Binnenland

Iedere KNIL-militair adoreerde Wilhelmina

Waarom werden de Molukkers eigenlijk naar Nederland gehaald? En wat gebeurde er sindsdien? Vandaag deel 4 in een serie: Bewust koloniaal beleid maakte de Ambonezen afhankelijk van Nederland.

Jacob Hoekman
3 May 2010 10:00Gewijzigd op 14 November 2020 10:29
Op 23 mei 1977 om negen uur 'smorgens wordt de intercity tussen Assen-Groningen, bij de spoorwegovergang de Punt, door negen gewapende Zuid-Molukse jongeren gekaapt en tot stilstand gebracht. Tegelijkertijd begint een gijzeling van een lage school in Bove
Op 23 mei 1977 om negen uur 'smorgens wordt de intercity tussen Assen-Groningen, bij de spoorwegovergang de Punt, door negen gewapende Zuid-Molukse jongeren gekaapt en tot stilstand gebracht. Tegelijkertijd begint een gijzeling van een lage school in Bove

Het begin: KNIL
De Molukse archipel, ergens in 1870. Het valt niet mee voor de bevolking. Molukkers hadden lange tijd het monopolie op de productie van kruidnagel. Maar dat wordt in de tweede helft van de negentiende eeuw steeds lastiger. De specerijen komen nu ook uit andere gebieden, in groten getale zelfs. De prijzen storten in. Wat te doen?

Het antwoord voor de bevolking op de Molukken bestaat uit vier letters: KNIL. Het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger heeft mensen nodig om de rust en orde binnen het eilandenrijk te kunnen handhaven. De keus valt op de christelijke Zuid-Molukkers. Voor velen van hen ontstaat een compleet nieuwe manier van leven. Vaarwel kruidnagels, welkom KNIL. De veranderingen hebben zo veel impact dat onderzoekers spreken over het ontstaan van „een aparte Ambonese militaire identiteit”, zoals Antje van der Hoek doet in haar boek ”Religie in ballingschap”.

Grootmoeder Wilhelmina
Het aankweken van die militaire identiteit is bewust beleid van de Nederlandse gezagsdragers. „Op grond van die staat identificeerde men zich met de Nederlanders en achtte men zich boven andersgelovigen verheven”, constateert Van der Hoek. Het zorgt voor uiterst loyale militairen.

De identificatie met het Koninklijk Huis maakt die band nóg sterker. ”Nene Mina”, koningin of ”grootmoeder” Wilhelmina, wordt op handen gedragen door iedere KNIL-militair. Vrijwel elk Ambonees huis heeft afbeeldingen van de koninklijke familie aan de muur hangen. De eerbied voor de Nederlandse driekleur is ongekend. „Zij voelen zich minstens half-Europees en willen Europeaan zijn”, constateerde de bekende missioloog Hendrik Kraemer in 1926, na een bezoek aan Ambon. Vol trots geven de Ambonezen zichzelf de titel van ”Belanda hitam”; zwarte Nederlanders.

Grievend
De deceptie kan decennia later dan ook niet groter zijn, als het van de ene op de andere dag over en uit is met de militaire verworvenheden.

In de tijd van de politionele acties direct na de Tweede Wereldoorlog, waarmee Nederland tevergeefs probeerde zeggenschap te houden over de kolonie, is het voor vrijwel iedere Ambonees glashelder: een toekomst binnen een Indonesische eenheidsstaat zou een toekomst van onderdrukking worden. Hoe zou een Ambonees die in het Nederlands-Indisch leger gevochten had tegen de Indonesiërs ooit geaccepteerd worden?

Er ontstaat een patstelling als op Ambon op 25 april 1950 de Republik Maluku Selatan (RMS) wordt uitgeroepen. Vanaf het begin is duidelijk dat Indonesië een zelfstandige RMS nooit zal accepteren. De Molukse KNIL-militairen worden een steeds groter blok aan het been van de Nederlandse regering. Uiteindelijk lijkt er nog maar één oplossing voorhanden: de KNIL-militairen tijdelijk naar Nederland brengen. Vierduizend van hen stappen in 1951 in grote zeeschepen, samen met hun familie – in totaal zo’n 12.500 mensen. Een vrije keuze? Niet helemaal. Het is een dienstbevel, zeggen de Molukkers.

Eenmaal in Nederland volgt collectief ontslag uit militaire dienst. Maar de oude KNIL-identiteit, tientallen jaren lang zorgvuldig aangekweekt, is met het collectieve ontslag allesbehalve verdwenen. Nog altijd zijn de KNIL-structuren diep verankerd in de nog levende Molukkers van de eerste generatie – en via hen in de hele Molukse gemeenschap in Nederland.

Samen marcheren
In verpleeghuizen levert dat vandaag de dag nog wel eens moeilijkheden op. „KNIL-militair zijn bracht een bepaalde status met zich mee. Soms zijn ze daardoor heel dwars en willen ze niets van je aannemen”, zegt Loes Hehanussa-Polnaja uit Assen, die als vrijwilligster Molukse ouderen bijstaat in een zorgcentrum. Ze denkt aan een dementerende oud-KNIL-militair die ze verzorgt. „Die is nog steeds heel trots op zijn KNIL-verleden. Eens was er geen land met hem te bezeilen, ik had alles geprobeerd. Toen zei ik: Kom, we gaan marcheren. Toen had ik hem. Samen marcheerden we de hele gang door.”

Ook het leven van de 91-jarige oud-KNIL-militair Filip Alfons uit Assen is bepaald door zijn militaire ervaringen. In 1936 wordt hij op 18-jarige leeftijd gerekruteerd. „We waren arm en ik kom uit een grote familie. Thuis hadden we het zwaar. Door dienst te nemen in het KNIL, kon ik mijn familie ondersteunen. Bovendien wilde ik het zelf ook graag.”

Alfons herkent het beeld dat Molukse militairen de trouwste en ook meest gevreesde soldaten vormden. Of hij wel eens vreesde voor zijn leven? Zonder een spoor van arrogantie schudt hij het hoofd. „Wij kenden geen angst. Dat zit in de genen. Je hebt durf of niet. We vochten voor de Nederlandse vlag, dus daar zouden we ook ons leven voor geven als het nodig was. Zo simpel was dat.”

De hoogbejaarde Alfons woont nog altijd zelfstandig, samen met zijn 85-jarige vrouw. Boven de tafel in hun huisje aan de rand van de Molukse wijk in Assen hangen foto’s van vroeger. Een ervan is de trouwfoto, uit 1947. Het geluk straalt van het jonge paar af. De KNIL-periode was daar zonder meer debet aan, zegt Alfons – ondanks de gruwelen die er deel van uitmaakten. „Ik heb vreselijke dingen gezien, maar mijn geloof heeft me overeind gehouden.” Zelf hield hij in die tijd zijn handen schoon, zegt hij. „Ik heb nooit iemand gedood; ik schoot expres mis. Ik ben toch christen?”

Ook voor hem kon de anticlimax in Nederland niet groter zijn. Maar daarover laat de oud-militair zich niet uit tegenover een blanke Nederlander. „Boos op Nederland? Ik? Nee. Waarom zou ik?” Hij is mild geworden, verklaart een van zijn dochters die het gesprek vertaalt. „Zijn woede heeft hij nooit op ons overgedragen.”

Maar diep vanbinnen zit het nog altijd. Een andere dochter: „Het Nederlandse volk verwijt hij niets, maar de regering wel. Als hij met leeftijdsgenoten praat, komt die woede nóg naar boven. Hij uit dat door tot op vandaag de dag geen Nederlands te willen spreken.”


De ontgoocheling: acties
De militaire structuur die kenmerkend was voor de KNIL-militairen op Ambon, blijft net zo kenmerkend voor de Molukkers in Nederland. In de tientallen grote kampen waar de Molukkers worden ondergebracht, heerst een vorm van gezag die in niets onderdoet voor de KNIL-tijd. De Molukkers zetten kampraden op waarin de mensen zitting nemen die in het leger de hoogste rangen hadden bekleed. Zij zijn het die beslissen over de anderen.

Nog altijd is die militaire mentaliteit niet verdwenen: de wijkraden die in de Molukse wijken functioneren, gaan min of meer uit van hetzelfde principe. Op microniveau geldt bovendien hetzelfde voor de cultuur in heel wat Molukse gezinnen.

Ontslag of niet, de militaire uniformen komen nog vaak uit de kast. Op 25 april, de dag dat de RMS in het leven werd geroepen, worden in vol ornaat militaire parades gehouden. Daarbij klinkt voortdurend dezelfde roep: Nederland, zet je in voor een vrije Molukse staat en maak onze terugkeer mogelijk!

Executie
Beide elementen, een vrije RMS en een terugkeer van de Molukkers in Nederland, lijken echter ieder jaar verder weg. Wie dat in de jaren 60 en 70 als geen ander doorkrijgen, zijn de jonge Molukkers van de tweede en de derde generatie. Zij groeien op in oorden als kamp Schattenberg (voormalig concentratiekamp Westerbork), in grote barakken. Behalve op school komen ze nauwelijks in contact met de Nederlandse samenleving. Tegelijk worden ze dag in, dag uit gevoed met de frustratie van hun ouders.

Als Indonesië tot overmaat van ramp in 1966 de president van de bezette staat RMS laat executeren, barst de bom. Die executie in Indonesië vormt het startsein voor twaalf jaren van gewelddadige Molukse acties in Nederland. Wat dat jaar begint met brandstichting in de Indonesische ambassade in Den Haag, zou pas in 1978 eindigen met een dodelijke gijzeling in het provinciehuis in Assen.

Platgewalst
In de samenleving stijgen de spanningen tot een hoogtepunt. Molukse wijken worden door de mobiele eenheid afgegrendeld. Een muur van wederzijds onbegrip ontstaat. Het verplicht verlaten van de woonoorden draagt daar nog aan bij. De kampen moeten tegen de vlakte als de Nederlandse regering tot het inzicht komt dat het verblijf van de Molukkers toch minder tijdelijk zal zijn dan altijd gedacht. In Vaassen worden zelfs barakken platgewalst die nog vol meubilair staan. Het wantrouwen tegenover de Nederlandse regering verankert zich diep in de Molukse ziel – en andersom.

Des te opvallender is het dat diverse slachtoffers van de Molukse acties zich juist ontwikkelen tot uitgesproken voorvechters van de Molukse zaak. Een van hen is George Flapper (62) uit Groningen. Hij zit in 1977 als 29-jarige psychologiestudent in de trein die bij De Punt tot stoppen wordt gedwongen. Vandaag de dag is hij bestuurslid van de stichting Zelfbeschikking Molukkers en Papoea’s, die zich onder meer sterk inzet voor de realisatie van de RMS.

Rancune tegenover de kapers die zijn leven bedreigden, heeft hij allang niet meer. „Ik verwijt het eerder de Nederlandse overheid. Als je het in christelijke termen wilt zeggen, dan zie ik het zo dat onze generatie een erfzonde heeft meegekregen van de vorige generatie, die de Molukkers gewoon in de steek heeft gelaten.”

Stockholmsyndroom
Flapper krijgt regelmatig te horen dat hij aan het stockholmsyndroom zou lijden, waarbij een slachtoffer van een gijzeling sympathie ontwikkelt voor de gijzelnemers. „Maar die term hoor ik meestal als mensen geen argumenten meer hebben”, relativeert hij. „Ik keur beslist niet goed wat deze Molukkers gedaan hebben. Voor mij is het glashelder dat die gijzeling een misdaad was. Ik ben een van de weinige Nederlanders die dat ook recht tegen de kapingsleider heeft gezegd, tijdens hun actie.”

Tegelijk is Flapper de motieven van de jonge Molukkers steeds beter gaan begrijpen. Onbegrip van de andere gegijzelden levert dat niet op, zegt Flapper. „Op een reünie die we een jaar of zeven, acht geleden organiseerden, viel geen enkel onvertogen woord over de kapers. Het zijn vooral sommige verwanten van gegijzelden die nog altijd heel scherp kunnen zijn. Maar voor mij geldt: hoe meer je je in de zaak verdiept, hoe meer je verbijsterd bent over wat wij hun hebben aangedaan. Het RMS-ideaal is beslist te rechtvaardigen.”


De realiteit: versnippering
„De RMS-geest is uit de fles en hij zal er niet meer in teruggaan.” Dat zegt president John Wattilete van de RMS. Het is dan 26 april 2010. In Apeldoorn wordt groots het 60-jarig bestaan van de staat zonder grondgebied herdacht. Wattilete klinkt in zijn toespraak vol optimisme over de kansen voor de RMS. „De barrière van de angst op de Molukken verdwijnt langzaam.”

Als Indonesië daar nu de consequentie aan wil verbinden om een raadpleging te houden op de Molukken, „dan zal het Molukse volk massaal kiezen voor de RMS.” Een daverend applaus is zijn deel.

Links-radicaal
Maar zo duidelijk ligt het allang niet meer, in elk geval niet in de Molukse gemeenschap in Nederland. Massaal kiezen voor de RMS? Ooit vurige RMS’ers moeten er soms niets meer van hebben. Schoolvoorbeeld van die groep is ex-Eerste Kamerlid Sam Pormes (55) van GroenLinks. Hij streed als links-radicale communist in de jaren 70 feller dan wie ook voor het Molukse onafhankelijkheidsideaal. „Ik was bezield door sociale rechtvaardigheidsidealen”, zegt hij nu, tijdens een gesprek in de Molukse wijk in Assen, waar hij woont. „Er is bijna geen Molukker van mijn generatie te vinden die niet iets op zijn kerfstok heeft, al was het maar het gooien van een steen. Ik was er ook bij, ja, als we met honderden door de straten trokken en een spoor van vernieling achter ons lieten.”

Dat spoor van vernieling verbleekt nog bij de andere beschuldigingen die Pormes in zijn schoenen geschoven heeft gekregen: hij zou een politeauto met agenten beschoten hebben in de jaren 80, hij zou een van de initiatiefnemers zijn geweest van de treinkaping bij De Punt in 1977 en hij zou een guerrillatraining hebben gevolgd in Zuid-Jemen in de jaren 70.

Die laatste beschuldiging veroorzaakte in 2005 een rel, zeker toen een onafhankelijke onderzoekscommissie concludeerde dat er „voldoende feiten” waren om aannemelijk te maken dat Pormes aan het trainingskamp had deelgenomen. GroenLinks royeerde hem om die reden als lid, wat later weer ongedaan gemaakt werd. Pormes zelf bleef alle beschuldigingen gewoon ontkennen.

Ontnuchtering
Vandaag, decennia na die roerige jaren 70, noemt Pormes zich nog altijd links. Maar een RMS’er is hij allang niet meer. „Het is veel belangrijker om Molukker te zijn dan RMS’er. De RMS dient alleen eigenbelang. Molukse moslims omarmen de eenheidsstaat Indonesië overduidelijk, waardoor de RMS nog meer dan voorheen het stempel krijgt van christelijke separatisten. Als je pleit voor de RMS, wakker je dus vooral de religieuze tegenstellingen aan. Je bereikt er niets mee voor de mensen op de Molukken, terwijl dat toch het doel is.”

De ontnuchtering zette bij Pormes in toen hij zich begon te realiseren wat de Molukse KNIL-militairen –toch RMS’ers pur sang– naar eigen zeggen allemaal hadden uitgespookt. „Daar praatten ze openlijk over”, aldus Pormes. „Aan de keukentafel werd wel gezegd: Die en die oom van jou, die heeft vrouwen de kop afgesneden met zijn klewang. Of nog erger: Hij heeft zwangere vrouwen de buik opengesneden. Dat waren beslist geen incidenten. Als alle gruweldaden van toen opgeschreven zouden worden, krijgen we meteen een parlementaire enquête over het optreden van het KNIL in die tijd, want alles gebeurde in opdracht van de Nederlandse officieren.”

Soft
De visie die Pormes heeft ontwikkeld op het failliet van de RMS staat recht tegenover die van de RMS-president in ballingschap, Wattilete. Maar ook Wattilete ligt op zijn beurt onder vuur: volgens hardliners binnen de RMS stelt hij zich veel te soft op. Het onderschrijft de stelling dat de Molukse gemeenschap de laatste decennia alleen maar meer op drift raakte als het gaat om het toekomstideaal.

Waar moet het heen? Het antwoord kunnen eigenlijk alleen de Molukkers in Indonesië geven; het is immers hún toekomst die in het geding is. Precies om die reden pleit de RMS-president ook voor een referendum op de Molukken. Maar vooralsnog lijkt er weinig kans van slagen dat Indonesië de Molukse bevolking zal toestaan een volksraadpleging over onafhankelijkheid te houden.

Het zal de koers van de voorvechters van de RMS in Nederland niet veranderen. Zij blijven hoop houden, hoe dan ook. Hoop voor hun broeders op de Molukken. En intussen is het leven in Nederland gelukkig zo slecht nog niet.


Al zes generaties in Nederland
Hoeveel generaties Molukkers zijn er anno 2010 in Nederland? Vaak wordt gesproken over drie generaties. De werkelijkheid is anders: er lopen al lang kinderen rond van de vierde en zelfs de vijfde en de zesde generatie.

Verschillende onderzoekers van de Molukse gemeenschap in Nederland maken gebruik van een vierdeling. De eerste generatie bestaat daarin uit de ”orang-orang tua”, de ouders. Zij zijn degenen die voor 1931 op de Molukken –of elders in Nederlands-Indië– werden geboren.

De tweede generatie is die van de ”bungs” en ”usi’s”, oudere broers en zusters. Zij zijn ook nog in Nederlands-Indië geboren, maar dan tussen 1931 en 1951. In dat laatste jaar kwam de groep Molukkers naar Nederland.

De derde generatie heet de ”pemuda-pemudi”, of ook wel ”anak-anak muda”. Dat staat voor jongeren. Zij zijn de eerste Molukkers die in Nederland geboren zijn, tussen 1951 en 1965.

De vierde generatie, ten slotte, wordt wel aangeduid als ”anak-anak” of kinderen. Zij zijn na 1965 in Nederland geboren. Het moge echter duidelijk zijn dat veel leden van die generatie intussen ook kinderen en soms zelfs kleinkinderen hebben.


Niet alle Molukkers zijn christen
De Molukse gemeenschap in Nederland is voor het overgrote deel christelijk. Toch is dat geen juiste afspiegeling van de situatie op de Molukken. Een tweedeling splitst de eilanden: het noordelijke gedeelte is overwegend islamitisch, terwijl de zuidelijke Molukken christelijk zijn.

Christelijke Molukkers waren van het begin af aan meer in tel bij de Nederlandse gezagvoerders dan hun islamitische volksgenoten. Voor het KNIL werden, zeker in de eerste tijd, bijna uitsluitend christelijke Zuid-Molukkers gerekruteerd. Dat verklaart ook waarom de naar Nederland gehaalde KNIL-soldaten bijna allen een christelijke achtergrond hebben.

Nog altijd is de christelijke identiteit een wezenskenmerk van de Molukkers in Nederland. Wel deden zich in de loop der tijd verschillende kerkscheuringen voor.

Op de Molukken kwamen de al langer aanwezige religieuze spanningen tussen moslims en christenen een jaar of tien geleden tot het kookpunt. Een jarenlange en bloedige burgeroorlog kostte naar schatting 9000 mensen het leven. Ook in Nederland liepen daardoor de spanningen op. Intussen zijn de verhoudingen weer min of meer genormaliseerd.


Van Ambonees naar Molukker
Vanaf het allereerste begin werden de christelijke Molukkers door Nederland aangeduid als Ambonezen, zoals onder meer blijkt uit de naam van het overheidsorgaan dat jarenlang belast was met de zorg voor de Molukkers: het Commissariaat Ambonezenzorg (CAZ).

De oorzaak daarvan was de centrale positie van het eiland Ambon. Toch is Ambon lang niet het grootste eiland op de Molukken. Bovendien heeft lang niet iedere Molukker in Nederland zijn wortels op dat eiland. Geleidelijk maakte de naam Ambonees dan ook plaats voor die van Molukker.

Preciezer nog is de typering Zuid-Molukker. Die naam heeft echter een politieke lading gekregen door het onafhankelijkheidsideaal. De RMS streeft uitdrukkelijk naar een vrije Zuid-Molukse republiek. Tijdens de gewelddadige acties in de jaren 70 typeerden de gijzelnemers zich dan ook steevast als „Zuid-Molukse jongeren.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer