Grensofficier Harald Jäger schreef in 1989 geschiedenis. Jäger was op 9 november dienstleider bij de grensovergang aan de Bornholmer Strasse. Tienduizenden Oost-Berlijners hadden zich daar die avond verzameld en eisten de opening van de grens. Op eigen houtje gaf Jäger om tien voor half twaalf ’s avonds het bevel de slagbomen te openen.
„Het was de mooiste én de vreselijkste avond van mijn leven”, zegt de nu 66-jarige Jäger op een bijeenkomst in een kapel in Bad Freienwalde, niet ver van Berlijn. „Het was vreselijk omdat mijn wereldbeeld instortte. Ik voelde me zo in de steek gelaten door de partij en de leiders in wie ik, ondanks al mijn kritiek, nog steeds geloofde.” „En tegelijkertijd was het ook de mooiste avond omdat ik het protest in de bevolking langzaam had leren begrijpen en omdat de vreugde bij de mensen zo groot was toen we de grens openmaakten. Mensen kusten ons, ze lieten merken dat we ook een van hen waren.”
Ook Jäger had die avond in de kantine van de grenstroepen de persconferentie meegekregen van Günther Schabovski, de woordvoeder van de DDR-regering. Machteloos en woedend ziet hij toe hoe Schabovski zich verspreekt bij het bekendmaken van de nieuwe reisvrijheid voor de DDR-burgers en die abusievelijk per direct laat ingaan.
Tienduizenden eisten nog diezelfde avond aan de verschillende grensovergangen naar West-Berlijn dat de SED zijn belofte nakwam. Als de menigte zich steeds verder opdringt moet Jäger doen waartoe hij niet bevoegd is en wat hij ook nooit gedaan heeft: zelf een besluit nemen. „Ik moest mijn chef in de centrale meedelen dat ik de grens geopend had.” Die zwijgt lang, en kan niets anders doen dan Jäger zijn zegen geven: „het is goed, jongen.”
Zie ook pag. 2.