Zo zwaar als donderdag is premier Balkenende nog zelden door de oppositie onder handen genomen. De verwijten aan zijn adres tijdens de algemene beschouwingen waren fel en persoonsgericht. „Snapt u zelf wat u voorleest?”
Vriend en vijand waren het erover eens dat premier Balkenende het er slecht afbracht in het debat. „Misschien wel zijn zwakste algemene beschouwingen ooit.”
„Dat komt doordat de oppositie zo op de man speelt”, klonk het in de coalitie. „Wij pakken hem zo stevig aan omdat zijn betoog zo ongelooflijk slap is”, draaide de oppositie de redenering om.
Dat Balkenendes optreden niet sterk was, betwistte niemand. Op de vraag van Thieme (PvdD) waarom er 1,6 miljoen euro is uitgetrokken voor „plezierjacht door het Koninklijk Huis”, wist hij niet veel meer uit te brengen dan „dat dit altijd zo geweest is.” En toen hij aan het eind van de middag zijn beantwoording van de Kamer afsloot, stelde het parlement vol ontzetting vast dat de minister-president, nota bene in een tijd van ongekende economische crisis, het thema ”arbeidsmarkt” niet eens had behandeld. Vergeten misschien? Maar hoe kon dat dan?
Ook Kamervoorzitter Verbeet werd de matige tot slechte beantwoording zat. Geheel tegen de normale gang van zaken in vroeg zij de premier na de dinerpauze zijn betoog, dat hij zelf al had afgesloten, voort te zetten. Om het parlement alsnog adequaat van repliek te dienen.
Even opvallend als het gebrek aan scherpte bij de premier, waren de grimmigheid en hoge toon waarmee de oppositie zich op de persoon van Balkenende stortte. „Leiderschap is niet een opsomming van clichés”, bitste Halsema (GL). „Een ongeïnspireerd oplepelen van ambtelijke teksten”, foeterde Pechtold (D66). „Als u zo volgende week op de G20-conferentie in Pittsburgh optreedt, kunt u beter thuisblijven”, meende Rutte (VVD), die zich bovendien afvroeg of de premier zelf wel begreep wat hij van het papier stond voor te lezen. Kant (SP) uitte zich zelfs onparlementair toen zij na een vraag over de zorgsector verontwaardigd uitriep: „Wat is dat nu weer voor een stom antwoord?”
Onmiskenbaar profiteerde de oppositie van het bericht in Het Financieele Dagblad gistermorgen, dat Balkenende in is voor het permanente voorzitterschap van de Europese Raad van Ministers. De premier mocht dat dan krachtig ontkennen, voor de niet-regeringsfracties was dit gerucht een uitgelezen kans het debat, zoals dat heet, te „framen.” „Ik heb het idee dat u al met uw hoofd in Brussel zit”, verklaarde Rutte de matheid van Balkenende.
Van de coalitiewoordvoerders moest de premier het gisteren niet hebben. Ze kwamen hem maar een enkele keer te hulp en als ze het deden, werden ze al snel overschreeuwd door de goedgebekte Pechtold, Rutte of Halsema. Het verbale talent zit momenteel nu eenmaal meer bij de oppositie dan bij de coalitie.
Vinnig werden Slob (CU), Hamer (PvdA) en Van Geel (CDA) wel toen Rutte ’s avonds een motie van wantrouwen indiende, een motie die gesteund werd door een derde deel van de Kamer, te weten VVD, SP en PVV. Van Geel: „Op een belangrijk moment in de geschiedenis loopt u weg van uw verantwoordelijkheid.” Hamer: „Dit is Mark Rutte onwaardig.” Slob: „U overschreeuwt uzelf. Maar meer nog heb ik het gevoel dat u iemand anders (PVV-leider Wilders, red.) probeert te overschreeuwen. Denkt u daar maar eens over na.”
Rutte gaf echter geen krimp. Kern van zijn betoog: Deze regering neemt haar verantwoordelijkheid niet. Zij schuift een werkelijke aanpak van de crisis vooruit en legt het verzinnen van maatregelen in handen van ambtenaren. „Dit kabinet is in feite al demissionair. Daarom zeggen wij ons vertrouwen erin op.”
Een kabinet dat niet doorpakt. Dat was het beeld dat na de algemene beschouwingen bleef hangen. Alle inspanningen van de coalitie, alle lange betogen van de premier ten spijt.