„Als Noord-Brabant valt, is alles verloren”
Het zwartste scenario dat hij kan bedenken is dat ook Noord-Brabant bij de vogelpest betrokken raakt. „Als dat gebied zou vallen, is alles verloren.” Kippenvoorman Wolleswinkel (55) is somber gestemd. „Want dat scenario wordt met het uur reëler. Mijn grote zorg is dat ’Den Haag’ de situatie nog steeds onderschat.”
Zijn uitdrukkingen roepen soms associaties op met watergeuzen, met de tachtigjarige oorlog. Dat klopt. „We zitten ook in oorlogstijd”, zegt Jan Wolleswinkel, voorzitter van de Nederlandse Organisatie van Pluimveehouders (NOP). Het gesprek heeft plaats op de morgen nadat de verdenking van een kippenbedrijfje in Breskens openbaar kwam.
De ongerustheid van Wolleswinkel neemt met het uur toe. „Vrijdag en zaterdag al begon het te gonzen in de driehoek Nijkerk-Voorthuizen-Putten. Dat betekent dat de ziekte de A1 noordwaarts is overgestoken. Ook is via Bennekom de A12 bereikt. In westelijke richting reikt het voorzorgsgebied inmiddels tot Zeist. De grenzen schuiven telkens op. Nog even en we praten over heel Midden-Nederland.”
Om die reden pleit de NOP-voorzitter al sinds de uitbraak van de vogelpest voor een algemeen ophokgebod, voor heel Nederland. „De risico’s zijn eenvoudig te groot. De hobbypluimveehouderij is een probleem. Nu lopen aan de ene kant van Putten de kippen buiten en aan de andere kant niet. Deze discussie zou geen woord extra meer moeten kosten.”
Crisis is Wolleswinkel wel gewend, want hij trad vier jaar geleden aan als NOP-voorzitter op het moment dat de dioxinecrisis nog volop aan de gang was. „Toen ging het echter om zwendel en misdaad en zagen we licht aan het einde van de tunnel. Nu zie ik dat absoluut nog niet. Je voelt hierbij alleen maar een grote machteloosheid.”
De ervaring van 1999 in Lombardije, Italië, waar eerst de zogenaamde laagpathogene variant van het pestvirus toesloeg onder voornamelijk kalkoenen, deed Wolleswinkel toen al pleiten voor een algemene ophokplicht van pluimvee gedurende de trektijd van de vogels. „De maatregel werd nooit uitgevoerd.”
Het ”draaiboek vogelpest” van het ministerie van Landbouw werd in oktober 2001 nog door de sector besproken. „We stuurden drie A4-tjes met aanscherpingen naar Den Haag, maar die landden niet, omdat ze volop in de mkz-crisis zaten. Het verschil met mkz is dat er toen voldoende tijd was om te ruimen. Nu breekt de traagheid bij het ruimen op. De kippen vallen opeens massaal dood neer, en er valt nauwelijks tegen te werken.”
Vandaar ook dat Wolleswinkel, elf dagen na de eerste uitbraak, er voor honderd procent van overtuigd is dat de enige goede manier van ruimen „stalsgewijs” is, de zogenaamde Belgische methode. Op zijn eigen bedrijf zag hij afgelopen weekend hoe traag de traditionele ruiming met vergassingsapparatuur gaat.
„Bruto lijkt het heel wat, maar netto zijn de aantallen per uur veel te gering. Zaterdagmiddag om 5 uur kwam de karavaan, maar pas vanaf 11 uur werd er daadwerkelijk gedood.” Zijn 7000 tot dan toe gezonde kippen en hanen zijn inmiddels bij destructor Rendac vernietigd, net als de meer dan 1 miljoen soortgenoten uit de Vallei. De melk van de koeien van zijn gemengde bedrijf mag wel het erf af, maar slachtrijpe varkens of pasgeboren stierkalfjes mogen dat niet. „We liggen in de 1-kilometerzone.”
Het gebrek aan snelheid is de grootste kanttekening die hij maakt bij het ministerieel beleid. „We jagen achter het virus aan, hebben het niet in de vingers. In Den Haag denken ze nog steeds dat de verspreiding louter via de mens en het vervoer gaat. Dat is niet waar. Dierenartsen van de Gezondheidsdienst voor Dieren zeggen het ook: Onderschat de wind niet. Het virus verplaatst zich zonder dat wij er grip op hebben.”
Bijna 24 uur per dag is ’kippenpaus’ Wolleswinkel in touw. „Maandagavond om 23.30 uur live in het late journaal, om 1 uur naar bed, de volgende morgen om 5.15 uur het eerste telefoontje van de journaalploeg in Zeeland: ze konden de boerderij niet vinden…”
Onderwijl zijn inmiddels overal de schadetaxaties gaande. „Op onderdelen hoor ik kritiek. Voor de dode dieren zijn vergoedingstabellen, dat werkt wel goed, maar bijvoorbeeld eenden staan er niet op. En wie betaalt die 25 ton voer in de silo als die bedorven is?”
Als de crisis lang aanhoudt, is de hele sector straks leeg, is er geen kip of (broed)ei meer te bekennen. „De ellende op de bedrijven neemt snel toe. De broederijen in het getroffen gebied staan al leeg. Broedeieren raken over de datum voor gebruik. Voor de kuikens die buiten het gebied uitkomen, is geen plaats, die moeten ook dood. Mestbedrijven zitten zonder kuikens, slachterijen staan stil, en ook de mengvoederbedrijven krijgen een dreun. Straks komen de faillissementen, de borden met ”Te koop”.
Wolleswinkel volgt de minister kritisch -„ik meld alle fouten die ik zie, dat is mijn rol, al zaag ik niet aan zijn stoelpoten”- maar is erg blij met diens boereninborst. „Hij komt uit de sector, herkent de problematiek, dat communiceert gemakkelijker. Je moet er toch niet aan denken dat je het probleem-Brinkhorst er ook nog bij had. Ik kan bij Veerman alles kwijt, er wordt in Den Haag naar ons geluisterd. Maar mijn grote zorg is toch dat men daar de situatie nog steeds onderschat.”
Zou de crisis beperkt blijven tot Midden-Nederland, dan is er een kans dat de sector weer opkrabbelt, hoe moeilijk dat ook zal gaan, zegt Wolleswinkel. „Kijk de laatste rapporten van het Landbouw Economisch Instituut er maar op na: er zijn de laatste jaren geen pieken geweest, alleen maar dalen. Er zit geen vet meer op de botten. Maar als Brabant ook zou vallen, dan weet ik het echt niet meer.”