Haïtianen uit Nederland en België kwamen zaterdagmiddag bij elkaar in de Amsterdam Arena om hun verdriet na de verwoestende aardbeving in hun vaderland te delen. „Iemand citeerde vanuit de ellende psalm 146. Indrukwekkend.”
Langzaam stroomt de zaal vol. Een vrouw huilt. Een man slaat liefdevol zijn armen om haar heen. De meeste gezichten staan somber. Hier en daar een opgewekt gelaat.
Zoals dat van Vena Nieuwelink (37). De vreugde en opluchting stralen van haar gezicht. De Culemborgse kwam zestien jaar geleden naar Nederland toen ze trouwde met haar Jaap.
In de nacht van vrijdag op zaterdag kreeg ze eindelijk een teken van leven van haar familie in Haïti. Dagen- en nachtenlang zat ze in spanning over het lot van haar ouders en andere geliefden. Ze probeerde koortsachtig alle mobiele nummers om een familielid aan de lijn te krijgen. Zonder resultaat.
„Ik dacht echt dat ze allemaal waren omgekomen. Bij het eerste contact met mijn neef was mijn eerste reactie dat ik God hardop dankte. Ik zat zo vol spanning dat ik niet meer kon bidden, maar ik weet dat andere mensen voor mij hebben gebeden.”
Haar familie in Haïti is er ongedeerd doorheen gekomen.
Maria Verhoef uit Axel (22) kwam in maart terug uit Haïti. Ze deed er een halfjaar lang vrijwilligerswerk voor de stichting Wereldkinderen, die kinderen voorbereidt op een adoptie. Het kindertehuis staat midden in het gebied in Port-au-Prince waarin de verwoesting groot is.
„Toen ik van de ramp hoorde, was ik erg bezorgd om mijn Nederlandse en Amerikaanse vrienden die ik in het land heb opgedaan. Nachtenlang heb ik met hen gechat. Slapen was er niet bij, want ik zat gewoon te vol van alle gebeurtenissen.
Het nieuws in Nederland is volstrekt langs me heen gegaan. De meesten van mijn vrienden zijn gelukkig in veiligheid. Van een paar van hen heb ik nog niets gehoord.”
Maria is in de Amsterdam ArenA om te kunnen praten met lotgenoten die hetzelfde gevoel van machteloosheid hebben.
„Als je nooit in Haïti bent geweest, zegt het land je niet zo veel. Maar als je er vrienden of geliefden hebt wonen, dan voel je je zo machteloos. Je kunt niets, terwijl je er juist zo snel mogelijk naartoe zou willen.”
De kinderen in het tehuis waar Maria vrijwilligerswerk deed, zijn allemaal gespaard gebleven. „Het gebouw is weliswaar zwaar beschadigd, maar de leiding –en ik neem aan ook de kinderen– slapen buiten.”
De mensen met wie Maria via internet contact heeft, zijn vreselijk bang voor naschokken. „Maar ze putten veel kracht uit hun geloof. Ze zeggen ook te ervaren dat er voor hen wordt gebeden. Iemand citeerde vanuit de ellende Psalm 146. Indrukwekkend.”
In een hoek van de zaal zit wat teruggetrokken Gideon Marcelis (22) uit Rotterdam. Op zijn tweede werd hij geadopteerd uit Haïti.
Familie in het land kent hij niet, omdat hij uit een buitenechtelijke relatie voortkwam. Toch is hij vandaag in de ArenA om „het verdriet te delen.”
Als de situatie het toelaat wil de Rotterdammer op korte termijn naar zijn vaderland om te helpen.
„Ik heb een kennis in de Dominicaanse Republiek die me over de grens kan brengen.”
De Amsterdammers Willy Kabula en Lydie Muluila zijn van origine geen Haïtianen, maar Congolezen. Toch voelen ze zich één met het volk van Haïti, zeggen ze.
Kabula: „Op school in Kinshasa raakte ik door een Haïtiaanse docent enorm geïnteresseerd in het land. Ik ben me in het land gaan verdiepen, en ik ben er ook een paar keer geweest. Ik heb zelfs een keer een gesprekje gevoerd met de toenmalige president Aristide in het presidentieel paleis dat afgelopen week is ingestort. In Haïti heb ik in de loop der jaren veel vrienden opgedaan.”
Over hun situatie weet Kabula helemaal niets. „Ik heb tevergeefs geprobeerd hen te bellen. Ook het Rode Kruis kon me niet helpen. De onzekerheid over hun lot is martelend. Gisteren heb ik video-opnamen tevoorschijn gehaald waarop mijn vrienden zijn te zien. Zo heb ik toch het gevoel dat ze dichtbij me zijn.”