De Nederlandse consul Rob Padberg is erg onder de indruk van de snelle hulp die Haïti wordt geboden. Voorlopig kan echter alleen het hoognodige worden gedaan.
Op het vliegveld van de Haïtiaanse hoofdstad heeft de honorair consul een bespreking „in het Nederlandse kamp.” Na dagen van proberen was er gisteravond eindelijk telefonisch contact mogelijk. Op de achtergrond vliegen helikopters af en aan.
„Het is een gekkenhuis hier”, omschrijft de consul kortweg de situatie in het land. „De nood is enorm. Een paar miljoen mensen zijn van alles verstoken. De hulpverlening is uiterst gecompliceerd.” Omdat de havens van het land zijn verwoest, moet alles worden ingevlogen. „Dat geeft extra beperkingen.”
Toch is Padberg zeer positief over de hulpverlening die in korte tijd is losgekomen. „Je kunt geen land bedenken of het doet iets. Van Rusland tot Israël, van Nederland tot Canada. Het vliegt hier af en aan. Dat is zeer indrukwekkend. De nood is zeer groot en het kost veel tijd om iedereen te bereiken. Zeker in een ontoegankelijk land als Haïti.”
Er zijn klachten over het kleine vliegveld, dat grote toestellen op het laatste moment terugstuurt.
„Die klacht is misschien gerechtvaardigd. Maar daar moeten we nu niet over mopperen. Dat kunnen we niet op korte termijn veranderen. We moeten roeien met de riemen die we hebben, nu de haven onbruikbaar is.”
Welke hulpverlening is op dit moment het meest nodig?
„We doen nu alleen het hoognodigde. Dat is dus het zoeken naar overlevenden. De afgelopen dagen zijn toch nog mensen levend uit het puin gehaald.
Anderzijds is er dringend drinkwater en voedsel nodig. Dat is er wel in Haïti, maar niet beschikbaar, dus veel moet toch van buiten komen. Verder hebben we medische hulp nodig.
Intussen moeten we voorkomen dat de zaak verder vervuilt en ernstige ziektes uitbreken. Veel mensen durven hun huis niet binnen te gaan, vanwege de naschokken die we tot zondag nog hebben gehad. Dat betekent dat er tienduizenden mensen op straat leven. Daar moeten wel toiletten voor komen.
Vandaag zijn voor het eerst een paar benzinestations opengegaan. Daar staan natuurlijk honderden auto’s in de rij. Verder zitten vrijwel alle winkels dicht.”
Er zijn berichten dat plunderende bendes de hulpverlening belemmeren.
„Die kans is er misschien wel, maar dat is nu nog niet het geval. Ik rijd zelf ook zonder begeleiding. Tv-beelden focussen op het afwijkende, maar in werkelijkheid valt het wel mee.
Ik heb zelf ook wel plunderingen gezien. Bijvoorbeeld van een ingestorte supermarkt, waar mensen iets zinvols proberen uit te halen. Maar dat is iets anders dan het gebruik van crimineel geweld.”
Uw hoofdbetrekking hebt u bij een humanitaire stichting, Bureau de Nutrition et Développement (BND). Hoe ziet u na 31 jaar in Haïti de toekomst van het land?
„Dit is een ramp van dermate grote omvang dat die drastische maatregelen vereist. Ik verwacht dat er een tijdelijk bestuur komt dat nauw samenwerkt met de internationale gemeenschap. Vooral de Verenigde Naties kunnen hierin veel betekenen, hoewel de top van de VN-missie in Haïti is omgekomen. Hoe het precies gaat, weet ik niet. Wel weet ik dat de Haïtiaanse regering de komende tijd alle steun nodig heeft. Tot nu toe is de regering van dit land veel te beperkt in haar mogelijkheden.”
In hoeverre is het aardbevingsveilig bouwen in het ontwikkelingswerk een aandachtspunt geweest?
„Niet of nauwelijks, denk ik. Dat zou natuurlijk geholpen hebben. Maar dat kost veel geld, wat voor de meeste mensen in Haïti niet binnen bereik is.
Bovendien heeft dit land geen ervaring met aardbevingen. Af en toe maak je wel eens een lichte schok mee, maar dit kwam als een donderslag bij heldere hemel. De laatste 200 jaar is zoiets niet meer gebeurd. Dus ja, vraag eens in Nederland of men voorbereid is op iets wat 200 jaar geleden voor het laatst voorkwam. Nee dus.”