De cirkel is rond. Ruim twee eeuwen nadat zwarte handen onder toezicht van blanke slavendrijvers het Witte Huis bouwden, betrekt een zwarte Amerikaan de presidentiële ambtswoning om als regeringsleider het opzicht te nemen over de overwegend blanke bevolking van de Verenigde Staten. De burgerrechtenbeweging lijkt een geweldige overwinning te hebben behaald. Maar Obama zal voor de negerbevolking pas echt zijn geslaagd als hij de cirkel van armoede en discriminatie weet te doorbreken.
Zo nam in 1901 George White, als voorlopig het laatste zwarte lid van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden, afscheid. Amerikaanse kranten juichten onbeschaamd dat „zuiverheid en reinheid” weer in het Congres waren teruggekeerd.
De woorden van de zwarte White hadden een profetisch karakter. Afro-Amerikaanse volksvertegenwoordigers zijn tegenwoordig in de Verenigde Staten niet meer op één hand te tellen. Maar dat ooit een niet-blanke president zijn intrek zou nemen in het Witte Huis had hij in zijn stoutste dromen niet kunnen bedenken. Het duurde dan ook meer dan een eeuw voordat het zover was. De weg was lang en moeizaam.
Discriminatie
De weg naar het Witte Huis was voor negers formeel geplaveid met de aanvaarding in 1870 van het vijftiende amendement op de Amerikaanse grondwet. Dat bepaalde dat het stemrecht van burgers niet kon worden „ontnomen of beknot op grond van ras, huidskleur of vroegere staat van slavernij.”
In de praktijk bleken er nog allerlei obstakels te bestaan en werden begin vorige eeuw nieuwe barrières opgeworpen. Met name in het zuiden van de VS slaagden regeringen van afzonderlijke staten erin met allerlei beperkende bepalingen het kiesrecht aan de zwarte burgers te onthouden. Zo mocht in de ene staat een neger pas stemmen als hij goed kon lezen -velen waren analfabeet-, in een andere staat als hij voldoende inkomen had.
Daarnaast werden maatregelen genomen die de scheiding tussen blank en zwart bevorderden. Negers mochten niet in dezelfde treincoupé zitten als blanken, niet hetzelfde openbare toilet gebruiken of dezelfde school bezoeken. Sommige staten gingen zo ver dat blank en zwart bij de eedaflegging voor de rechter niet hun hand op dezelfde Bijbel mochten leggen. Op deze manier werden de zwarten feitelijk tot tweederangsburgers gedegradeerd. In sommige steden stonden zelfs borden met de waarschuwing: ”If black, stay back”.
Tweedeling
De noordelijke staten kenden deze juridische achterstelling van de zwarte bevolking niet. Enerzijds vanwege de discriminatie in het zuiden van de VS, anderzijds vanwege de industriële concentratie in het noordoosten van Amerika zochten veel negers daar een goed heenkomen. Zij vonden er werk, maar wel aan de onderkant van de samenleving. Met als gevolg dat ook daar een tweedeling tussen blank en zwart ontstond.
Tot de afschaffing van de slavernij, in 1863, waren negers een geknecht volk van derderangsburgers. In de eeuw nadien voelden ze zich een apart volk in een land waar ze eigenlijk niet welkom waren.
Doorbraak
Een eerste doorbraak kwam pas in de jaren vijftig van de vorige eeuw. In 1954 concludeerde het Amerikaanse hooggerechtshof dat het principe ”separate but equal” (gescheiden maar gelijk) in strijd was met de grondwet.
Die uitspraak had verstrekkende gevolgen. Daardoor zag president Eisenhower zich in 1957 gedwongen, feitelijk tegen zijn zin, om in te grijpen toen de gouverneur van Arkansas probeerde te verhinderen dat zwarte leerlingen in Little Rock een blanke school bezochten. Het optreden van de federale troepen leidde tot veel onrust, maar uiteindelijk waren de deuren van blanke scholen voorgoed geopend voor niet-blanken. In de volgende jaren haalde het hooggerechtshof een streep door veel wetten die de rassenscheiding legaliseerden.
Bijna gelijktijdig toonde de zwarte bevolking wat de potentiële kracht, waarover George White al in 1901 sprak, waard was. Het begon in 1955 in Montgomery (Alabama), waar Rosa Parks, vermoeid van een lange dag werken, weigerde haar zitplaats in de stadsbus af te staan aan een blanke passagier. Zij werd gearresteerd. Een maandenlange boycot van het stadsvervoer door de zwarte bevolking leidde tot opheffing van de rassenscheiding in de stadsbussen. In november 1956 bepaalde het hooggerechtshof dat zwart en blank dezelfde rechten hadden in het openbaar vervoer; een geweldig resultaat bereikt met een geweldloze actie.
Strijd zonder geweld
Geweldloosheid was voor de baptistenpredikant Martin Luther King het wapen waarmee hij dacht de strijd voor de burgerrechten te kunnen winnen. In 1957 richtte hij de Southern Christian Leadership Conference op. Deze organisatie voerde onder aanvoering van King overal in de zuidelijke staten van de VS geweldloze acties.
De demonstraties leverden steeds weer hetzelfde beeld op: de politie trad hardhandig op tegen negers of keek werkeloos toe als blanken op de zwarten insloegen. De constante factor was dat de demonstrerende negers kalm en vreedzaam bleven.
Dergelijke taferelen, die via de televisie in miljoenen huiskamers kwamen, misten hun uitwerking niet. Zeker in de beginfase van de burgerrechtenbeweging was deze aanpak van King bijzonder effectief.
Het optreden van Martin Luther King en zijn beweging sloeg aan. De verontwaardiging over de rassenscheiding verbreedde zich na 1960; een groeiende groep blanken ging beseffen dat de Afro-Amerikanen onrecht werd aangedaan.
Dat werd zichtbaar toen de zwarte dominee in augustus 1963 de Mars op Washington organiseerde, waar 250.000 Amerikanen -voor een derde deel blanken- aan deelnamen. Bij het Lincoln Memorial, waar Obama komende maandag met bisschop Robinson de inauguratiefestiviteiten zal openen, hield King zijn beroemde rede ”I have a dream”. „Ik heb een droom dat op een dag deze natie zal opstaan en zich zal gaan houden aan de werkelijke betekenis van haar geloof: wij houden deze waarheden voor vanzelfsprekend, dat alle mensen gelijk geschapen zijn.”
De zwarte burgerrechtenbeweging zag haar geweldloze strijd bekroond met de wetten die president Lyndon B. Johnson in 1964 afkondigde. Zij waren bedoeld om een einde te maken aan de rassenscheiding en -discriminatie in het algemeen en -vooral- om het kiesrecht van niet-blanke Amerikanen veilig te stellen.
Blijvende verschillen
Het bleek echter een illusie te zijn dat daarmee de problemen waren opgelost. Er waren nadien momenten dat de droom van Martin Luther King verder weg leek dan ooit. Uitbarstingen van geweld, zoals in 1965 in Los Angeles, bevestigden bij blanken het beeld dat je bij zwarten maar beter de teugels strak kunt houden dan ze vrijheden te geven. De moord op Martin Luther King in 1968 gaf negers op hun beurt het gevoel dat ze nog steeds amper werden geduld.
De kloof van achterdocht en discriminatie is sindsdien bepaald niet gedicht. De Utrechtse historicus Maarten van Rossum suggereert zelfs dat de tegenstelling scherper is geworden. „De zwarten zijn er nu in alle denkbare opzichten slechter aan toe dan de blanken.”
Het gemiddelde inkomen van zwarte gezinnen ligt 40 procent lager dan dat van blanke gezinnen Van alle zwarte kinderen in de VS leeft 45 procent onder de armoedegrens, van blanke kinderen is dat 16 procent. De werkloosheid onder de zwarte beroepsbevolking was in oktober vorig jaar 11,1 procent terwijl die bij de blanken op 5,9 procent lag. Bovendien hebben de niet-blanken vooral laagbetaalde banen zoals portier, vuilnisman en schoonmaker. In alle werkelijk goed betalende beroepen zijn zwarten sterk ondervertegenwoordigd. Van de duizend grootste bedrijven in de VS heeft er maar één een zwarte directeur.
Ook in het onderwijs zijn grote achterstanden. Twee derde van alle zwarte kinderen bezoekt scholen waar vrijwel alle andere kinderen ook zwart zijn en waar het onderwijs onder de maat is. Dat heeft te maken met het feit dat blank en zwart in het algemeen nog altijd gescheiden wonen; de negers in de verpauperde binnensteden, de blanken in de meer welgestelde buitenwijken.
Opvallend is ook dat de beter gesitueerde zwarten in deze blanke buitenwijken nauwelijks getolereerd worden. Sinds de jaren zestig heeft een groep zich weten te ontworstelen aan de armoede en achterstelling. Zo ontwikkelde zich een middenklasse die redelijk goed kan rondkomen. Maar ook die voelt zich door blanken achtergesteld.
Risico
Barack Obama heeft Amerika „change and hope” beloofd. Vooral de niet-blanken verwachtten daar veel van, temeer omdat ze de nieuwe president als een van hun volk beschouwen. Ook hij is immers niet-blank; al blijft er discussie of hij als zoon van een zwarte vader en blanke moeder wel zwart genoeg is. Een groot deel van de zwarte bevolking hoopt en verwacht dat Obama een einde zal maken aan de feitelijke achterstelling waar niet-blanken nog altijd onder lijden.
Tijdens zijn verkiezingscampagne heeft de aankomend president voortdurend gepleit voor het beslechten van de geschillen, het overbruggen van tegenstellingen en voor verzoening. „Ik geloof dat we niet zo verdeeld zijn als de huidige politiek suggereert; dat de droom die we delen sterker is dan de verschillen - want ik ben het levende bewijs van dat ideaal.”
Obama’s inzet voor verzoening en opheffing van discriminatie zal ongetwijfeld groot zijn, maar de last die hij daarmee op zijn schouders heeft geladen, is beslist ook groot. Waarschijnlijk te groot.
Natuurlijk zal Obama streven naar het bestrijden van de armoede in de VS. Maar dat zal nog moeilijker zijn dan in voorgaande tijden omdat de economische crisis de situatie op de arbeidsmarkt ernstig verslechtert. Niet-blanke Amerikanen zullen daar beslist het slachtoffer van zijn - meer nog dan blanken die in het algemeen een hogere scholing hebben en dus meer kans maken op een nieuwe baan.
Het risico bestaat dat de situatie van negers, als gevolg van de economische malaise, niet vooruit, maar juist achteruitgaat. Dat zal leiden tot een geweldige teleurstelling bij de zwarte bevolking van Amerika over Obama. Nota bene, hun eigen president laat hen dan ook nog eens in de steek.
Reserves bij zwarten
Daar komt bij dat er bij een deel van de niet-blanken toch al enige reserve bestaat tegenover Obama. Ds. Jesse Jackson en Andrew Young, twee vooraanstaande leiders uit de burgerrechtenbeweging, hebben in de achterliggende maanden beiden openlijk hun afkeer van Obama laten blijken.
Young, onder president Carter ambassadeur bij de VN, sprak zijn steun uit voor Clinton omdat hij Obama een risicofactor voor Amerika vond. De zwarte predikant Jackson liet zich per ongeluk voor een openstaande microfoon ontvallen dat hij sterke behoefte had om Obama te ontmannen. Weliswaar sprak Jackson later zijn steun uit voor Obama, maar het kwaad was geschied.
De twee zwarte leiders verwoordden wat binnen een deel van de negergemeenschap leeft: Obama is te weinig strijdbaar en is te veel gericht op het compromis en de verzoening. Wanneer de situatie van de niet-blanken tijdens de regering van Obama niet zal verbeteren, zal deze factie aanhang winnen.
Blanke bezwaren
Onder blanken is de sympathie voor negers de laatste decennia niet toegenomen. Een groot deel van hen had die nog wel voor de zwarte strijd om de burgerrechten. Niet voor niets is Martin Luther King een onomstreden nationale held geworden. Maar de bereidheid om de zwarten te helpen is na 1965 danig afgenomen, mede als gevolg van de rellen in zwarte getto’s in de jaren zestig.
Blanke Amerikanen die wel de strijd van de negers om politieke emancipatie steunden, voelen er weinig voor om dat te doen in hun strijd voor verbetering van hun maatschappelijke positie. Voor een deel hangt dat samen met de typisch Amerikaanse mentaliteit dat mensen vooral hun eigen boontjes moeten doppen. Daarbij komt dat veel blanken zich ergeren aan de grote criminaliteit onder de zwarte bevolking. Iedere inspanning ten gunste van negers beschouwen ze als een hopeloos experiment.
Bovendien bezien lagere inkomensgroepen onder de blanken elke vorm van positieve discriminatie van de zwarten met jaloezie. De vraag wordt hardop gesteld: „Waarom worden zij gesteund en moeten wij onszelf zien te redden?” Die vraag zal in de huidige economische situatie alleen maar luider klinken.
Een grote groep blanken heeft ook zijn vragen bij de persoon van Obama zelf. Is hij als niet-blanke wel te vertrouwen? Zal hij de president worden van heel het volk? Zodra hij zich iets te veel ten gunste van de niet-blanke Amerikanen opstelt, zal hem dat kritiek van blanken opleveren.
Slogans
Obama wil een wijd gapende en diepe kloof overbruggen. Hij belooft ”change and hope”. Maar met uitsluitend dat te roepen, zal hij geen brug kunnen slaan. Belangrijker is hoe hij het begrip change, verandering, gaat laden. Zelf zei hij in een interview: „Sloganpolitiek zal in dit land niet langer gezien worden als een aanvaardbare vorm van discussie.”
Dat zal de 44e president van de Verenigde Staten vanaf dinsdag zelf ervaren. Vooralsnog heeft hij vooral mooie woorden gesproken. Maar het komt nu aan op daden. De feniks is inderdaad herrezen. Voor de zwarte bevolking is Obama een teken van hoop. En het is niet uitgesloten dat het daar, helaas voor hen, bij blijft.