Investeren in de kwaliteit van de zorginstelling én van de opleiding. Dat is het doel van praktijkopleiders. Dinsdagavond krijgen de eerste zes hun diploma op het Hoornbeeck College in Amersfoort. Door hun inzet moeten theorie en praktijk in de zorg- en welzijnssector nog beter op elkaar aansluiten.
In januari gingen negen studenten, in leeftijd variërend van 24 tot 56 jaar, op het Hoornbeeck College in Amersfoort van start met de studie voor praktijkopleider. Elke veertien dagen kropen ze een volle dag in de schoolbanken om zich te trainen in gesprekstechnieken, het begeleiden van leerlingen en stagiairs, hun beoordeling, het omgaan met faalangst en het schrijven van een goed doortimmerd praktijkopleidingsplan.
Gaandeweg de opleiding vielen twee deelnemers af. Zij konden de combinatie werken en leren niet volhouden, mede door ingrijpende reorganisaties op het werk. Eén deelnemer loopt achter op het studieschema en hoopt binnenkort haar opleiding af te ronden. De overige zes krijgen vanavond het papiertje waar ze een jaar lang voor hebben geknokt. Het is „een pittige opleiding”, aldus drs. R. van Beijnum, directeur opleidingen voor de sector gezondheidszorg op het Hoornbeeck.
De studie voor praktijkopleider speelt zich af op niveau 4, het hoogste in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo), en geldt als een zogeheten specialistenopleiding. Ze is alleen toegankelijk voor deelnemers die al een mbo-diploma op niveau 3 of 4 bezitten en minimaal twee jaar werkervaring hebben.
Inhoudelijk
Van Beijnum verwacht dat de praktijkopleider „een must” wordt bij instellingen in de zorg- en welzijnssector. „De beroepsvorming wordt steeds belangrijker. We kennen al werkbegeleiders die zich met stagiairs bezighouden. De praktijkopleider zit daar qua functie boven en heeft niet alleen met de dagelijkse begeleiding te maken, maar is ook inhoudelijk verantwoordelijk voor de kwaliteit van de praktijkopleiding.”
Deelnemers kunnen de opleiding alleen volgen als hun werkgever er volledig achter staat, benadrukt Van Beijnum. „Concreet: Ze moeten één dag in de twee weken vrij kunnen krijgen om naar cursus te gaan. Dat is vanuit de instelling gezien geen verloren tijd, maar een waardevolle investering in de deskundigheid van het personeel.”
De eenjarige studie omvat 1600 uur, aldus opleidingsmanager A. van Vliet. „Daarvan is 30 procent voor theorie, die op school wordt gegeven; 70 procent bestaat uit praktijkopdrachten die in de instelling uitgevoerd moeten worden. De werkgevers hebben daar in de regel geen problemen mee, maar de verslaglegging moet in eigen tijd gebeuren.”
Maatwerk
De opleiding wordt grotendeels gegeven door docenten van het Hoornbeeck College. „Voor bepaalde thema’s, zoals arbeidsrecht, trekken we gastdocenten aan, bijvoorbeeld van de RMU”, aldus Van Vliet. Komende tijd gaat het Hoornbeeck College het cursusprogramma evalueren. De nieuwe groep deelnemers kan daarom pas in augustus volgend jaar starten.
De nieuwe cursus zal de mogelijkheid bieden om voor bepaalde onderdelen vrijstelling te krijgen, zeggen Van Beijnum en Van Vliet. „Als deelnemers op grond van hun eerdere opleiding bepaalde competenties al bezitten, is het onzin die nog een keer aan te bieden. We willen naar individueel maatwerk toe.” Bij voldoende belangstelling zal de opleiding ook op de Hoornbeeck-locatie in Rotterdam worden gegeven.