Tien jaar CU: RPF zegevierde over GPV
Binnen de ChristenUnie zegevierde de RPF-bloedgroep de afgelopen tien jaar over het GPV-smaldeel. Door verschuivingen in de koers van de Chris-tenUnie komt er ruimte voor een rechtervleugel in de partij.
De ChristenUnie viert vandaag in Utrecht het tienjarig bestaan. Een moment om terug te blikken, de huidige positie onder ogen te zien en om vooruit te kijken. Dat doen de ChristenUnieleden vandaag in het Utrechtse Beatrixtheater.
Het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (DNPP) levert een bijdrage aan die bezinning door een boek te wijden aan het verleden, heden en de toekomst van de partij. Vicepremier en partijleider Rouvoet krijgt het eerste exemplaar vandaag uit handen van een van de auteurs, Gerrit Voerman.
”Van de marge naar de macht. De ChristenUnie 2000-2010” biedt veel over de geschiedenis van de ChristenUnie en haar voorgangers, de Reformatorisch Politieke Federatie (RPF) en het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV), maar heeft ook analyses over de gevolgen van de fusie en schetst een aantal toekomstscenario’s.
Wat betreft de totstandkoming van de ChristenUnie valt vooral de terughoudendheid op van het GPV. De politieke partij van de gereformeerd vrijgemaakten deed wel mee, maar het ging niet van harte. „De een duwde, de ander trok”, zo stelt de laatste GPV-voorzitter, Cnossen, in de studie van het DNPP.
Iemand die weinig trek had in de eenwording was GPV-fractievoorzitter Schutte. Dat was al bekend, maar in het boek blijkt op veel pagina’s dat hij vaak op de rem trapte. Uiteindelijk moest hij natuurlijk toch mee, maar –en dat meldt het boek niet expliciet– hij heeft nooit deel uitgemaakt van de ChristenUniefractie. Pas na zijn tussentijds vertrek uit de Kamer, in februari 2001, gingen RPF en GPV samen verder onder de naam ChristenUnie.
Een interessante vraag is welke van de partijen waaruit de Chris-tenUnie is gevormd, zich ‘winnaar’ mag noemen. In de slotbeschouwing van het boek gaan Gerrit Voerman en Joop Hippe uitgebreid op die vraag in. Hun conclusie is helder. Uiteindelijk zegevierde de RPF over het GPV.
Zo treedt de ChristenUnie wat betreft het ledenbeleid helemaal in het spoor van de protestants-christelijke variëteit die de RPF voor de eenwording had en niet in het selectieve toelatingsbeleid van het GPV. Alle christenen die de Bijbel als het Woord van God aanvaarden zijn welkom, naar kerkgenootschap wordt niet meer gekeken. Zo biedt de CU op dit moment ook onderdak aan evangelischen en zelfs enkele rooms-katholieken.
Verder komen de opvattingen van de ChristenUnie over haar plaats in de samenleving meer overeen met die van de RPF dan met die van het GPV. De CU voert bijvoorbeeld permanent campagne om te laten zien dat ze deel uitmaakt van een brede maatschappelijke beweging (bijvoorbeeld met de EO).
Hiermee hangt ook samen de manier waarop partijen kijken naar de verantwoordelijkheid van Kamerleden. Het GPV had altijd een houding die sterk was gericht op het gedegen becommentariëren van beleid, terwijl de RPF meer met „het ene been in de Kamer en met het andere in de samenleving stond.” Met dit model heeft het GPV nooit iets gehad, zo schrijven Voerman en Hippe.
Ook het sociaalchristelijke karakter van de ChristenUnie heeft meer RPF-, dan GPV-wortels. Oud-RPF-fractievoorzitter Van Dijke maakte zich daar altijd sterk voor.
De dominantie van de RPF kwam in eerste instantie ook in de personele bezetting van alle belangrijke partijfuncties naar voren, maar daar vond de toenmalige leiding een oplossing voor door GPV-senator Veling als lijsttrekker voor de verkiezingen van 2002 naar voren te schuiven.
Vandaag de dag speelt de bloedgroepenkwestie nauwelijks meer een rol. Door ontwikkelingen in gereformeerd vrijgemaakte kring, heeft het overgrote deel van de oud-GPV’ers geen moeite met de koers van de ChristenUnie.
De eenheid is natuurlijk ook te danken aan partijleider Rouvoet. Hij staat te boek als een pittig debater en scherp politicus. Daarin heeft hij meer weg van het GPV dan van de RPF, de bloedgroep waaruit Rouvoet voortkomt. „Een halve GPV’er”, wordt hij gekscherend genoemd, aldus Voerman.
Bij het grote publiek is Rouvoet doorgebroken door de gedegen manier waarop hij deelnam aan de parlementaire enquête opsporingsmethoden en zijn aanvoerende rol in het referendum over de Europese Grondwet. Tijdens de laatste verkiezingscampagnes mocht hij zich verheugen in veel media-aandacht.
Dat de ChristenUnie in 2006 in aanmerking kwam voor regeringsverantwoordelijkheid heeft ook te maken met inhoudelijke verschuivingen in de ChristenUnie. Onder Rouvoet heeft de partij het imago klein rechts definitief van zich afgeschud en presenteert zij zich als christelijk-sociaal.
Overigens is dit niet alleen de verantwoordelijkheid van Rouvoet. De partij als geheel is daarin meegegaan. Dat blijkt duidelijk uit het onderzoek dat Paul Lucardi en Wijbrandt van Schuur in het jubileumboek beschrijven. De ChristenUnie heeft op de schaal links-rechts in de politiek haasje-over gedaan met het CDA (tabel 1).
Deze verschuiving geeft de ChristenUnie een nieuw profiel waardoor de vergelijking met RPF en GPV geen opgeld meer doet. De Unie is daar bovenuit gegroeid.
De verschuiving herbergt volgens Lucardi en Van Schuur wel een gevaar, namelijk dat er een rechtervleugel in de partij ontstaat. Een aanzienlijk (maar wel slinkend) deel van de achterban maakt de verschuivingen niet mee en denkt over een scala aan onderwerpen behoudend (tabel 2). Volgens de onderzoekers is het voorbarig om over een rechtervleugel te spreken, maar daarmee is niet alles gezegd. „Het potentieel voor een dergelijke vleugel blijkt echter wel aanwezig”, aldus Lucardi en Van Schuur. Maar de partij hoeft daar niet van te schrikken: „Vleugelvorming hoeft niet te leiden tot scheuring of electoraal verlies.”
In een slotbeschouwing schetsen Hippe en Voerman drie toekomstscenario’s voor de ChristenUnie. De eerste is dat de CU de koers weer naar rechts verlegt, richting SGP. Dat is volgens de scribenten onwaarschijnlijk. De tweede is dat de partij opgaat in het CDA. Ook dat lijkt de twee schrijvers niet voor de hand te liggen. Ze baseren hun visie vooral op uitspraken van CU-kopstukken. Omdat de partij zich nu richting CDA beweegt, denken Hippe en Voerman dat een partnerschap tussen beide partijen, waarbij ieder de eigen identiteit behoudt, tot de mogelijkheden behoort. Als optie noemen ze de situatie in Wassenaar waar een kandidaat van de ChristenUnie een plaats krijgt op een CDA-lijst: „Een voorbode van een nieuwe fase in de verhouding tussen de ChristenUnie en het CDA?”
Opvattingen van ChristenUniecongresgangers over ethische en religieuze kwesties in 2000 en in 2009, in procenten
- Abortus na verkrachting is aanvaardbaar. Eens in 2000: 40, eens in 2009: 39
- Het achterwege blijven van een behandeling van iemand die in een onomkeerbaar coma ligt mag als er een te verhelpen complicatie voordoet (bijv. longontsteking). Eens in 2000: 49, eens in 2009: 66
- Hindoes mogen hun doden cremeren. Eens in 2000: 79, eens in 2009: 89
- Een Satanskerk die zich aan de wet houdt, moet toch verboden worden. Eens in 2000: 69, eens in 2009: 44
- Een moskee moet –zo mogelijk– buiten het centrum staan. Eens in 2000: 48, eens in 2009: 53
- Uitingen van homoseksualiteit weren uit het openbare leven. Eens in 2000: 79, eens in 2009: 51
- Alternatieve samenlevingsvormen niet erkennen. Eens in 2000: 76, eens in 2009: 44
Bron: Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (NDPP).