” Het is een onherbergzaam en afgelegen gebied, dat het Pakistaanse leger na zware gevechten pas recentelijk uit de handen van de taliban wist te veroveren. Ondanks de huidige noodsituatie is het zelfs voor buitenlandse hulpverleners enorm lastig om toestemming te krijgen de regio te bezoeken.
Vanaf een berghelling is een van de vernielde bruggen te zien. De weg loopt abrupt dood aan de rand van de rivier en begint weer aan de andere kant. Enige tientallen meters verderop is een eenvoudige houten noodbrug gebouwd, amper breed genoeg om mensen langs elkaar te laten lopen. Een gestage stroom mensen gebruikt het bruggetje om de wildstromende rivier over te steken.
De stem van de Pakistaanse officier wordt overstemd door de brullende motoren van drie Amerikaanse helikopters die hier onderdelen voor noodbruggen invliegen. De helikopters zijn de enige mogelijkheid om het materiaal op de benodigde plekken te krijgen. De loodzware onderdelen worden door Pakistaanse soldaten en dorpsbewoners met de hand uit de toestellen gedragen.
Bij een nabijgelegen dorp worden zakken met bloem uitgeladen. ”Amerikaanse hulp” staat er op de zakken. Daarboven prijkt een grote Amerikaanse vlag. Zodra de helikopter is geland vormt zich een lange rij mannen om de zakken over te laden in een gereedstaande vrachtwagen. Snel geven ze elkaar de grote, witte zakken door. Bloem stuift alle kanten op.
Hoe belangrijk deze lading is blijkt uit de enorme belangstelling. Zo’n beetje het hele dorp lijkt te zijn uitgelopen en heeft zich op de hellingen verspreid.
„We zijn enorm dankbaar voor de hulp van de VS”, zegt Muhammad Rafiq, een 31-jarige landbouwer. „De verbroken wegverbindingen zijn ons grootste probleem.” Vrijwel alle mannen die om hem heen staan vallen hem bij. „Als zij ons niet zouden helpen, wie zou dan hun plaats innemen?” vraagt de 19-jarige Muhammad Zab zich af. Het is een verrassend positief geluid over de Amerikanen in een land waar ze doorgaans niet geliefd zijn.
Op een van de vluchten stapt Tandool Khan in het toestel. Het hoofd van zijn driejarige zoontje is in verband gewikkeld, het linkeroog helemaal dicht door een enorme, blauwe zwelling. Het jongetje was van het dak van het huis gevallen en heeft net hulp ontvangen in een kleine tent naast een van de veldjes waar de helikopters landen. Hier heeft een dokter met een tiental slordige hechtingen de enorme wond in zijn voorhoofd gedicht.
Na tien uur onafgebroken het laden en lossen te hebben gecoördineerd in een van de Amerikaanse helikopters, is sergeant Ken Rose doodop. Zijn uniform is doordrenkt van zweet, en stof en zand kleeft aan zijn natte haar. „Ik vind het geweldig om hier te kunnen zijn”, stelt hij. „Er is niets mooiers dan de dankbare glimlach op het gezicht van iemand die je net hebt geholpen.”