Op de motor in Denemarken van top naar top
Het land is amper groter dan Nederland maar telt slechts 5 miljoen inwoners. Daarmee is Denemarken ideaal voor motorrijders die willen genieten van rust en ruimte.
Plaats van samenkomst is Flensburg. In de haven treffen de drie Nederlandse, twee Duitse –van wie er één, de gids Reiner, naar verluidt graag als Deen door het leven zou gaan– en twee Italiaanse bikers elkaar. De laatsten hebben het eerste deel van hun reis per trein afgelegd. Nauwkeurig worden de motoren onder de loep genomen: de toervarianten zijn weliswaar in de meerderheid, maar de snelle ”buikschuiver” en de relaxte chopper met zijn ‘okselfrisstuur’ ontbreken niet.
Toegegeven, de grensstad Flensburg is Duitsland, geen Denemarken. Met die opmerking raak je bij veel Denen echter een gevoelige snaar. Eeuwenlang immers was Flensburg Deens. En niet zomaar een stadje. Nee, in de zestiende eeuw was het een welvarende en voorname handelsstad, de grootste van Denemarken, groter dan de Deense hoofdstad Kopenhagen en het Duitse Hamburg.
In de loop der tijd werden de hertogdommen Sleeswijk en Holstein inzet van een steekspel tussen Duitsland en Denemarken. Pas in 1920 werd de kwestie definitief geregeld. Na een referendum viel Noord-Sleeswijk toe aan Denemarken; het zuiden –inclusief Flensburg– en Holstein werden onderdeel van het Duitse keizerrijk.
De verhouding tussen Duitsers en Denen is tijdens de trip een voortdurend terugkerend thema. Daarbij vertonen de Denen, die hun Vikingverleden nog niet zijn vergeten, hetzelfde gedrag als de Nederlanders. Twee volken die eens de schrik der zee waren, kunnen het nog altijd niet velen dat ze hun voorname positie van weleer zijn kwijtgeraakt.
„Hoe krijg je een Duitser kwaad?” grapt de Deense gids Michael Christiansen, die zich later bij het gezelschap zal voegen. „Door twee jaartallen te noemen: 1945 en 1992.” Het eerste spreekt voor zich, de tweede verwijst naar het Europees kampioenschap voetbal, toen de Denen in de finale de Duitsers versloegen. De Duitsers lachen volop mee. ”Don’t mention the war”, laat de oorlog erbuiten, wordt al snel het ludieke credo.
In Flensburg wordt gas gegeven richting de Deense grens. Doel is de Margrietroute (zie kader) in Jutland. Het eerste deel van de rit voert echter over de snelweg E45 richting Arhus. Het weer is schitterend, rond de 30 graden. Hoewel Reiner regen heeft ‘beloofd’ –„tot op heden hebben we dat nog altijd gehad”– blijven de regenpakken de hele reis in de tas. Ook Denemarken ontsnapt schijnbaar niet aan de klimaatverandering.
Nadat onderweg drie Denen zich bij de groep hebben aangesloten –de stereotiepen over het uiterlijk van motorrijders worden weer eens bevestigd– en de leiding hebben overgenomen, voeren ze hun gasten onder de rook van Skanderborg de snelweg af om vervolgens de bruine bordjes met daarop een margriet richting het merengebied te volgen. Al snel houden ze halt voor een 13 meter hoge stenen toren op de heuvel Ejer Bavnehøj. De toren werd in 1924 gebouwd ter herinnering aan de hereniging met Zuid-Jutland, dat in 1864 aan Pruisen verloren was en na de Eerste Wereldoorlog weer toeviel aan Denemarken.
Lange tijd gingen de Denen ervan uit dat deze top –onderdeel van de golvende heuvelrug in midden-Jutland en nauwelijks alszodanig te herkennen– met zijn 170,86 meter het hoogste punt van Denemarken was. Latere metingen wezen echter uit dat het 3 kilometer verderop gelegen Yding Skovhøj met 172,66 meter de hoogste ‘berg’ is – mits de daarop liggende grafheuvel uit de bronstijd wordt meegerekend.
Hoogte blijkt de Denen parten te spelen. Aan de overzijde van het Mossø-meer ligt het idyllische natuurgebied Himmelbjerget. Hier bevindt zich een soortgelijke, 25 meter hoge toren als op Ejer Bavnehøj – nu gebouwd ter ere van koning Frederik VII, die in juni 1848 de eerste vrije grondwet van Denemarken ondertekende. De top meet 147 meter en gold tot 1847 als ’s lands hoogste punt.
De informatieborden rond de toren bieden helaas alleen informatie in het Deens. Een teken van Deens nationalisme? „Ja”, luidt het stoïcijnse antwoord van ”wannabe-Deen” Reiner, „wie is er nu geïnteresseerd in Denemarken?” Serieus: „Massatoerisme vind je hier niet. Daarvoor moet je naar de stranden aan de westkust. Vandaar.”
Verder gaat de tocht door het Deense heuvelland. Het blijft oppassen voor het grind in de bochten. „Deense automobilisten rijden slecht en nemen de helft van de berm mee”, grapt Michael, die op zijn Harley steevast de koppositie inneemt.
Langs de uitgestrekte graanakkers, malse weilanden en knalgele koolzaadvelden leidt Michael zijn gevolg van het ene mooie plekje naar het andere. Zoals Rold Skov in het noorden van Jutland, met 8600 hectare het grootste en waterrijke bosgebied van Denemarken. Veel bos heeft in de loop de jaren echter plaats moeten maken voor landbouw. Voor de 25 miljoen varkens die Denemarken telt, lacht Reiner. Die zijn op de motor af en toe dan ook goed te ruiken.
Het schilderachtige landschap wordt afgewisseld door pittoreske dorpjes met veelal witgepleisterde kerkgebouwen. Voor veel huizen wappert de rood-witte vlag of wimpel. „Denen hangen hun vlag zelfs in de kerstboom”, weet Reiner.
De kerk in Rye, gebouwd in 1909, wordt met een bezoekje vereerd. Van een gewijde stilte is geen sprake. Voorin klinkt de Windowstune van een opstartende computer en er is iemand druk in de weer met een mobiele telefoon.
„In Denemarken gaat nog amper 10 procent van de bevolking naar de kerk”, vertelt Michael. Om zijn nek hangt als een soort trofee een goud- en zwartkleurige bijl. Die blijkt symbool te staan voor de Vikingencultuur. Denemarken lijkt het christendom in te ruilen voor het heidendom van weleer. Toch blijkt de kerk nog altijd een nuttige functie te vervullen. „Er is altijd een wc in de buurt”, aldus een van de andere Denen.
Maar ook Denemarken kent zijn tobbers. In Mariager bijvoorbeeld, gelegen aan het gelijknamige fjord dat met zijn 35 kilometer de langste is van Denemarken. Leunend op zijn stok lijkt de 84-jarige Deen met zijn baard en vuile slobbertrui welhaast ingehuurd om de sfeer van het oude stadje nog verder op te luisteren. Het christendom boeit hem, „maar waarom al dat vechten”, zo vraagt hij zich af.
Verder gaat de reis weer, over de pont richting Djursland, een schiereiland aan de oostkust van Denemarken. Met 30 graden in een motorpak is het soms flink zweten. Verkoeling zoeken aan een van de vele stranden aan het Kattegat is dan ook geen overbodige luxe. De stranden hier zijn veel prettiger dan de steil aflopende aan de westkust, weet Reiner.
Wie nog niet genoeg mocht hebben van de Deense ‘bergen’, zakt vervolgens gewoon verder af naar het zuiden van Djursland, naar Mols Bjerge om te genieten van het uitzicht op de 137 meter hoge Agri Bavnehøj.
Koninklijke route
Dwars door heel Denemarken loopt de Margrietroute, een 3700 kilometer lange autoweg die uiteraard ook motorrijders van alles heeft te bieden. Het gehele traject, dat is opgeknipt in veertien deelroutes, voert over binnenwegen langs de honderd belangrijkste bezienswaardigheden van Denemarken. De wegen zijn niet geschikt voor touringcars en caravans vanwege de soms nauwe weggedeelten.
De Margrietroute wordt gemarkeerd door een bruin bord met daarop een afbeelding van een margriet, de lievelingsbloem van koningin Margarethe II, die het wegenlint in april 1991 officieel onthulde.
Over overnachtingen hoeven motorrijders en automobilisten zich niet druk te maken. Denemarken kent een uitgebreid netwerk van herbergen, de zogenaamde kro’s. Een aantal daarvan is al eeuwenoud – mede een gevolg van een koninklijk besluit uit 1522, dat bepaalde dat om de 2 mijl een kro moest zijn te vinden.
Veel kro’s ademen nog altijd de sfeer van vroeger dagen. En voor motorrijders bestaat de mogelijkheid ’s morgens een lunchpakket mee te nemen, zodat ze zich onderweg niet druk hoeven te maken over de inwendige mens.
www.visitdenmark.com/holland/nl-nl/menu/turist/turistinformation/fakta-az/margueritruten.htm.