Elegante tienerboeken
Een fotoboek over de amish bracht hem op het idee om een strengchristelijke geloofsgemeenschap een rol te laten spelen in ”Duivendrop”. Zijn nieuwste boek heeft een heel ander thema, maar valt ook weer op. Dirk Webers werk is kwalitatief goed en spannend zonder oppervlakkig te worden.
Voor zijn eerste boek kreeg Weber (44) een Vlag en Wimpel, ”Duivendrop” werd beloond met een Zilveren Griffel. De derde –”Hij of ik”– heeft de eerste positieve recensies al binnen. Desondanks is Weber een bescheiden man („Ik heb mijn best gedaan op de verhalen; er zitten leuke stukjes in waar ik wel tevreden over ben.”). Die zegt dat hij gewoon „geluk” had dat Querido –bekend om zijn kwaliteitsboeken– met hem verder wilde.
De boeken van Weber vallen op. Door de thema’s die hij aankaart bijvoorbeeld. Hijzelf herkent dat niet meteen. „Vriendschap is toch geen bijzonder thema?” Dat is het wel als het gaat om de vriendschap van een jongen die tot een besloten sekte behoort met iemand „van buiten.” In ”Duivendrop” ontdekt hoofdpersoon Alexander per toeval dat achter de oude kazernemuur, dicht bij zijn huis, mensen wonen. Via zijn postduif komt hij in contact met de jongen Jubes die binnen de muren woont. Het boek is spannend als Alexander –strikt verboden!– bij Jubes langsgaat. Tegelijk is het zware onderwerp nergens te dik aangezet en blijft het verhaal licht van toon en gemakkelijk leesbaar.
Dat geldt ook voor ”Hij of ik”. Daar ontdekt Philip, enig kind, dat hij een dubbelganger heeft. Blijkens DNA-onderzoek zijn deze Olaf –een straatschoffie dat niet terugdeinst voor een diefstal– en hij –afkomstig uit een gegoed milieu– tweeling. Maar kan dat, als je uit een andere moeder bent geboren? De jongens gaan op onderzoek uit.
In beide boeken zijn de personages echt, juist omdat ze tal van eigenaardigheden hebben. Alexander is bijvoorbeeld gefascineerd door duiven en moet van zijn moeder lessen tafelmanieren volgen omdat ze sinds kort in een dure buurt wonen. Webers taalgebruik is fris en beeldend, hier en daar poëtisch zonder ingewikkeld te worden („zinken voetstapjes van de duiven in de goot”). Klaarblijkelijk kleine details hebben een bedoeling. Zoals wanneer Philips oma een orchidee probeert te stekken. Later in het boek denkt Philip terug „aan de mishandelde plant bij oma en schrikt van de gedachte. Kan dat ook bij mensen? (…) Een stukje eruit halen en dat laten groeien tot een heel mens? Of twee?”
”Hij of ik” is spannend, mysterieus, soms eng. Terwijl er eigenlijk nergens iets concreet griezeligs of gewelddadigs in staat.
Met een lach: „Dus het is me gelukt. Ik vind het fijn als een verhaal eng is, maar zonder bijlen en dergelijke. Dat vind ik niet zo elegant. Ik kan zelf ook helemaal niet tegen horrorfilms, dan kan ik niet slapen.”
Het taalgebruik in de boeken is correct. Vindt u grof taalgebruik misschien ook „niet zo elegant”?
„Als je straattaal gebruikt, bij Olaf zou dat kunnen, val je snel door de mand. Of je doet het niet consequent of het is al verouderd. Dat ik terughoudend ben met vloeken, is niets principeels. Ze zouden voor mijn gevoel niet veel toevoegen.”
Weber is niet christelijk opgegroeid. Toen hij van Zeist naar Driebergen verhuisde kwam hij terecht op een christelijke school. „Vreemd vond ik het. Ik zag allerlei andere gewoontes. Ik merkte een soort vanzelfsprekendheid op die je als buitenstaander niet kent.” Ook later weer, als een van zijn zoons (nu 9 en 11) leerling is van de christelijke dorpsschool in Westbroek. „Ze vroegen aan hem of hij hele noten zong. Dat leek me een wonderlijk gebruik.”
Eenzelfde ervaring van vervreemding heeft personage Alexander als Jubes hem in het geheim meeneemt naar de zogenaamde Maandsluiting. „Hij [de man die de Maandsluiting leidt] vertelt de kinderen over buiten waar God vergeten is en hebzucht regeert. (…) Waar iemand dood kan gaan zonder dat de buren het weten en waar oude mensen opgesloten worden in tehuizen. Zo is het niet, wil ik [Alexander] bijna roepen, want wat de man zegt klinkt waar maar ís het niet.”
Alexander reageert verbaasd op Jubes’ leefstijl, niet veroordelend of afwijzend. Weerspiegelt dat iets van uw opvatting?
„Ik zal niet snel zeggen dat ik er een boodschap mee uitdraag. Dat past me niet. Je kunt de leefwijze binnen de gemeenschap ook niet afwijzen, want ze heeft iets goeds. Als ouder kan ik de beschermende houding begrijpen.”
Toen Weber meer over de amish te weten kwam, was zijn eerste gedachte: wat hebben ze zich op de hals gehaald door hiervoor te kiezen? „Meteen erna realiseerde ik me: principes heb je, en ik vind dat je die dan ook in de praktijk moet brengen. Het is ingewikkeld én dapper.”
Weber vergelijkt de kazerne met de Ark („Ze zeggen dat dit de Ark is, dat het buiten onveilig is”), laat Jubes bidden, maar buit de religieuze aspecten niet uit. „Wat Jubes meemaakt, is vooral een versterkte versie van Alexanders leven. Die heeft een strenge moeder, maar voor Jubes gelden meer regels. De boeken die hij leest zijn gecensureerd. Dat is eigenlijk hetzelfde als dat een school beslist welke boeken in de bibliotheek staan – maar dan uitvergroot.”
Weber werkt aan een nieuw boek, maar wil er weinig over kwijt. Alleen dat het in tegenstelling tot ”Duivendrop” en ”Hij of ik” een „compleet rond einde” krijgt. Verder is geduld op zijn plek. Weber schrijft in zijn vrije tijd. Het zit er niet in dat hij zijn baan bij fotokaarten.nl inwisselt voor fulltime schrijverschap. „Als ik het geld afzet tegen de tijd die ik eraan besteed kan ik beter gaan krantenlopen.”
Duivendrop, Dirk Weber;
uitg. Querido, Amsterdam, 2010; ISBN 978 90 4510 582 6; 128 blz.; € 12,95;
Hij of ik, Dirk Weber;
uitg. Querido, Amsterdam, 2010; ISBN 978 90 4511 090 5 ; 152 blz.; € 12,95.