Binnenland

Altijd op scherp

Als ze schieten, moeten ze mensen „uitschakelen.” In het uiterste geval doden. Dag en nacht staat een selecte club scherpschutters klaar om in te grijpen bij terreuracties of ernstige misdrijven op Nederlands grondgebied. „Wij zijn een laatste redmiddel.”

Sandor van Leeuwen en Johannes Visscher
19 December 2008 20:40Gewijzigd op 14 November 2020 06:57
Vanuit een helikopter houdt een scherpschutter van de Dienst Speciale Interventies (DSI) de omgeving in de gaten, tijdens een demonstratie in Driebergen. Foto’s ANP
Vanuit een helikopter houdt een scherpschutter van de Dienst Speciale Interventies (DSI) de omgeving in de gaten, tijdens een demonstratie in Driebergen. Foto’s ANP

Of de precisieschutters tien keer op rij van 2 kilometer afstand een glas van een tafel kunnen schieten?„Ga daar maar van uit. Wij krijgen maar één kans”, reageert een in het donker geklede veertiger in een gebouw van het Korps landelijke politiediensten (KLPD) in Driebergen. De man is chef van de antiterreurscherpschutters in Nederland, ofwel de Unit Expertise & Operationele Ondersteuning. Die maakt deel uit van de in 2006 opgerichte Dienst Speciale Interventies (DSI), onder de vlag van het KLPD. De DSI treedt uitsluitend op in Nederland, bij terreuracties en zware misdrijven.

Geheimzinnigheid
Onmiskenbaar hangt rond de scherpschuttersclub van de DSI een waas van geheimzinnigheid. De naam van de chef? Geen denken aan. „Er zijn mensen die daar geïnteresseerd in kunnen zijn.”

Een vraaggesprek met de chef, geflankeerd door een KLPD-voorlichter, verloopt niet bijzonder soepel. Tijdens het anderhalf durende onderhoud klinkt regelmatig een reactie als: „Daar kan en wil ik om veiligheidsredenen niet dieper op ingaan.” Hoe de Nederlandse precisieschutters een terreuractie zoals recent in de Indiase stad Bombay aan zouden pakken? Enigszins gepikeerd wuift de chef de vragen weg.

De man, die zelf vijftien jaar lang deel uitmaakte van een arrestatieteam, heeft een hekel aan het woord elite-eenheid. „Wij doen gewoon ons werk.” Al noemt hij zijn scherpschutters wel „persoonlijkheden die weten waar ze voor staan.”

Rugdekking
De Unit Expertise & Operationele Ondersteuning van de DSI telt enkele tientallen scherpschutters. De mannen -er was ooit een vrouw in dienst- wonen verspreid over Nederland. De unit levert niet alleen scherpschutters, maar ook bijvoorbeeld technisch specialisten, zoals mensen die radarapparatuur bedienen waarmee door een muur ’gekeken’ kan worden.

De precisieschutters trainen week in week uit, in binnen- en buitenland. Ze moeten altijd op scherp staan. Van dichtbij of van vele honderden meters afstand dienen ze hun doel te kunnen raken.

De scherpschutters „staan niet alleen maar vijf dagen per week op de schietbaan”, maar oefenen én treden op met de Unit Interventie van de DSI, voorheen de Bijzondere Bijstandseenheid - Snelle Interventie Eenheid (BBE - SIE) geheten.

Deze Unit Interventie is gespecialiseerd in kleinschalige zogeheten high risk operaties, waarbij explosieven en zware wapens een rol spelen en terreurverdachten bereid zijn te sterven. Als deze antiterreureenheid optreedt, zitten er standaard scherpschutters in het team. „We vormen als scherpschutters een twee-eenheid met de leden van de Unit Interventie”, zegt de chef. „Ze gaan samen op pad, bijvoorbeeld in een auto die op weg is naar een locatie waar zich mogelijk terroristische activiteiten afspelen. Moet er een voertuig van de tegenstander worden klemgereden, dan kiest een scherpschutter ergens positie om andere leden van het team rugdekking te bieden. Ook kan de scherpschutter het terrein verkennen.”

De scherpschutters van de Unit Expertise & Operationele Ondersteuning bieden zo nodig ook ondersteuning aan arrestatieteams van de politie en de Koninklijke Marechaussee. Die partijen vallen bij zo’n samenwerking onder de DSI. Dan gaat het hoofdzakelijk om risicovolle aanhoudingen in de zware misdaad.

Verder kan de DSI de Unit Interventie Mariniers, de vroegere Bijzondere Bijstandseenheid van het Korps Mariniers, inschakelen. In dat geval treden de DSI-precisieschutters dus ook voor die eenheid op. In zo’n situatie is er sprake van grootschalige terreuracties in Nederland.

Ons land telt ook scherpschutters die buiten de DSI opereren. Deze precisieschutters van het Korps Mariniers en het Korps Commandotroepen zijn bijvoorbeeld actief in conflictgebieden elders in de wereld.

Explosieven
Inzet van de scherpschutters van de DSI is gebonden aan „zeer strenge regels”, benadrukt de chef. „Wij oefenen geen defensief maar indien nodig offensief geweld uit. Dat is dus andersoortig geweld dan het geweld dat een politieman gebruikt. We dienen mensen uit te schakelen. Direct. Het kan dus voorkomen dat we een kerel met een bomgordel meteen moeten doden. Daarom is voor elke inzet van de DSI toestemming nodig van de hoofdofficier van justitie, die bepaalt of hij zo nodig de hoogste baas van het openbaar ministerie of de minister nog raadpleegt.”

De tegenstander „bepaalt welk soort geweld gebruikt wordt”, benadrukt de chef. „Soms kunnen we volstaan om bijvoorbeeld iemand op straat achterover te trekken en aan te houden. Of de auto van verdachten klem te rijden en inzittenden te overmeesteren.”

Gefrustreerd
De scherpschutters binnen DSI ondergaan regelmatig psychologische tests. „We bereiden de mensen erop voor dat ze mogelijk mensen moeten doden. Het is logisch dat je van slag bent als je iemand hebt uitgeschakeld. Het zou een slechte zaak zijn als je daar niets bij zou voelen.”

Van belang is dat precisieschutters goed in hun vel zitten, stelt de chef. „Als er zorgen zijn in iemands relatie of als er drank in het spel zou zijn, wil ik dat weten en daarover praten.”

De laatste keer dat een scherpschutter in Nederland een -dodelijk- schot loste, was in 1989. Wrang genoeg liep die actie uit op een drama (zie kader).

Weliswaar worden de scherpschutters van tijd tot tijd ingezet bij acties, maar al jaren hoefden ze niet daadwerkelijk de trekker over te halen. Ondermijnt dat de motivatie van de mannen? De precisieschutterschef fronst zijn wenkbrauwen. „Als iemand gefrustreerd raakt omdat hij geen mensen dood kan schieten, dan zit hij hier niet bij de juiste club. Dan moet hij maar naar Afghanistan gaan, daar heeft hij meer kans op een inzet. Als wij assisteren bij een actie en we weten met z’n allen de boef te pakken zonder dat er gewonden vallen, hebben we ons werk goed gedaan.”

Hoewel bij oefeningen „de werkelijkheid zo veel mogelijk wordt nagebootst”, blijft het toch droogzwemmen, beseft de leider van de DSI-scherpschutters. Hij wijst door het raam naar een 100 meter verderop gelegen pand. „Stel dat onze mannen tijdens een oefening te horen krijgen dat zich daar ergens een man met een shotgun heeft verschanst. Dan weten ze tijdens zo’n training dat ze níet zullen worden beschoten. Het wordt heel anders als er wél een kerel met zo’n wapen op je zit te wachten.”


De verkeerde man
Donderdag 22 juni 1989. Een politiescherpschutter krijgt bevel gericht te schieten om te doden. De actie kent een tragische ontknoping.

Iets voor 7.00 uur verlaat landmachtkolonel K. H. J. van de Kieft zijn woning in Apeldoorn, samen met zijn vrouw. De twee worden overvallen door Stefan Kröger, een voortvluchtige Duitse crimineel, die op zoek is naar een auto. Kröger gijzelt de kolonel. Een buurvrouw alarmeert de politie.

Bij een benzinestation langs de A12 in de buurt van Arnhem stopt de gijzelnemer. De crimineel gijzelt ook de pomphouder. Per telefoon eist hij van de politie een vrijgeleide, geld en drugs. Verder deelt hij mee dat hij zijn revolver zo vasthoudtdat het wapen af zal gaan als er op hem wordt geschoten.

Pogingen van het inmiddels gearriveerde arrestatieteam om contact te leggen, lopen op niets uit. Kröger zit met de kolonel in de auto. Tien minuten later arriveren twee scherpschutters van de -toenmalige- Bijzondere Bijstandseenheid Politie (BBE-P).

Een van de schutters verschanst zich achter een auto van het arrestatieteam, de ander gaat achter een hek liggen.

Om 8.59 uur krijgen de scherpschutters het bericht: „Het licht staat op groen. Als je de kans krijgt, optreden.” Om 9.00 uur precies schiet een van de twee scherpschutters van een afstand van nog geen 18 meter. Twee seconden later vuurt hij nog een keer.

Om 9.01 uur ziet de commandant van het arrestatieteam de verdachte springlevend en nog steeds gewapend. Dan komt het arrestatieteam in actie en wordt de crimineel ingerekend. Voor de kolonel komt hulp te laat. De tweede kogel uit het geweer van de scherpschutter heeft een eind aan zijn leven gemaakt.

Politiewetenschapper Jaap Timmer schreef uitvoerig over het incident. Uit het onderzoek blijkt onder meer dat vrijwel alle voorschriften en procedures niet of niet goed zijn gevolgd. Mogelijk heeft de eerste kogel een draad van een hek geschampt, waardoor de kogel op de autoruit is afgeketst. De tweede kogel ging wel door de ruit, maar viel in delen uiteen. Die kogeldelen raakten de kolonel in het hoofd en in de hand.


„Erg veel scherpschutters voor een klein land”

Nederland telt „wel erg veel scherpschutters”, zo noteerde criminoloog prof. C. Fijnaut in 2004 in zijn rapport over de reorganisatie van het stelsel van speciale eenheden. Het rapport is, na een juridische procedure van een medewerker van deze krant, voor een groot deel openbaar gemaakt.

In het rapport doet Fijnaut voorstellen voor een reorganisatie van het stelsel van speciale eenheden.

Fijnaut stelde onder meer voor de Bijzondere Bijstandseenheid van het Korps Mariniers op te heffen. De hoogleraar bekritiseerde het „dwaze bijverschijnsel” dat de speciale eenheid van de mariniers „reeds jaren alleen maar voltijds oefent en nog eens oefent” en nauwelijks in actie komt, terwijl arrestatieteams van de politie overbelast zijn. Ook zijn er „wel erg veel scherpschutters voor een klein land als Nederland.”

Hij concludeerde dat „het bestaande stelsel dringend toe is aan een grondige herinrichting om zijn wezenlijke tekortkomingen ongedaan te maken.”

Veel van zijn aanbevelingen zijn inmiddels overgenomen. Zo is op 1 juli 2006 de Dienst Speciale Interventies (DSI) opgericht, bedoeld om met name op te treden bij terreuracties. De DSI bestaat uit een gezamenlijke eenheid van politie en leger. Die eenheid heet de Unit Interventie, voorheen de Bijzondere Bijstandseenheid - Snelle Interventie Eenheid. Verder valt onder de DSI de Unit Expertise & Operationele Ondersteuning (UE&OO), met daarin onder anderen de scherpschutters.

Ook kan binnen DSI-verband worden samengewerkt met arrestatieteams van de politie en Koninklijke Marechaussee en met de Unit Interventie Mariniers (UIM), voorheen de Bijzondere Bijstandseenheid Mariniers. Als de UIM in beeld komt, is er sprake van een nationale crisis.

Met name de oprichting van de scherpschuttersclub binnen de Unit Expertise & Operationele Ondersteuning is niet conform het advies van Fijnaut.

Een ambtelijke commissie die in juli een evaluatie uitbracht over de reorganisatie van de speciale eenheden, toonde zich echter niet ontevreden. „Bijna alle ’producten’ zijn opgeleverd”, stelde de commissie. Niettemin vond de commissie dat de DSI „relatief groot is.”

Politiesocioloog Jaap Timmer, verbonden aan de Vrije Universiteit en Hogeschool Windesheim, is kritischer. Een van de belangrijkste aanbevelingen van Fijnaut betrof de opheffing van de twee afzonderlijke scherpschutterseenheden van politie en krijgsmacht, de Bijzondere Bijstandseenheid Politie en de Bijzondere Bijstandseenheid Krijgsmacht.

Fijnaut stelde vervolgens voor dat „een beperkt aantal van de bijbehorende scherpschutters in de toekomst gewoon deel gaat uitmaken van de arrestatieteams.” Timmer deelt de mening van Fijnaut, maar merkt op dat het advies om de scherpschutters over de eenheden te verdelen nog niet is opgevolgd.

De voorheen aparte scherpschutterseenheden zijn opgeheven en vervangen door de Unit Expertise & Operationele Ondersteuning. Timmer: „Vergeleken met de oude situatie is het een verbetering dat politieagenten en militairen zich in de nieuwe eenheid samen voltijds bezighouden met het ’precisievuur’. Om goed te kunnen deelnemen aan een operatie is het echter beter dat een precisieschutter niet in die nieuwe Unit Expertise & Operationele Ondersteuning is ondergebracht, maar dat de schutters zijn toegevoegd aan eenheden die de arrestatie moeten uitvoeren. In vrijwel alle andere landen is dat ook ongeveer zo geregeld.”

De politiewetenschapper stelt dat arrestatieteams steeds vaker een beroep op scherpschutters doen. „In de jaren 80 vier keer, in de jaren 90 elf keer en in de drie jaren 2000, 2001 en 2002 in totaal ook elf keer. Dus de behoefte aan het middel precisievuur is door de tijd sterk gegroeid.” Timmer wijst daarbij op de sterke toename van het aantal gijzelingen en andere vrijheidsbenemingen: meer dan 700 in 2007, volgens cijfers van de politie die het Algemeen Dagblad verzamelde.

Timmer is wel positief over de gewijzigde procedure om scherpschutters sneller te kunnen alarmeren. „Voorheen kon uitsluitend de minister van Justitie daarover beslissen. Nu ligt dat bij de baas van het openbaar ministerie, de voorzitter van het College van procureurs-generaal.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer