Buitenland
Minister Pakistan: Bij noodhulp mag religie geen rol spelen

Dat de Pakistaanse regering traag is met hulp aan de slachtoffers van de watersnood wijst hij fel van de hand. Maar de rol van de kerk bij het helpen van christenen in zijn land? Die kan beter, vindt Shahbaz Bhatti, minister voor Minderheden en christen.

28 August 2010 10:59Gewijzigd op 14 November 2020 11:36
Minister voor Minderheden Shahbaz Bhatti, tevens christen, in zijn kantoor: „De kerk moet zich meer inspannen om de misère waarin veel christenen leven, te bestrijden.” Foto Jaco Klamer
Minister voor Minderheden Shahbaz Bhatti, tevens christen, in zijn kantoor: „De kerk moet zich meer inspannen om de misère waarin veel christenen leven, te bestrijden.” Foto Jaco Klamer

Dat hij lid is van de PPP, de Pakistaanse Volkspartij, zie je als bezoeker van zijn kantoor niet snel over het hoofd. Foto’s van de vermoorde leider van deze partij, Benazir Bhutto, prijken op menige kast en tafel.

Het contrast tussen de modderplassen in opvangkampen en de tot in de puntjes ingerichte werkkamer van minister Bhatti kan eigenlijk niet groter, en ook van de piekfijn geklede Bhatti zou je niet zeggen dat hij deze dagen geregeld met zijn laarzen in de modder staat.

De rooms-katholieke Bhatti is de enige christen in het Pakistaanse kabinet, en ook nog eens minister voor (religieuze) Minderheden. Daar mogen de 4 miljoen christenen in dit moslimland van 170 miljoen zielen blij om zijn, zou je denken. Maar onder Pakistaanse christenen wordt gemopperd als hun wordt gevraagd of ze wat aan Bhatti hebben. „Nu hij in het kabinet zit, moet Bhatti het officiële standpunt van de regering vertolken”, reageert een leider van de christelijk kerken die anoniem wil blijven. „We hebben van hem nog weinig daadkracht gezien.”

Als het gaat om betrokkenheid bij de watersnoodramp valt niet te ontkennen dat de minister wel degelijk van optreden weet. Regelmatig is hij op pad, vertelt hij, om de nood van de mensen te peilen. Dramatische verhalen neemt hij dan mee naar huis. Zoals deze week, toen hij in het noordwesten van het land was, waar de vloedgolf vernietigend heeft toegeslagen.

„Ik ontmoette er een vrouw die een speelgoedpopje dicht tegen zich aangedrukt hield. Ze vertelde dat haar dochtertje van 6 door het water was meegesleurd. „Dit is het enige wat ik nog van haar heb, en dat zal ik dicht bij mijn hart blijven dragen”, zei ze.”

Hoe staat het volgens u met het uitsluiten van hulp aan christenen bij de hulpverlening?

„Ik ga bewust naar rampgebieden toe waar minderheden met andere bevolkingsgroepen leven om die minderheden een hart onder de riem te steken. Onder deze mensen leeft inderdaad de vrees dat ze bij de hulpverlening genegeerd worden. Maar wij zien erop toe dat dat niet gebeurt. Ik merk dat, waar ik ook kom, minderheden zich gesterkt voelen door mijn bezoek.”

Dus u denkt dat er slechts sprake is van vrees en niet van feitelijke uitsluiting?

„Nee, er is in sommige gebieden zeker sprake van discriminatie bij de hulpverlening. Vooral in gebieden langs de westgrens waar de taliban en andere moslimradicalen zitten, ervaren minderheden discriminatie. Maar wij proberen daar verandering in te brengen.”

Er zijn juist berichten dat als gevolg van laks overheidsoptreden de taliban in getroffen gebieden terrein hebben gewonnen.

Bhatti veert op uit zijn stoel en is zichtbaar geraakt. „Daar ben ik het absoluut niet mee eens. We zijn als overheid intensief bezig met hulpverlening. Maar besef wel dat er locaties zijn waar onze soldaten dagelijks moeten vechten tegen talibanstrijders. Als daar dan ook nog eens een vloedgolf komt, wordt hulp bemoeilijkt door die oorlog.”

Met stemverheffing laat Bhatti verder weten dat zijn regering er alles aan doet om de taliban en al-Qaida te verslaan. „In de strijd tegen de terroristen heeft Pakistan meer soldaten verloren dan welk ander land ook. Wees ervan overtuigd dat we vastbesloten zijn hen voor eens en altijd van ons grondgebied te verdrijven.”

Er zijn organisaties die vinden dat ze exclusief hulp aan minderheden zoals de christenen moeten geven. Wat vindt u?

„Daar ben ik het niet mee eens. Bij een watersnood telt religie niet en dienen alle mensen hulp te krijgen. Vanuit mijn ministerie coördineer ik de hulp zo dat die in gemengde gebieden terechtkomt, dus bij minderheden en bij de andere bevolkingsgroepen eromheen.”

De nood van christenen wordt vergroot door de armoede waarin ze sowieso al leefden. Vindt u dat de officiële kerken in Pakistan zich genoeg inspannen om hun een beter leven te geven?

„Nee, dat vind ik niet. De kerk moet zich meer inspannen om de misère waarin veel christenen leven, te bestrijden. Kijk naar de christelijke scholen, die gerund worden door de kerken. Het zal niet meevallen om daar leerlingen uit de lagere sociale milieus, waartoe de meeste christenen behoren, te vinden. Je treft er enkel de elite aan, kinderen wier ouders zo’n school kunnen betalen. Het oorspronkelijke idee van de school als zendingsschool heeft de kerk ingeruild voor een commercieel doel. En dat is kwalijk, want deze scholen zijn er niet om onderwijs te verkopen, maar om onderwijs te geven.”

Bhatti is ervan overtuigd dat als scholen gebruikt worden voor onderwijs aan arme christenen er een wezenlijke ontwikkeling van deze bevolkingsgroep op gang komt. „Waarom hebben christenen geen goede banen? Omdat ze geen scholing hebben gehad. Al zou slechts de helft van de leerlingen en studenten uit christenen bestaan, dan garandeer ik u dat deze groep over een aantal jaren geen hulp meer nodig heeft.”


„Exclusieve hulp helpt christenen niet”

Moeten christelijke hulporganisaties binnen en buiten Pakistan de christenen daar exclusief te hulp komen, nu blijkt dat ze door hulporganisaties worden genegeerd?

Steeds meer stemmen in binnen- en buitenland gaan inderdaad op om onder het motto ”christenen voor christenen” de moslims daar een koekje van eigen deeg te geven door hen uit te sluiten van de hulp die wel aan hun christenburen wordt gegeven.

Een foute ontwikkeling, vindt Dick Loendersloot, noodhulpcoördinator namens ICCO-Kerk in Actie. Begrijpen doet hij het wel, zo’n reactie van verontwaardigde christenen in het Westen (waaronder Nederland), „maar op de lange termijn help je de christenen er niet mee.” Volgens Loendersloot zal het isolement waarin ze nu al leven er enkel door versterkt worden. „Want als straks de noodtoestand voorbij is moeten ze weer samenleven met hun islamitische buren. Die zullen zich nog minder aan hen gelegen laten liggen, met als argument dat die christenen toch al exclusieve lijntjes met het buitenland hebben.”

Om dat te voorkomen en christenen juist meer uit hun isolement te halen, bieden de Pakistaanse kerken onder het motto ”care to share” (zorg om te delen) noodhulp aan broeders en zusters, op voorwaarde dat die daarvan de helft delen met hun islamitische buren.

Overigens speelt de discussie over de vraag hoe breed het bereik van hulp moet zijn ook onder niet-christelijke Pakistanen. Omdat Pakistan vooral etnisch een lappendeken is, eisen veel binnenlandse donoren dat hun geld uitsluitend in dit of dat deel van het land wordt besteed. In de publieke discussie wordt zo’n houding resoluut afgewezen. Sommigen wijten het aan gebrekkig overheidsoptreden, waardoor mensen en organisaties zelf aan de slag gaan en hun voorkeuren en afkeren laten meewegen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer