De situatie in Haïti is volgens haar niet in woorden te vangen. Dood en verderf, honger en verdriet. Toch gloort er ook een sprankje hoop in de diepe duisternis van het leed. Margot de Greef: „De Haïtianen stellen hun vertrouwen op God.”
Door de luidsprekers van de laptop, via de wondere wereld van Skype, klinkt haar stem alsof ze naast je zit. Niets is minder waar. Margot de Greef, uitgezonden als diaconaal werker vanuit de Christelijke Gereformeerde Kerk in Drogeham, bevindt zich midden in de puinhopen van de Haïtiaanse hoofdstad Port-au-Prince, die vorige week door een verwoestende aardbeving werd getroffen.
Zelf overleefde ze als door een wonder het natuurgeweld. „Ik zat ’s middags aan tafel toen alles begon te schudden”, vertelt Margot. „Gek genoeg ben ik niet naar buiten gerend. Als versteend bleef ik zitten. Gelukkig is mijn huis overeind gebleven.”
Haar woning mag dan niet zijn ingestort, veilig is het huis niet meer. De muren zijn gescheurd, instortingsgevaar dreigt. Slapen doet Margot (26) daarom in de buitenlucht. „Elke avond ga ik naar vrienden op een bergtop buiten de stad. Onder een paar doeken brengen we daar de nacht door.”
De afgelopen dagen waren er voortdurend berichten over plunderingen en schietpartijen in de Haïtiaanse hoofdstad. Maar ook buiten de stad loert het gevaar. Margot de Greef: „Er zijn 3000 gevangenen ontsnapt. Op de een of andere manier zijn ze aan wapens gekomen. Zij trekken gewapend rond. Ik heb zelf geen incidenten gezien, maar ik heb wel de verhalen gehoord. ’s Nachts word ik soms wakker van het schieten.”
Overdag doet de Nederlandse wat ze kan om de nood van de getroffen bevolking te lenigen. „We verlenen hulp waar we kunnen. We filteren water en delen voedsel uit. De situatie is nijpend. Er is een groot gebrek aan benzine, waardoor we lastig mensen kunnen bereiken. Op de lokale markt is nog wel wat voedsel te krijgen, maar het probleem is dat we geen geld kunnen halen. Wellicht gaat binnenkort de bank weer open.”
In Port-au-Prince is het een week na de aardbeving nog steeds totale chaos, aldus Margot. „Er liggen nog altijd veel opgezwollen lichamen op straat. De stank is overweldigend. Er is een groot gebrek aan voedsel en schoon drinkwater. Veel wegen zijn geblokkeerd. Ik heb geen idee hoe het dagelijks leven hier weer hervat zal kunnen worden en hoe lang dat zal duren. Voorlopig is het een kwestie van overleven, van zorgen voor eten, drinken, medische zorg, toiletten, tenten. Nog steeds leeft iedereen buiten. Vrijwel iedereen is ontheemd. Vrachtauto’s vol lichamen worden afgevoerd. Politiegebouwen, scholen, hotels, winkels, woningen zijn ingestort. Eronder liggen nog vele mensen begraven. Het is niet te vatten.”
Ondanks alle ellende in Haïti, zijn er ook lichtpuntjes, weet Margot. „Na de aardbeving vroegen mensen zich niet af waaróm dit is gebeurd. Nee, zij dankten in de eerste plaats God dat zij nog leefden. De Haïtianen zijn een diepgelovig volk. Je merkt echt dat zij hun vertrouwen op God stellen, hoe somber de situatie ook is.”
Tekenend was dat afgelopen zondag, te midden van de puinhopen, kerkdiensten werden gehouden. De meeste gebedshuizen zijn verwoest, maar in tentenkampen en op straat weerklonken de gebeden en het gezang van een zwaargetroffen bevolking.
Margot: „Niet alleen op zondag worden kerkdiensten gehouden. Ook door de week en zelfs ’s nachts. Ook wij beginnen en eindigen de dag met bidden en zingen. Dat heeft mijn geloof de afgelopen dagen echt versterkt.”
Aan teruggaan naar Nederland heeft Margot de Greef geen moment gedacht. „Ik kreeg wel bericht dat ik met een vlucht mee kon. Maar ik moet er niet aan denken dat ik nu alles en iedereen zou achterlaten.”